Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Comment: Migration of unmigrated content due to installation of a new plugin
scrollbar

Bovenstroomse maatregelen ter preventie van hoogwaters.

Bovenstroomse maatregelen kunnen worden verdeeld in landgebruiksveranderingen, die zijn gericht om de fractie van de neerslag die de rivier in korte tijd bereikt te laten afnemen; en maatregelen om de afvoer in de rivier zelf te beïnvloeden en zodoende de hoogwatergolf af te vlakken. In hoeverre dergelijke maatregelen effectief zouden kunnen zijn in het voorkomen of beperken van hoogwater vormde een van de onderzoeksdoelen van de IRMA-SPONGE studie. IRMA-SPONGE  was een internationaal project, gefinancierd vanuit verschillende bronnen, multidisciplinair, en vele individuen en organisaties waren erbij betrokken. Onderzoek is uitgevoerd door meer dan 50 wetenschappers vanuit 30 instituten die samen aan 13 projecten meewerkten.  De nadruk van de meeste IRMA-SPONGE projecten lag op de fysische (klimaat,  hydrologie, hydraulica) en ecologische aspecten, en dit heeft voornamelijk geleid tot conclusies en aanbevelingen over de effectiviteit van maatregelen. Deze studie had de volgende resultaten:

Effect van bovenstroomse landgebruiksmaatregelen in het stroomgebied

Wiki MarkupVerandering in landgebruik zoals urbanisatie en ontbossing kunnen significante nadelige gevolgen hebben op piekafvoeren, lage afvoeren en de waterkwaliteit. Deze effecten zijn vooral waarneembaar in de kleine stroomgebieden (brongebied). Daarom is als maatregel voorgesteld om deze ontwikkelingen te keren door de infiltratie van regenwater te doen toenemen, wat een afname van de oppervlakte afstroming naar de
brongebieden tot gevolg heeft. Deze aanpak zou, indien toegepast op een groot deel van het stroomgebied, de basisafvoer vergroten en op lokaal en regionaal niveau de lagere en gemiddelde piekafvoeren doen afnemen, \ ['Ruimte voor Rijntakken'\].

  • Het is aannemelijk dat landgebruik in kleine stroomgebieden effect heeft op hoogwater. Het effect van verandering van landgebruik op de piekafvoeren heeft een directe relatie met de fractie van het stroomgebied waar verandering van landgebruik optreedt. Water retentie door middel van aanpassing van landgebruik kan bruikbaar zijn om de frequentie van extreme afvoeren in kleine stroomgebieden te reduceren en heeft mogelijk ook een verlagend effect op de waterstand van gemiddelde afvoeren in grote stroomgebieden. De effecten op extreme afvoeren zijn in kleinere  stroomgebieden beperkt doordat een extreme afvoer sterk afhangt van type neerslag (convectief t.o.v. advectief) en van initiële condities.
  • Lokale maatregelen zoals de verbetering van stedelijk water beheer (met als doel het vergroten van de infiltratie) hebben alleen effect op een relatief klein gebied en zullen daarom nooit erg effectief zijn voor grotere stroomgebieden. Op de schaal van het Rijn en Maas stroomgebied zullen dergelijke maatregelen echter geen significant effect hebben op beneden-stroomse extreme afvoeren veroorzaakt door langdurige zware regenval over een groot gebied. Dit betekent dat extreme afvoeren in de Rijn en Maas niet  noemenswaardig verlaagd kunnen worden door toepassing van bovenstroomse maatregelen.
  • Bovendien moet gerealiseerd worden dat effecten van klimaatsverandering op de extreme afvoeren veel groter zijn (volgens de huidige studies) dan het compenserende effect van de verandering van landgebruik. Landgebruik verandering kan deze effecten niet compenseren. Tevens moet men zich realiseren dat het terugdraaien van een verandering in landgebruik erg veel tijd kost. Effecten zijn vaak niet te verwachten binnen het tijdbestek dat voor het beheer nodig is. Ontbossing van een dicht woud kan bijvoorbeeld resulteren in hogere jaarlijkse afvoeren en hogere extreme afvoeren. Echter na herbebossing duurt het nog decades tot eeuwen voordat het woud en de bodemstructuur zich voldoende ontwikkeld hebben en de originele hydrologische situatie weer hersteld is.

...