Een schematisering van de ondergrond voor het beoordelen van de sterkte of faalkans van een waterkering dient voor geotechnische beschouwingen (berekeningen) in kwantitatieve termen vast te leggen. De ruimtelijke variatie in soortelijk gewicht, doorlatendheid, sterkte-eigenschappen en eventueel stijfheid in de ondergrond, moet representatief geschematiseerd worden. Een dergelijke schematisering wordt vaak in termen van de verticale laagopbouw gegeven, waarbij het accent vaak op het voorkomen van mogelijk ongunstige omstandigheden wordt gelegd.

 

In hoeverre individuele grondeenheden onderscheiden moeten worden hangt af van de betrokken soorten grond en van de vereiste en mogelijke nauwkeurigheid en de mate van zekerheid over de resultaten. De mogelijke en vereiste nauwkeurigheid en zekerheid hangt mede af van de berekeningsmethode en het doel van de beschouwing: bijvoorbeeld een algemene beoordeling van de sterkte of faalkans van een waterkering (globale toetsing) of bijvoorbeeld het versterken van een kering (ontwerp). De schematisering van de gehele grondopbouw in grondeenheden met bijbehorende grondeigenschappen en (eventuele) kansen van voorkomen moet vanuit het perspectief van de toepassing de werkelijke grondopbouw omvatten.

 

DAM gaat uit van een gebiedsindeling waarbij het beschouwde gebied in segmenten (dijkstrekkingen) wordt opgedeeld. Deze indeling is afhankelijk van de ondergrondschematisering. Elk segment bestaat uit een aantal (n) eendimensionale (1D) of tweedimensionale (2D) grondopbouw profielen. Van elk 1D/2D profiel wordt aangegeven met welke kans de relevante typen ondergrond aanwezig zijn op een willekeurige locatie in het segment.

 

 

Bij een volledige deterministische benadering bestaat een segment uit één 1D of 2D grondopbouw met een kans van voorkomen van 100%. In deze situatie zal meestal één segment het gebied bestrijken van één dwarsprofiel.

 

Het ondergrondmodel binnen DAM bestaat uit een aantal verschillende componenten:

  1. Grondeigenschappen
  2. Ondergrondopbouw, 1D of 2D
  3. Ondergrondsegmenten
  4. Locatie ondergrondsegmenten

Er zijn twee manieren waarop het ondergrondmodel in DAM ingelezen kan worden, door middel van:

  1. bestaande methode met een MSoilbase-bestand (*mdb), tabellen (*.csv), 2D-geometriën (*.sti) en een GIS-bestand (*.shp);
  2. nieuwe methode door bovenstaande bestanden in een D-Soil Model bestand te vatten.

 

 Bestaand (DAM 18.1)Nieuw
Grondeigenschappen*.mdb

 

 

 

*soil

 

 

Ondergrondopbouw 1Dsoilprofiles.csv
Ondergrondopbouw 2D*.sti in map Geometries
Ondergrondsegmentsegments.csv
Locatie ondergrondsegmentsegments.shp
  • No labels