Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

De Meervleermuis behoort, net als het merendeel der Europese vleermuizen, tot de familie der Gladneuzen (Vespertilionidae). Het geslacht Myotis is in Europa vertegenwoordigd met 16 13 soorten, waarvan er 8 in Nederland voorkomen. De grootte van de Meervleermuis is van deze de op-één-na-grootste (kop-romp: kop tot romp 6-7 cm ; met een spanwijdte is 25-32 cm); alleen de Vale vleermuis (Myotis myotis) is groter. De Meervleermuis heeft een ronde kop en langwerpige oren zonder insnijding aan de randenheeft een bruine snuit met vrij grote neusknobbels. Haar oren zijn vrij lang met een kort binnenoor. Haar vacht is bruin tot grijsbruin licht tot donker, met een zijdeachtige glans aan de bovenzijde en lichter witgrijs aan de onderkant. Ze kan verward worden met de overeenkomstig gekleurde Watervleermuis (Myotis daubentonii), maar is iets groter, heeft langere oren en vliegt (boven water) sneller en rechtlijniger. Ook de met een batdetector opgevangen echosignalen kunnen verward worden met de signalen die de Watervleermuis uitzendt. De wetenschappelijke naam van de Meervleermuis duidt op de witte haren die langs de onderzijde van het onderbeen zitten (dasys = harig, cnèmè = kuit, in het Grieks).

...

De Meervleermuis heeft in ons land 's zomers een ruime verspreiding in het noorden en westen. De belangrijkste kraamkolonies en fourageergebieden foerageergebieden liggen in het laagveen-, zeeklei- en IJsselmeergebied van Holland, Utrecht, Friesland, Groningen en de waterrijke provincies: Noord en Zuid Holland, Friesland, evenals de Kop van Overijssel. Na de kraamperiode vindt vanaf augustus de paring plaats in paargebieden die de mannetjes hebben ingenomen. Ook in wintergebieden wordt gepaard. Voor de trek naar overwinteringsgebieden legt de Meervleermuis soms lange afstanden af, tot meer dan 300 km350 km. De vrouwtjes vliegen gemiddeld verder dan de mannetjes. De belangrijkste overwinteringsplaatsen in ons land liggen in de mergelgroeves van Zuid-Limburg en in bunkers in het Hollandse duingebied en bij Arnhem; in het bijzonder in bunkers tussen Katwijk en Den Haag overwinteren grote aantallen dieren. Een deel van de Hollandse Nederlandse populatie overwintert in het buitenland, onder andere in de Ardennen, de Eifel. De Friese populatie vliegt grotendeels naar Duitsland (o.a. Sauerland en Teutoburgerwald) #1fortengordel rondom Antwerpen, Calais, Eifel en in de omgeving van Osnabruck.

Voedselhabitat en strategie

De soort vleermuis vliegt na zonsondergang uit, waarbij afstanden tot zo'n 10 km worden overbrugdde vrouwtjes afstanden van gemiddeld 8 km en de mannetjes gemiddeld 12 kilometer afleggen. In het voorjaar en het najaar worden soms afstanden van 25 kilometer tussen verblijfplaats en voedselgebied afgelegd. Tijdens de vlucht worden houtwallenbomenrijen, waterwegen en andere structuren in het landschap gevolgd. Het fourageren gebeurt Vrouwtjes verspreiden zich circulair om de kolonie heen op zoek naar voedsel. Geprefereerde vliegroutes zijn over watergangen, maar ook routes over weilanden en langs bosrand/houtwal worden gebruikt. Meervleermuizen zoeken veelal beschutte routes op omdat daar het insectenaanbod groter is. Sterk verlichte gebieden zoals stads- en dorpskernen worden vermeden. Verder vliegen ze niet over sterk verlichte wegen maar wel onder bruggen en viaducten. Het foerageren gebeurt voornamelijk boven open water, zoals kanalen, vaarten, plassen en meren. De soort vliegt Ook vochtige weilanden en open houtwallen (voornamelijk populier en wilg) nabij water worden als voedselgebied gebruikt. De meervleermuis heeft zich gespecialiseerd in het vangen van op het wateroppervlakte drijvende insecten. Hiervoor vliegt zij met hoge snelheid laag over het water, waarbij insecten met de poten vanaf het water worden 'geschept'. De voornaamste prooien zijn muggen, vliegjes schietmotten en motten #1nachtvlinders.

Reproductie en migratie

De Meervleermuis krijgt zijn jongen in gebouwen zoals kerken, boerderijen en bunkers. Ze migreren jaarlijks naar overwinterings gebieden, die ook in Nederland liggen. Kraamkolonies van de soort bevinden zich in diverse typen gebouwen (kerken, boerderijen, woonhuizen), steevast in de nabijheid van waterrijke gebieden. De mannetjes leven in de kraamtijd solitair of in kleine groepjes #1vrouwtjes wonen tijdens de zomer in grote groepen in kraamverblijfplaatsen. De mannetjes leven solitair of in kleine groepen in mannenverblijfplaatsen. Als zomerverblijfplaats worden voornamelijk spouwmuren van huizen gebruikt, af en toe wordt de soort ook aangetroffen op zolders van kerken. In een kraamverblijf wonen gemiddeld 132 vrouwtjes, de maximale groepsgrootte in Nederland is 750 dieren. Halverwege mei worden de eerste jongen geboren, vanaf de tweede week van juni vliegen deze jongen ook mee met hun moeder. Vanaf half juli start voor de vrouwtjes de migratie naar overwinteringsgebieden, die ook in Nederland liggen.

Leeftijd en mortaliteit

De Meervleermuis kan 15 tot 20 jaar oud worden #1wordt gemiddeld 5 tot 7 jaar oud en krijgt slechts 1 jong per jaar. De hoogst aangetoonde leeftijd is 20,5 jaar.

Dosis-effect relaties

De Meervleermuis legt afstanden van 10 km af om aan voedsel te komen. De slaapplaatsen en het foerageergebied moeten dan ook niet meer dan 10 km uit elkaar liggen.

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelbreedte (km)
typebar
titleBreedte gebied rond open water
dataOrientationvertical
yLabelHGI

breedte (km)

HGI

0 - 10

1

> 10

0

Referentie: #2

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelslaapplaatsen
typebar
titleSlaapplaatsen
dataOrientationvertical
yLabelHGI

slaapplaatsen

HGI

bunkers, kerken, boerderijen

1

woonhuizen

0.5

...