Kleine plevier - Charadrius dubius

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Kleine plevier - Charadrius dubius

Regio

Nederland, Europa

Watersysteem

Gorzen en slikken, oevers

Natuurparameter

vogels

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

http://ivnvechtplassen.org

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen (broedhabitat)

De meeste kleine plevieren broeden in laag en waterrijk Nederland zoals het rivieren- en Deltagebied op de grind-, kiezel en zandbanken. Opspuit- en industrieterreinen, afgravingen, tichelgaten, maar ook akkers of landbouwgronden die schaars begroeid zijn dienen als (kunstmatig) broedhabitat. Bij natuurlijke successie verdwijnt de geschiktheid van het broedhabitat. De natuurlijke broedhabitat wordt, door wisselende waterstanden en rivierdynamiek, van nature vrijgehouden van vegetatie. De kleine plevier wisselt gemakkelijk van broedgebied #1.

Voedselhabitat en strategie

Foerageren gebeurt op slikkig, voedselrijke gebieden in zoete wateren. Zoute wateren worden gemeden. Gewoonlijk zijn de foerageergebieden en broedgebieden niet gescheiden. De kleine plevier foerageert op insecten, vooral keverachtigen, spinnen en andere kleine invertebraten, met name die organismen die op zicht makkelijk nabij het bodemoppervlak gevangen kunnen worden. Keverachtigen kunnen 80% van het dieet uitmaken #1.

Reproductie en migratie

Van april tot augustus wordt er gebroed. Hierbij worden er 3 tot 5 eieren gelegd die na 24 tot 25 dagen uitkomen. In begin juni kunnen er ouders met jongen worden gezien. De jongen vliegen na ongeveer 22 dagen. De najaarstrek vindt plaats in augustus – september. Hierbij trekt de kleine plevier naar ten zuiden van de Sahara. De vogels arriveren in april en mei weer in Nederland #1.

Leeftijd en mortaliteit

Vossen en marterachtigen kunnen het voorzien hebben op de nesten van de kleine plevier. Overstromingen vormen een bedreiging voor het nest #1.

Dosis-effect relaties

Stoomdiagram









Dosis-effect relaties

taludvorm (graden)

HSI

0

1

45

0

60

0

Referentie: #1

ondiep water (klassen)

HSI

aanwezig

1

afwezig

0

Referentie: #1

grondwaterstand (cm)

HSI

< -20

0

-20 tot 0

0.5

0 (maaiveld)

1

Referentie: #1

overstroming (periode)

HSI

sep - apr

1

mei - aug

0

geen

1

Referentie: #1

chloride gehalte (mg/l)

HSI

0

1

300

1

20000

0

Referentie: #1

bedekking kruidenvegetatie (%)

HSI

0

0

10

1

40

1

50

0.7

100

0

Referentie: #1

bos binnen 100 m van slikoever (klassen)

HSI

aanwezig

0

afwezig

1

Referentie: #1

lengte oever zonder begroeiing (m)

HSI

0

0

100

0

350

0.8

450

1

1000

1

Referentie: #1

areaal slikken en zandplaten (ha)

HSI

0

0

2

0.7

10

1

20

1

Referentie: #1

aantal prooien per m2 silk of zandplaat (aantal/m2)

HSI

0

0

10

0.4

80

1

500

1

Referentie: #1

bereikbaarheid voor grondpredatoren (klassen)

HSI

groot

0.5

klein

1

Referentie: #1

Ornithologisch Basisregister #2

ecotoop-gebied

nest

voedsel

open water

 

+

rietvegetaties

 

 

ruigten

 

 

zandige, open ruigten en pioniersvegetaties

++

++

heide stuifzand, veen, open duin

 

 

grasland

 

 

akkers

 

 

struwelen

 

 

bos

 

 

bebouwd gebied

 

 

open gebied

 

 

Het nest wordt gemaakt op de bodem.

Het voedsel wordt gezocht op de bodem en op het wateroppervalk, in de waterkant.

De bepalende factor van voorkomen is de aanwezigheid van zandige pionier vegetatie en/of zandplaten en zoet open water.

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

Deze rekenregels zijn opgesteld aan de hand van een literatuuronderzoek #1.

Toepassingsgebied

Nederland.

Voorbeeld project

Niet aanwezig

Referenties

1 Van der Winden, J., Dirksen, S., Poot, M.J.M., 1996 . HSI-modellen voor 15 oevergebonden broedvogelsoorten. Ministerie van verkeer en waterstaat, Dienst weg en watebrouwkunde, Bureau Waardenburg, februari 1996
2 Sierdsema, H. Broedvogels en beheer. Staatsbosbeheer. SOVON. 1995