Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

* R4:Langzaam stromende bovenloop op zand; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 0-3 m; bodem > 50% kiezel
* R5:Langzaam stromende midden/benedenloop op zand; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 3-8 m; bodem > 50% kiezel
* R6:Langzaam stromend riviertje op zand/klei; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 8-25 m; bodem > 50% kiezel
* R9: Langzaam stromende bovenloop op kalkhoudende bodem; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 0-3 m; bodem > 50% kalk
* R10: Langzaam stromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 3-8 ; bodem > 50% kalk
* R12: Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 3-8 m; bodem > 50% organisch

Voor nadere specificaties van de bovenstaande watertypen wordt doorverwezen naar: Van der Molen & Pot, 2007

2. Sturende variabelen

De belangrijkste factoren die de kenmerken van een stromend water bepalen zijn het afvoerpatroon en de geomorfologie van het afvoergebied. Deze factoren zijn bepalend voor de range en variatie in de voor vissen belangrijke stuurvariabelen zoals stroomsnelheid, diepte, en substraat. Hiernaast zijn de stuurvariabelen stroomsnelheid, diepte en substraat ook sturend voor de aanwezigheid van aquatische vegetatie, en hebben zo ook een indirect effect op de visfauna.

...