Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Wiki Markup
[home]
{scrollbar}

h1. H2190 - Vochtige duinvalleien


h1. Algemeen
{section}{column:width=80%}
|| Algemene kenmerken || ||
| Naam soort(en)groep | Vochtige duinvalleien |
| Regio | Europa |
| Watersysteem | kustwateren |
| Natuurparameter | Habitattypen |
| HR nr | H2190 |
| Factsheet opgemaakt door | K.E. van de Wolfshaar |{column}{column:width=20%}
{column}{section}

h1. Habitat beschrijving


h3. Algemeen voorkomen

Duinvalleien bevatten in ons land diverse bijzondere plantengemeenschappen, afhankelijk van het ontwikkelingsstadium, de kalkrijkdom van het substraat, het beheer en de hydrologische omstandigheden. Het hier bedoelde habitattype omvat een aantal jonge stadia, die tot zes verschillende plantensociologische verbonden worden gerekend. Latere successiestadia in duinvalleien (heide, struwelen en bossen) behoren tot andere habitattypen (resp. 2140, 2170, 2180). Hele jonge, nog zilte begroeiingen in primaire valleien maken deel uit van het habitattype [H1330 - Schorren en zilte graslanden]).
In voedselarme, heldere duinplassen, drinkpoelen of drinkwaterkanalen komen kranswiergemeenschappen voor van het verbond _Charion fragilis_. Het betreft soortenarme pionierbegroeiingen van hard, zoet tot zwak brak water, waarin Breekbaar kransblad (Chara globularis), Stekelharig kransblad (_Chara major_) of Ruw kransblad (_Chara aspera_) domineren. Op Texel, bij Egmond en op Voorne wordt dit vegetatietype ook in bomtrechters aangetroffen.
In kalkrijke duinvalleien met wisselende grondwaterstanden komen vegetatietypen voor van de verbonden _Hydrocotylo-Baldellion_, _Potamion graminei_ en _Nanocyperion flavescentis_. De pionierbegroeiingen van het laatste verbond worden gekenmerkt door allerlei kleine eenjarigen, waaronder Dwergvlas (_Radiola linoides_), Draadgentiaan (_Cicendia filiformis_) en Dwergbloem (_Anagallis minima_). Het Potamion graminei herbergt planten als Ongelijkbladig fonteinkruid (_Potamogeton gramineus_) en Stijve moerasweegbree (_Echinodorus ranunculoides_). Het _Hydrocotylo-Baldellion_ is in de duinen vooral vertegenwoordigd door het _Samolo-Littorelletum_. Kenmerkend is de combinatie van Waterpunge (_Samolus valerandi_), Stijve moerasweegbree en Oeverkruid (_Littorella uniflora_).
In jonge, kalkrijke, vochtige duinvalleien worden soortenrijke begroeiingen van het _Caricion davallianae_ aangetroffen, die in het natuurbeheer zeer hoog worden gewaardeerd. In deze vegetatie groeit de Annex II-soort Groenknolorchis (_Liparis loeselii_). Verder zijn onder meer Knopbies (_Schoenus nigricans_), Parnassia (_Parnassia palustris_), Grote muggeorchis (_Gymnadenia conopsea_), Honingorchis (_Herminium monorchis_), Vleeskleurige orchis (_Dactylorhiza incarnata_), Moeraswespeorchis (_Epipactis palustris_), Duinrus (_Juncus alpinoarticulatus_ subsp. _atricapillus_), Armbloemige waterbies (_Eleocharis quinqueflora_) en diverse zeldzame blad\- en levermossen aanwezig. Door te maaien kan deze vegetatie langer in stand worden gehouden.

h3. Milieurandvoorwaarden

Vochtige duinvalleien worden gevormd op plaatsen waar jonge duinruggen een strandvlakte afsluiten (primaire duinvalleien) of waar uitstuiving van oudere duinen tot op het grondwater plaatsvindt (secundaire duinvalleien).[#1].

h3. Beheer en ontwikkelingskansen

Dit habitattype is zeer gevoelig voor verdroging [#1].

h1. Dosis-effect relaties

Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van voorkomende plantengemeenschappen, omdat het habitattype zelf een landschapskenmerk is.
\\
h4. Stroomdiagram
\\
{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Bodemtype|Districten|Zoutgehalte|Zuurgraad bodem|Waterstand"
shape = "record"
];


"node3" [
label = "HGI algemeen"
shape = "record"
];



"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];


{flowchart}
\\


h4. Algemene dosis-effect relaties
{section}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Bodemtype|xlabel=bodemtype|yLabel=HGI|dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
||bodemtype||HGI ||
|zand|1|
|lemig zand|1|
|zavel|1|
|klei|1|
|veen|1|
|anders|0|
{chart}
Referentie: [#1]{column}{column:width=50%}
|| district || HGI ||
| Renodunaal | 1 |
| Laagveen | 1 |
| Wadden | 1 |
| Kempens | 1 |
| Subcentreuroop | 1 |
| anders | 0 |
Referentie: [#2]{column}{section}{section}{column:width=30%}
|| Zoutgehalte || HGI ||
| zoet | 1 |
| zeer zoet | 1 |
| anders | 0 |
Referentie: [#1]
{column}{column:width=30%}
|| Zuurgraad bodem || HGI ||
| zwak zuur | 1 |
| neutraal | 1 |
| basisch | 1 |
| anders | 0 |
Referentie: [#1]

{column}{column:width=30%}
|| Waterstand || HGI ||
| ondiep droogvallend water | 1 |
| nat | 1 |
Referentie: [#1]
{column}{section}

h1. Onzekerheid en validatie

(!) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

h1. Toepasbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van de plantengemeenschappen die in dit habitattype zijn opgenomen. Het habitattype zelf is een landschapskenmerk waardoor het erg moeilijk is om relaties te definieren.

h1. Voorbeeld project

Er is geen voorbeeldprojekt beschikbaar.

h1. Referenties

1 {anchor:1} [http://www.minlnv.nl/natura2000]
2{anchor:2} Weeda, E.J., Schaminée, J.H.J., Van Duren, L.. Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland. Deel 1. Wateren, moerassen en natte heiden. KNNV 2000.