De ecologische omschrijving van diepe, zwak brakke getijdenwateren komt grotendeels overeen met die van zeer diepe brakke getijdenwateren. In het ecotoop diep zwak brakke getijdenwater worden geen waterplanten aangetroffen als gevolg van de diepte, de hoge stroomsnelheid en het hoge sedimentgehalten van het water. De diepe en zeer diepe wateren zijn belangrijk voor anadrome trekvissen en katadrome vissoorten en enkele echte estuariene vissoorten (en krabben en garnalen), als de brakwatergondel, en bezoekers van mariene oorsprong, zoals enkele platvissen. Deze soorten zijn echter meer gebonden aan minder diepe wateren en de intergetijden-zone. In het beddingsubstraat en op de harde oevers en kaden leeft een groot aantal macrofauna-soorten, waarvan een aantal specifiek is voor diepe en zeer diepe brakke getijdenwateren. Hiertoe behoren schelpdieren als mossel en kokkel die in grote dichtheden kunnen voorkomen (schelpdier-banken). Schelpdieren vormen hier tot een diepte van ongeveer 5 meter een belangrijke voedselbron voor (overwinterende) bodemfauna-etende duikeenden.
Binnen deze klasse (Zwak brak en brak getijdenwater - diep), zijn 2 ecotopen gedefinieerd:
- Diep zwak brak getijdenwater met een zandig/slibbig substraat
- Diep zwak brak getijdenwater met een (ver)hard substraat
|
|
