|
De zwarte stern is een koloniebroeder en broedt in laagveen moerassen, laagveengraslanden en moerassen in rivierkleigebieden. Kleine aantallen komen nog voor in vennen en hoogvenen. In de Rijkswateren worden de zwarte sterns vooral aangetroffen in de uiterwaarden van de grote rivieren #1.
De nesten worden gebouwd daar waar veel drijvende vegetatie te vinden is, zoals middelgrote moerassen, dode rivierarmen, poelen, maar ook in sloten. De zwarte stern maakt vaak zijn nesten op krabbescheer (Straiotes aloides). Echter ook ander drijvend plantenmateriaal wordt geaccepteerd voor de nestbouw, zoals drijvende wortelstokken van waterlelie, gele plomp, lisdodde, algenmatten, lage oevervegetatie of drijvend materiaal als planken en boomstammen. In het rivierengebied wordt er met name gebroed op zogenoemde nestvlotjes. Verder heeft de zwarte stern, omdat hij verstoringsgevoelig is, een voorkeur voor een leefomgeving met hoge bedekking van drijvende watervegetatie #1.
Peilfluctuatie moet beperkt zijn om het wegspoelen van nesten te voorkomen, om deze reden moeten overstromingen van nesten tijdens het broedseizoen voorkomen worden #1.
Over het algemeen foerageert de Zwarte stern bij de broedplaats, maar afstanden tot zo'n 3 km van de broedplaats zijn mogelijk. De zwarte stern prefereert gebieden met veel grote insecten, kleine vis en amfibieën. De mogelijkheid om te kunnen variëren in prooi is van belang #1.
De kolonies zijn aanwezig van eind april tot eind juli - begin augustus. Het leggen van eieren start in het algemeen vanaf 10 mei en het legsel bestaat uit 3 eieren. Na 19 tot 23 dagen zijn deze uitgebroed en na 16 tot 25 dagen zijn de jongen vliegvlug #1.
Vanaf juli trekt de zwarte stern naar de kust van tropisch Afrika. Vanaf eind april komen de vogels terug #1.
Bij gevaar verlaten de jongen de nesten. Zij schuilen dan in de nabijgelegen vegetatie. Dag-actieve predatoren maken nauwelijks kans, echter nacht-actieve predatoren kunnen een sterke invloed hebben op het nest succes #1.
|
|
|
|
|
ecotoop-gebied |
nest |
voedsel |
---|---|---|
open water |
++ |
++ |
rietvegetaties |
+ |
+ |
ruigten |
|
+ |
zandige, open ruigten en pioniersvegetaties |
|
|
heide stuifzand, veen, open duin |
|
|
grasland |
|
+ |
akkers |
|
|
struwelen |
|
|
bos |
|
|
bebouwd gebied |
|
|
open gebied |
|
|
Het nest wordt gemaakt op het wateroppervlak en aan de waterkant.
Het voedsel wordt gezocht op de onder water, aan het wateroppervlak, aan de waterkant, in de kruilaag en in de stuiklaag.
De bepalende factor van voorkomen is de aanwezigheid van ondiep open water, eilandjes en/of drijvende waterplanten en grote insecten, .
Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.
Deze rekenregels zijn opgesteld aan de hand van een literatuuronderzoek #1.
Deze rekenregels zijn opgesteld voor de zwarte nabij Rijkswateren #1.
Niet aanwezig
1 Van der Winden, J., Dirksen, S., Poot, M.J.M., 1996 . HSI-modellen voor 15 oevergebonden broedvogelsoorten. Ministerie van verkeer en waterstaat, Dienst weg en watebrouwkunde, Bureau Waardenburg, februari 1996
2 Sierdsema, H. Broedvogels en beheer. Staatsbosbeheer.SOVON. 1995