...
Bodemtype | HSI |
---|---|
Veen | 1 |
(Zee)Klei | 0.5 |
Zand | 0.25 |
Heide | 0 |
Hoogveen | 0 |
Kalkarm kustgebied | 0 |
Voorbeeld project
Om de voorspellende kracht van de dosis-effect relaties te testen is er een modeltoepassing gemaakt van het IJsselmeergebied. Er is een straal meegenomen van 30 kilometer rondom het IJsselmeer om rekening te houden met de kolonie locaties (zie onderstaande figuur).
...
De combinatie van ecotopen is bepaald door een buffer van 500 meter rondom de geschikte ecotopen (plus water) heen te leggen. De locatie waarop de ecotopen kruisen is weergegeven als geschikt gebied en op basis van de combinaties uit tabel 4 is een HSI score toegekend.
De HSI van het foerageergebied is bepaald door een straal van 15 km rondom de primaire bebouwing te leggen en binnen die buffer te kijken welke foerageergebieden geschikt zijn (zie onderstaande figuur).
Onzekerheid en validatie
Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.
Toepasbaarheid
Voor een uitgebreidere set dosis-effect relaties is meer literatuur en/of onderzoek nodig. Op basis van de huidige informatie is het erg lastig om de habitatgeschikheid te bepalen voor de Meervleermuis.
Voorbeeld project
Er is geen voorbeeldprojekt beschikbaar voor de Meervleermuis.
Referenties
Toepasbaarheid
De rekenregels zijn toepasbaar in Nederland. Daarbij moet er wel rekening mee gehouden worden dat de rekenregels alleen gelden voor vrouwtjes en een gemiddelde seizoenale weergave geven.
Onzekerheid en validatie
De habitatgeschiktheid die bepaald is aan de hand van de modeltoepassing van het IJsselmeer is gevalideerd met veldecologische data (Haarsma et al., 2009, onderstaande figuur).
Er is niet statistisch berekend hoe goed de modelvoorspelling overeenkomt met de velddata. Maar in combinatie met expert judgement (AJ. Haarsma) zijn de rekenregels en het resultaat als ruim voldoende beoordeeld. De voorspelde HSI komt vrij goed overeen met de voorspelde HSI. Vooral de Weerribben, Beulakerwijde en Belterwijde geven een goed beeld van de werkelijke populatiedichtheden in het gebied. De Oostvaardersplassen en Veluwerandmeren geven een verkeerd beeld. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de ondergrond. Veen is een belangrijke factor en is in de modeltoepassing niet meegenomen. Verder komen ze op Texel ook niet voor omdat ze de afstand over de waddenzee niet overbruggen (dit zou naar voren moeten komen als er rekening zou zijn gehouden met connectiviteit en beschutting tijdens de vliegroute).
Aanbevelingen
Rekenregels
Om een meer realistische voorspelling te maken van de habitatgeschiktheid van de meervleermuis moeten minimaal alle rekenregels mee worden genomen. Vooral bodemtype is een belangrijke indicator omdat daar insecten op voorkomen die sterk geprefereerd worden. Verder zijn de seizoenale verschillen gemiddeld, maar deze kunnen (vooral voor vrouwtjes) verschillen. Zo foerageert een zwanger vrouwtje in een kleinere straal rond de kolonie. Seizoenale verschillen zitten ook tussen winter en zomer. Tijdens de winter migreren ze naar andere locaties. Daarom is het aan te bevelen om per seizoen een model te maken en de bijbehorende rekenregels verder te specificeren. Verder zijn er voor mannetjes zijn nog geen rekenregels opgesteld.
Extra factoren die de voorspelling zouden verbeteren zijn het meenemen van een minimale oppervlakte van 10 km van het foerageergebied (al dan niet verspreid of aan elkaar). Verder zijn bomenrijen vlak langs het water niet specifiek meegenomen in de ecotopenclassificatie. Deze spelen wel een rol in de beschuttingsgraad. Licht is een zeer beperkende factor voor meervleermuizen. Permanent verlichtte wegen en steden worden vermeden. Dorpjes waar `s avonds de lichten uitgaan hebben daardoor de voorkeur.
Modeltoepassing
De modeltoepassing is nu gemaakt voor de HSI van het foerageergebied. Dit kan ook omgedraaid worden. Dan kan er een buffer aangelegd worden rondom de ecotopen combinaties en op basis daarvan kan de geschiktheid van kolonie locaties berekend worden. Verder zou een modeltoepassing met frictiewaarden de connectiviteit mee kunnen nemen.
Referenties
• Haarsma, A-J., A. Verkade, A. Voute, H.J.G.A. Limpens, W. Bongers, F. Bongers, J-W. Vegte, P. Twisk 2006. Nederland, meervleermuisland. Omgaan met meervleermuizen in het landschap. Brochure van VZZ, Leiden, The Netherlands.
• Haarsma, A.-J. & Tuitert, D.A.H 2009: An overview and evaluation of methodologies for locating the summer roosts of pond bats (Myotis dasycneme) in the Netherlands. - Lutra 2009 52 (1): 47-64
• Limpens, H.J.G.A., K. Mostert & W. Bongers (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV, Utrecht.1 Anchor
2