Op 6 oktober 2015 is met het tekenen van een Green Deal het groene licht gegeven voor de uitvoering van het programma Introductie Duurzaam Stortbeheer (iDS). Onderdeel hiervan is het net gestarte project uitvoering Duurzaam Stortbeheer (uDS). In het kader hiervan worden op 3 pilotlocaties praktijkproeven uitgevoerd met duurzaam stortbeheer wat gericht is op het ontwikkelen van een duurzaam alternatief voor het op de lange termijn beheer van stortplaatsen. Het doel van dit programma is door middel van brongerichte maatregelen   en   voorzieningen   op   bestaande   stortplaatsen   een   substantiële   vermindering   van het emissiepotentieel naar bodem en (grond)water en daarmee ook een beperking van de noodzaak van nazorg te bereiken.

De maatregelen behelzen op hoofdlijnen:

  • Beluchten
  • Recirculeren water/gereinigd percolaat en uitspoelen met “schoon” water
  • Microbiologische processen stimuleren (bv. nitriet-infiltratie en anammox-enting)

Bij duurzaam stortbeheer wordt na beëindiging van het storten geen traditionele bovenafdichting meer aangebracht. De verwachting is dat de installaties op de verschillende locaties in het voorjaar van 2017 volledig operationeel zijn.

Om de mogelijkheden nader te verkennen, worden op 3 pilotlocaties praktijkproeven uitgevoerd met duurzaam stortbeheer met als doel informatie te verkrijgen over:

  • de mate van vermindering van het emissiepotentieel van de stortplaats die met duurzaam stortbeheer wordt bereikt;
  • de mate van beperking van de nazorg na sluiting van de stortplaats die met duurzaam stortbeheer wordt bereikt;
  • de methode waarmee het emissiepotentieel van de stortplaats betrouwbaar kan worden vastgesteld;
  • een passende eindafwerking van de stortplaats in geval van toepassing van duurzaam stortbeheer.

Uit de resultaten van een op 9 augustus 2016 met de betrokken partijen gehouden brainstormsessie blijkt dat er grote behoefte bestaat aan nader inzicht in het gedrag van stikstof in het stortmateriaal en de relatie tussen stikstof en koolstof (organisch materiaal). Reden hiervoor is dat de stikstofnorm voor percolaat uit stortplaatsen als beperkend voor de succesvolle uitvoering van Duurzaam Stortbeheer wordt aangemerkt. Inzicht in het gedrag van stikstof in het percolaat geeft uitzicht op de meest effectieve aanpak om stikstof in het percolaat te kunnen verlagen zodat aan de norm kan worden voldaan.

Goede methoden om de belangrijke procesmatige karakteristieken van stikstof en organische stof in zowel de vaste als de vloeistof fase ontbreken. Voor het consortium is ontwikkeling van dergelijke methoden van groot belang.

Het Ministerie (zie MR) heeft de stortbedrijven “beperkte” tijd gegeven (ca. 10 jaar) om de doelstellingen voor het “verduurzamen” te staven; flankerend wetenschappelijk onderzoek is noodzakelijk ten behoeve van tijdige bijsturing van de procesvoering en onderbouwing van een duurzaam verlaagde flux van ammoniumstikstof.

 

Doel van het project

Het ontwikkelen van methoden waarmee kwantitatieve kennis van fysische, chemische en biologische processen voor stikstof en organische stof in stortplaatsen en de ontvangende bodem kan worden vergaard. Dit is van belang om de risico's van emissies van stikstof via percolaat te bepalen. Deze kwantitatieve kennis maakt het mogelijk om doelgerichte maatregelen te nemen om stikstofemissies vanuit stortplaatsen naar het grondwater te reduceren. Ook kan deze kennis gebruikt worden om aangepaste toetsingseisen te laten opstellen voor stikstofemissies die beter gerelateerd zijn aan daadwerkelijke risico’s.

