Zomertaling - Anas querquedula
Algemeen
Algemene kenmerken |
|
---|---|
Naam soort(en)groep |
Zomertaling - Anas querquedula |
Regio |
Nederland, Eurazië |
Watersysteem |
Graslanden, moeras, weiden (kleinschalig) |
Natuurparameter |
vogels |
Factsheet opgemaakt door |
M.P. Weeber |
Habitat beschrijving
Algemeen voorkomen (broed- en foerageergebied)
De zomertaling overwinterdt in de Sahel en broed in Nederland in laag-Nederland, inclusief het rivierengebied. De belangrijkste regio’s zijn de veengebieden in Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland en het Rivierengebied. In het zuiden, midden en oosten van Nederland, op de kalk- en voedselarme zandgronden, komt de zomertaling niet voor in oppervlakte wateren kleiner dan 2.5 hectaren. Mogelijk is de aanwezigheid van meerdere kleine wateren bij elkaar in laag Nederland doorslaggevend. In akkerbouwgebieden, waar de sloten smal zijn, ontbreekt de zomertaling geheel. Mogelijk hangt dit samen met smalle sloten, steile oevers en een achterland dat ongeschikt is om te dienen als broedgebied #1.
Het ideale broedhabitat wordt gevormd door waterrijke rietlanden met ondiepe plassen en een grote diversiteit aan verlandingsituaties. Bosachtige omgevingen worden gemeden. Ook op zilte biotopen zoals schorren wordt gebroed. Daarbij komt de zomertaling alleen voor in stilstaand of zwakstromend water met een rijke oevervegetatie #1.
Wanneer de zomertaling in een moeras broedt, zal dit gebied grenzen aan grazige vegetaties. In het rivierenland wordt gekozen voor oude rivierarmen, strangen, wielen, kleiputten en plaatselijk in grienden. De zomertaling is vooral in het broedseizoen een uiterst schuwe vogel en zeer verstoringsgevoelig. Het foerageergebied en het broedgebied zijn niet gescheiden #1.
Voor het vrouwtje van de zomertaling moet het na het foerageren mogelijk zijn om ongezien het water uit te klimmen en het nest weer op te zoeken. Dit om predatie van het nest te voorkomen. Dit maakt ook de uittreedhoogte van belang. Beschotting langs wateren maakt deze uittreedhoogte hoger en heeft daarom een negatief effect.
Voedselhabitat en strategie
De zomertaling heeft voorkeur voor sloten met een waterdiepte van 30 cm of minder, waar het voedsel wordt gezocht. De zomertaling eet plantaardig en dierlijk voedsel dat uit de bovenste waterlagen wordt verzamelt. Dit slobbert hij op of hij pakt het al zwemmend met de kop onderwater. Het dierlijke voedsel bestaat uit insecten en hun larven, molluscen, crustaceeën, wormen, kikkervisjes en kleine visjes. Het plantaardige voedsel bestaat uit stengels, bladeren, wortels, wortelknollen en zaden van diverse soorten waterplanten #1.
Reproductie en migratie
De 6 tot 13 eieren worden vanaf half april tot begin juli gelegd en komen na 21 tot 23 dagen uit. Na mei en tot eind augustus worden de jongen waargenomen. Vanaf augustus verlaten de zomertalingen Nederland en na eind september is de hoofdmoot weg uit Nederland. In maart komen de vogels weer terug naar Nederland #1.
Leeftijd en mortaliteit
Een overstroming leidt tot het mislukken van broedsels. Doordat zomertalingen verstopt in de vegetatie broeden, kan door maaien van de vegetatie zowel het nest als het zomertaling vrouwtje worden getroffen #1.
Dosis-effect relaties
Stroomdiagram
Dosis-effect relaties

maaitijdstip (klassen) |
HSI |
---|---|
tot 15 juni |
0 |
15 juni tot 1 juli |
0.7 |
na 1 juli |
1 |
Referentie: #1
Ornithologisch Basisregister #2
ecotoop-gebied |
nest |
voedsel |
---|---|---|
open water |
++ |
++ |
rietvegetaties |
|
|
ruigten |
+ |
+ |
zandige, open ruigten en pioniersvegetaties |
|
|
heide stuifzand, veen, open duin |
|
|
grasland |
+ |
+ |
akkers |
|
|
struwelen |
|
|
bos |
|
|
bebouwd gebied |
|
|
open gebied |
|
|
Het nest wordt gemaakt op het wateroppervlak, waterkant en bodem.
Het voedsel wordt gezocht op het wateroppervlak, waterkant, bodem en onder water.
De bepalende factoren van voorkomen zijn de aanwezigheid van ondiep (open) water en nat grasland.
Onzekerheid en validatie
Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.
Deze rekenregels zijn opgesteld aan de hand van een literatuuronderzoek #1.
Toepassingsgebied
Nederland
Voorbeeld project
Niet aanwezig
Referenties
1 Van der Winden, J., Dirksen, S., Poot, M.J.M., 1996 . HSI-modellen voor 15 oevergebonden broedvogelsoorten. Ministerie van verkeer en waterstaat, Dienst weg en watebrouwkunde, Bureau Waardenburg, februari 1996
2 Sierdsema, H. Broedvogels en beheer. Staatsbosbeheer.SOVON. 1995