Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

De kennisregels hebben betrekking op de volgende watertypen (codes volgens Van der Molen & Pot (update februari dec. 2007) Referenties en concept- maatlatten voor Meren natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water):
* M14: Matig grote, ondiepe, gebufferde meren;
* M25: Kleine, ondiepe laagveenplassen;
* M27: Matig grote, ondiepe, gebufferde laagveenplassen.

Buiten beschouwing gelaten is M30 (zwak brakke wateren). Het watertype M30, dat met name gekenmerkt wordt door het chloridegehalte (0,3 - 3 mg/l) wordt in mindere mate bepaald door het voorkomen van habitats; voor de vis is hier vooral de aanwezigheid van verbindingen met zoete wateren en de zee bepalend. Op dit moment is het nog niet mogelijk om voor dit watertype rekenregels af te leiden.

...

Bovengenoemde habitats worden ieder gedomineerd door verschillende vissoorten (zie figuur 1). De abundantie van de vissoorten wordt ingevuld door vier indicatoren, die elk een deel van de visgemeenschap weerspiegelen (Higler et al., zonder jaartal). Deze indicatoren zijn gebaseerd op de relatieve biomassa van:
* brasem. Het aandeel brasem neemt in het algemeen toe met de voedselrijkdom van een water. Een sterke dominantie van brasem is kenmerkend voor voedselrijke, troebele en vegetatie-arme wateren.
* baars+blankvoorn in % van alle eurytopen: de eurytopen baars en blankvoorn komen relatief meer voor in heldere (vaak diepere) wateren met veel of weinig submerse vegetatie maar met een gering aandeel oeverzone.
* plantminnende vis: snoek, ruisvoorn, zeelt, kroeskarper, bittervoorn, giebel, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, tiendoornige stekelbaars en vetje komen relatief meer voor in wateren met een groot aandeel submerse- en oevervegetatie en/of overstromingsvlaktes.
* zuurstoftolerante vis: de zuurstof-, pH- en temperatuurtolerante soorten zeelt, grote modderkruiper en kroeskarper zijn indicatief voor plaatsen met periodiek (zeer) lage zuurstofgehaltes zoals ondiep water in verlandingszones.

Bovenstaande "abundantie-indicatoren" beoordelen ieder de kwaliteit van de betreffende habitats in het watersysteem. Hiernaast is het totale aantal vissoorten indicatief voor de diversiteit van het systeem als geheel. In onderstaande afbeelding is schematisch weergegeven hoe de antropogene invloeden via de stuurvariabelen inwerken op het voorkomen van verschillende habitats en bijbehorende visgemeenschappen.

...

indicator

 

brasem

ba + bv

plant

zuurstof

aantal

 

transformatie

geen

wortel

wortel

wortel

geen

dataset

 

NL

NL

D

D

NL

constante

(_)

84.0

2.82

5.13

-1.02

28.1

emergent %

ln(x+1)

 

 

0.58

1.39

-2.83

submers %

wortel

-0.20

0.44

0.37

 

0.64

zichtdiepte (m)

ln(x+1)

-41.0

 

 

 

 

zicht/diepte (_)

_

 

 

 

 

 

oppervlak (ha)

ln(x+1)

 

 

 

 

3.54

afstand tot oever (m)*

ln(x+1)

 

 

-1.00

 

-6.51

adjusted r2

 

0.73

0.54

0.72

0.47

0.51

...