Watergentiaan - Nymphoides peltata
Algemeen
Algemene kenmerken |
|
---|---|
Naam soort(en)groep |
Watergentiaan - Nymphoides peltata |
Regio |
Nederland, Europa |
Watersysteem |
meren, kolken, kleiputten, plassen, petgaten, sloten, kanalen en vaarten |
Natuurparameter |
macrofyten |
Factsheet opgemaakt door |
M.P. Weeber |
Habitat beschrijving
Algemeen voorkomen
De watergentiaan komt voor in de laagveen- en rivierkleigebieden van Nederland. Daarbuiten is de soort zeldzaam. In het rivierkleigebied komt de soort voor in oude rivierlopen, die veelal in verbinding staan met de rivier, en langs oevers van kolken en kleiputten. Daarnaast wordt de soort aangetroffen in mesotrofe plassen, petgaten, sloten, kanalen en vaarten #1.
Watergentiaan is een waterplant met ovaalronde, hartvormige ingesneden bladeren die op het wateroppervlak drijven. De bloemen van de watergentiaan zijn geel en waar de watergentiaan domineert wordt hij gerekend tot de associatie Nymphoidetum peltatae. De watergentiaan kan zeer vertakt tientalle vierkante meters beslaan en overwinterd ondergronds met behulp van zijn wortelstok en korte loten. De biomassa is maximaal in de maanden juli- augustus, wanneer de watergentiaan met zijn blad 60-70% van het wateroppervlak kan bedekken #1.
Watergentiaan komt op na het pionierstadium met fonteinkruiden. Watergentiaan zelf wordt echter na enkele jaren, naarmate het organisch materiaal op de bodem toeneemt, verdrongen door gele plomp (Nuphar lutea). Echter waar de watergentiaan in kolken en rivierarmen, die regelmatig overstromen door de naast gelegen rivier, voorkomt kan de soort zich standhouden doordat het organisch materiaal dat zich verzamelt op de waterbodem wordt weggespoeld. Door uitbaggering kan de watergentiaan zich ook langdurig in sloten en kanalen handhaven #1.
Als de watergentiaan voorkomt is dit vaak samen met veenwortel (Polygonum amphibium), stijve waterranonkel (Ranunculus circinatus), smalle waterpest (Elodea nuttallii), schedefonteinkruid (Potamogeton pectinatus), glazig fonteinkruid (Potamogeton lucens) en veelwortelig kroos (Spirodella polyrhiza) #1.
Milieurandvoorwaarden
De watergentiaan geeft voorkeur aan locaties die onderhevig zijn aan enige invloed van de wind #1. Doordat de bladeren boven het wateroppervlak uit moeten komen, komt de watergentiaan alleen in de oeverzone voor. Door de flexibele en lange stengel kan de soort peildynamiek tot op bepaalde hoogte goed verdragen, echter bij droogval is het van belang dat de bodem en de wortelstokken vochtig blijven. De soort is zoutmijdend, maar kan zich in zeer licht brakke situaties handhaven #1.
De watergentiaan beschikt niet over veel reservemateriaal in de wortelstokken, zoals de gele plomp en waterlellie (Nymphaea alba). Hierdoor is helder water van belang wanneer de jonge scheuten naar het wateroppervlak toe groeien en is de plant niet goed bestand tegen slechte (troebele) omstandigheden in het voorjaar #1. De watergentiaan heeft enige voorkeur voor veen en kleibodems, waarbij het van belang is dat het organisch gehalte niet te hoog wordt #1.
Dosis-effect relaties
Stroomschema
Het standplaatsmodel maakt onderscheid in de watersystemen meren, strangen en rivieren.
watersysteem |
omschrijving |
afbakening |
---|---|---|
meren |
hiertoe worden alle stagnante wateren gerekend met een relatief geringe peildynamiek |
stroomsnelheid < 0.1 m/s, amplitude waterpeil < 50 cm |
strangen |
hiertoe worden alle strangen gerekend met een relatief hoge peildynamiek |
de wateren in de uiterwaard, die periodiek onder directe invloed staan van de rivier |
rivieren |
hiertoe worden alle wateren of trajecten van een waterloop met langzaamstromend water gerekend |
stroomsnelheid 0.1 - 0.3 m/s |
Dosis-effectdiagrammen

max. amplitude rivierpeil (m) |
SI |
---|---|
0 |
1 |
5 |
1 |
8 |
0 |
9 |
0 |
Referentie: #1
NB. De maximale amplitude wordt bepaalt als het verschil in het rivierpeil behorende bij de hoogwaterafbvoer (komt gem. 1 dag/jaar voor) en de laagwaterafvoer (komt gem. 5 dagen/jaar voor).

gem. overstroming (dagen/jaar) |
SI |
---|---|
<20 |
0.5 |
20 - 40 |
1 |
> 40 |
0 |
Referentie: #1
NB. Het gaat hierbij om het gemiddeld aantal dagen per jaar dat de uiterwaard via het water in direct contact staat met de rivier, dus als het ware door de rivier wordt overstroomt.

voedselrijkheid (klasse) |
ortho-fosfaatgehalte (mg P/L) |
totaal-stikstofgehalte (mg N/L) |
SI |
---|---|---|---|
voedselarm |
< 0.03 |
< 0.5 |
0.2 |
matig voedselrijk |
0.03 - 0.08 |
0.5 - 1.0 |
0.6 |
voedselrijk |
0.09 - 0.15 |
1.0 - 2.0 |
1 |
zeer voedselrijk |
0.16 - 0.25 |
2.0 - 5.0 |
1 |
extreem voedselrijk |
> 0.25 |
> 5.0 |
0.4 |
Referentie: #1

chloridegehalte (mg/l) |
SI |
---|---|
0 |
1 |
100 |
1 |
150 |
0.9 |
200 |
0.7 |
250 |
0.4 |
300 |
0.2 |
350 |
0 |
400 |
0 |
Referentie: #1

strijklengte (m) |
SI |
---|---|
0 |
1 |
1000 |
1 |
2000 |
0 |
3000 |
0 |
Referentie: #1
NB. Het gaat hierbij om de strijklengte gemten voor de zuidwestenwind (algemene windrichting in Nederland). Hierbij wordt de methode van Valg gebruikt #1.
Onzekerheid en validatie
Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.
De dosis-effect relaties zijn samengesteld aan de hand van een literatuuronderzoek #1
Toepasbaarheid
Deze dosis-effect relaties zijn toepasbaar op allerlei zoete wateren, stagnant tot langzaamstromend en niet droogvallend, zoals meren, plassen, petgaten, sloten, weteringen, vaarten, kanalen, boezems, stadsgrachten, stadsvijvers, laaglandbeken, rivieren, oude meanders, kleiputten en wielen.
Voorbeeld project
Er is geen voorbeeld project
Referenties
1 Duel, H., Specken, B. (1994) Standplaatsmodel Watergentiaan: een model voor het analyseren van de standplaatskwaliteit van wateren voor vegetaties met watergentiaan (Nymphoides peltata). INRO-TNO, Afdeling Planning, Delft. februari 1994