 

Geplande acties

De te beantwoorden onderzoeksvragen draaien om een beter begrip van de stikstofhuishouding in de stort. Vragen zijn onder meer

  • Wat is de relatie tussen de aard van het biologisch afbreekbaar en het oplosbaar stikstofhoudend materiaal in het percolaat? Welk deel van stikstof komt uiteindelijk vrij met het percolaat en op welke termijn komt deze stikstof beschikbaar? Zegt de samenstelling van N-houdende componenten in het percolaat iets over het verloop van processen in het afvalpakket?
  • Wat is de interactie tussen NH4-N en organische stof. Is  kationuitwisseling met vaste organische stof relevant (voortbordurend eerder onderzoek Landgraaf en uitloogonderzoek Andre van Zomeren)? Wat is de interactie NH4-N en in het percolaat opgeloste humuszuren (zie ook toepassing van humuszuren in de landbouw)?  Kan met rondpompen van humuszuren bewerkstelligd worden dat NH4-N versneld wordt uitgespoeld?
  • Wat is de invloed van nitraat/nitriet, in gerecirculeerd percolaat. Hoe kan dit worden gebruikt voor in-situ reiniging. Bijvoorbeeld door Anammox of reactie met DOC of organische microverontreinigingen. Hoe kunnen deze processen worden geoptimaliseerd?
  • Wat is de invloed van beluchting op N in het afvalpakket. Kan dit leden tot nitrificatie en wat gebeurt er volgens met de nitraat/nitriet?

2016: Stap 1: literatuuronderzoek naar wat er precies bekend is over de processen waaraan stikstof onderhevig is (relatie tussen stikstof en organisch stof, bepalende reacties, de rol van microbiële ecosystemen etc.) en naar de meest geschikte meet-en analysemethoden van stikstof in de verschillende verschijningsvormen en het nemen van monsters uit de drie pilotstortplaatsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van reeds uitgevoerd literatuuronderzoek bij aanpalend onderzoek bij de Universteit van Amsterdam (groep Boris Jansen), WUR (Rob Comans) en TU Delft (Timo Heimovaara en Jules van Lier).

2017: Stap 2: laboratoriumonderzoek, dat op basis van de uitkomsten van het literatuuronderzoek zal worden ingericht, naar welke factoren bepalend zijn voor uitspoeling van stikstof in de verschillende mogelijke verschijningsvormen. Voor het laboratoriumonderzoek wordt gebruik gemaakt van monstermateriaal van de pilotlocaties: stortplaats Wieringermeer, Braambergen en/of Kragge. Het benodigde veldonderzoek wordt hiertoe uitgevoerd in samenloop met de gestarte KIBO-studie “Verbreding toepasbaarheid Duurzaam Stortbeheer (vtDS)”

Uitgegaan wordt van uitloog- en afbraakproeven met het verkregen monstermateriaal uit de bewuste stortplaatsen en analyse op relevante stikstofspeciaties in combinatie met organische stoffen, zo nodig microverontreinigingen en microbiële consortia.

Aard en omvang van het laboratorium onderzoek zijn pas na het literatuuronderzoek goed in te schatten. Gezien de complexe problematiek moet er rekening mee worden gehouden dat uitbreiding van het onderzoek nodig is.

Als het laboratoriumonderzoek (stap 2) de verwachtte resultaten heeft opgeleverd dient te worden ingezet op uitvoering van de hieronder beschreven vervolgstappen. Deze vervolgstappen maken geen deel uit van de huidige onderzoeksopzet:

Stap 3: Verificatie en validatie van de laboratoriumresultaten in het veld. Onderzoeksvragen hierbij zijn:

  • Treden identieke processen op onder veldcondities?
  • Is de snelheid van de processen gelijk aan die onder laboratoriumcondities?
  • Wat is de afname factor (afbraak, vastlegging) van stikstof in de voorkomende bodemtypen (inclusief afval)?

Na verificatie en validatie kunnen met de resultaten nieuwe risicogerelateerde toestwaarden voor stikstof afgeleid worden (stap 4: actie ECN/RIVM).

 

Verwachte resultaten

Op basis van het beoogde, met behulp van het laboratoriumonderzoek te verkrijgen, mechanistische inzicht in het gedrag van stikstof (stap 1 en 2) worden de volgende resultaten verwacht:

  1. Een overzicht van maatgevende stikstof omzettingsprocessen voor de betreffende stortplaatsen en de optimale procesomstandigheden.
  2. Een pakket met maatregelen om bij beluchting en percolaatrecirculatie optimale omstandigheden voor reductie van stikstofemissies te creëren. Bijvoorbeeld via de samenstelling en temperatuur van het in het afvalpakket terug te voeren percolaat, de wijze van uitvoering van beluchting en welke redoxcondities moeten worden nagestreefd (bijvoorbeeld volledig oxidatieve of alternerend oxiderende/reducerende omstandigheden).
  3. Een overzicht van de methoden waarmee de maatgevende stikstof omzettingsprocessen kunnen worden vastgesteld en gekwantificeerd.

Specificaties voor percolaatmonitoring gericht op sturingsparameters voor bovengenoemde maatregelen waarmee optimalisatie van de bedrijfsvoering in de pilots t.a.v. stikstofemissies mogelijk wordt.

