Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

Om een locatie te gebruiken binnen een bepaalde locatie set dient gebruik gemaakt te worden van de voor de betreffende set relevante kolom in de master file (zie Structuur LSM en LTM). Wanneer de waarde in deze kolom op TRUE staat zal de locatie gebruikt worden binnen de set. De enige uitzondering hierop is HABITAT, waar aangegeven dient te worden voor welke subset de locatie gebruikt dient te worden (ijsselmeer of markermeer).

LET OP: Om een locatie te gebruiken binnen een locatieset is vaak meer nodig dan alleen een aanpassing in de master file, namelijk een aanpassing in de gekoppelde locatie attribuut file (zie Locatie attribuut aanpassen hieronder). Als voorbeeld dient voor het kunnen (importeren en) exporteren van een WABES locatie een aanpassen gemaakt te worden in de master file én de locatie attribuut file. In de WABES locatie attribuut file zijn alle WABES locaties gedefinieerd, en ook of deze mee moet komen in de export naar het nc-bestand (zie Locatie export aanpassen en Toevoegen nieuwe locatie hieronder).

Locatie attribuut aanpassen

Om een attribuut van een locatie aan te passen dient simpelweg de waarde in de relevante kolom aangepast te worden. Hiermee kan bijvoorbeeld de BIVAS correctiefactor voor een bepaalde locatie aangepast worden (zie ook de beschrijving van BIVAS kolommen op de pagina van Structuur LSM en LTM).

...

Ook hier geldt dat alle kolommen aangepast kunnen worden behalve de eerste drie en dat voor de parameters gekeken moet worden of de relevante parameters wel aanwezig zijn op de betreffende locatie.

LET OP: Op dit moment worden er geen VONK locaties geexporteerd naar het archief (nc-bestand).

Toevoegen nieuwe locatie

Er kan een nieuwe locatie toegevoegd worden aan de export van een locatie set (bijv. WABES of VONK) door een regel toe te voegen aan de relevante attribute file en deze te voorzien van geschikte data in alle kolommen. Wanneer er een nieuwe project locatie gelinkt wordt aan een LSM locatie (MODEL_ID) die al in de attribute file staat kan deze kolom, evenals MODEL_PARAMETERS, simpewel overgenomen worden. Wanneer dit niet het geval is, zal de gebruiker op moeten zoeken welke parameters beschikbaar zijn op de nieuw toe te voegen LSM locatie. Dit is eenvoudig te zien in de relevante master file, met behulp van de kolommen genoemd in de tabel bij locatie importeren. In de kolom NR kan simpelweg het opeenvolgende nummer neergezet worden. Hieronder volgt een simpel en meer complex voorbeeld voor WABES.

...

  1. In de master file (LSMLT_nodes.csv) moeten de volgende kolommen aangepast worden:
    1. WABES = TRUE
    2. DO_IMPORT = WABES
    3. PAR_IMPORT = WATHTE.struc (waterstand uit struc his file; controleer altijd in welke his-file de locatie voorkomtm, zie de kolomnamen in tabel in Wijzigingen_locaties_import)
  2. Vervolgens kan de attribute file aangepast worden:
    1. NR = 353 (opeenvolgend)
    2. MODEL_ID = 42 (uit master file)
    3. MODEL_PARAMETERS = struc (uit master file)

...

Aangezien het LTM sterk afhangt van het LSM LSMLT (zie Structuur LSM en LTM) is het aanpassen/toevoegen van een LTM locatie redelijk vergelijkbaar. Voor het LTM wordt gebruikt gemaakt van de kolom LTMLT. Locaties die binnen het LTM gebruikt worden hebben in de master file deze kolom op TRUE staan en (naast mogelijke andere entries) in de kolom DO_IMPORT staat LTMLT, in de kolom PAR_IMPORT staat T_OW.