 

Projectvoortgang en resultaat

  • Literatuurstudie verricht door André van Turnhout TU-D Brainstormsessie begin april uitgevoerd door Deltares.
  • In mei rapportage over analysemethoden aangeleverd en besproken 22 juni 2017.
  • 31 augustus 2017 overleg met Orvion, Deltares en partners over definitieve invulling van het onderzoek wat resulteert de gewijzigde onderzoeksopzet (memo 16 november 2017) waarbij prioriteit gegeven is aan onderdeel 2 "Bemonstering van percolaat":
    Doelstelling van het onderzoek is te bepalen welke micro-organismen detecteerbaar zijn in het percolaat en verantwoordelijk zijn voor de microbiologische omzettingsprocessen van de stikstofcomponenten. Tevens wordt het effect van de behandelingsmethoden (beluchting/doorspoeling) op de microbiologische omzettingsprocessen onderzocht.

    Om de veranderingen in biodiversiteit en het effect van maatregelen op de microorganismen duidelijk te krijgen is uitgegaan van 2 opnames datasets: Één op t=0 (nulsituatie) en één nadat de pilots zijn gestart (t=1) 3 tot 6 maanden na start behandelingsmethoden.
    T=0 meting is in juli 2017 uitgevoerd. Om meer effect te kunnen monitoren is de periode voor de opname voor T=1 in overleg met het consortium verplaatst naar augustus 2019 (ca. 2 jaar na T=0).

    DNA-analyses worden uitgevoerd door Orvion, Deltares is verantwoordelijk voor de interpretatie van de analyses en rapportage. Deltares (met input van kernteam en Orvion) stelt een aantal te toetsen hypothesen op die binnen het project worden onderzocht.


  • Orvion is 0- 22 december 2017 toegetreden als nieuwe partner en heeft de samenwerkingsovereenkomst daartoe ondertekend.

  • Op 14 januari 2020 zijn de voorlopige resultaten van het TKI project besproken met het kernteam Duurzaam Storten. Om een beter inzicht in de effecten te krijgen is in dit overleg voorgesteld om aanvullend onderzoek uit te gaan voeren:

    • Doelstelling van het aanvullend onderzoek is:
      - het verkrijgen van meer inzicht in de variabiliteit van de resultaten en effecten van verdunning door infiltratie van regenwater van het percolaat van 2 pilotlocaties door bemonstering in vergelijkbare perioden (april en augustus);
      - het verkrijgen van aanvullende analysegegevens om trends te identificeren;
      - door middel van interpretatie van gegevens bepalen of:
      o een trend in microbiële activiteit optreedt;
      o DNA codering van actieve soorten/processen (gebaseerd op RNA observatie) toenemen als gevolg van groei.

      De volgende aanvullende werkzaamheden worden uitgevoerd:
      1. Aanvullende analyse van percolaatmonsters van 2 pilotlocaties (april en augustus).
      2. Interpretatie van de resultaten, verwerking van de resultaten in de eindrapportage en presenteren van de resultaten en aanbevelingen voor het consortium.
      3. Additioneel projectmanagement tot eind 2020.
      Kosten voor de analyses (EUR 16.772,-) worden als cashbijdrage vergoed door de partners. Voor de additionele interpretatie, rapportage, presentatie en projectmanagement (EUR 15.000,-)
      is een aanvullende TKI toeslag van EUR 15.000,- gevraagd (27 maart 2020) welke is toegekend.

  • Op 14 juni 2021 is een tweede aanvulling op het onderzoek gevraagd. De aanvulling 2021 bestaat uit:
    - qPCR analyse van universal fungi bleek niet uitvoerbaar door partner Orvion. Na overleg heeft Deltares deze analyse (13 samples) uitgevoerd.
    - Het kernteam verzocht Orvion en Deltares de resultaten voor een breder consortium te presenteren. Hiervoor is een presentatie gehouden op 28 januari 2021.
    - Op verzoek van het kernteam verwerken van commentaar op de eindreportage (voorzien voor juni 2021).
    Voor deze onderdelen is een aanvullende TKI toeslag van EUR 10.000,- gevraagd en toegekend.
  • Het concept rapport is op 24 maart 2021 geleverd aan de consortiumpartners. Het ontvangen commentaar is verwerkt in de eindrapportage "Effect van percolaatcirculatie en aeratie in stortplaatsen op microbiële populaties in het percolaat" (d.d. 14 juli 2021, kenmerk 1230908-000-BGS-0001).

 

  • No labels