scrollbar |
---|
...
Waterplanten - zoet water
Algemeen
Section | ||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Habitat beschrijving
Algemeen voorkomen
Onder de noemer van ondergedoken waterplanten worden vooralsnog alleen planten in zoete wateren gerekend. Het areaal ondergedoken waterplanten is één van de deelmaatlatten voor het biologisch kwaliteitselement 'macrofyten en fytobenthos' binnen de KRW.
Milieurandvoorwaarden
Macrofytengroei wordt in zoete Nederlandse meersystemen voornamelijk bepaald door het lichtklimaat. Omdat het lichtklimaat wordt bepaald door verschillende kenmerken zoals algenconcentratie, zwevend stof, detritus, humuszuren en de achtergrondsextinctie van water, is het vanzelfsprekend dat er voor verschillende meertypen andere dieptes worden gevonden.Graas door herbivore vogels vormt op ondiepe delen eventueel een belemmering. Het type sediment en zoutgehalte zijn voornamelijk van invloed op de soortssamenstelling, en niet zozeer op het totale areaal aan ondergedoken waterplanten. Strijklengte wordt niet als een belemmerende factor gezien voor ondergedoken waterplanten. Schutten (2005) geeft daarentegen aan dat naast lichtklimaat biomechanische verstoring een belangrijke factor kan zijn voor macrofyten. Met name in de late zomer en het najaar, wanneer de
groeipiek van macrofyten voorbij is, zijn ze minder goed bestand tegen vraat en golfslag.
Beheer en ontwikkelingskansen
De ondergedoken waterplanten zijn zeer gevoelig voor het zoutgehalte. Vanaf een zoutgehalte van 0.6 gCl/L neemt de geschiktheid af, en bij 1 gCl/L is de geschiktheid nul (figuur 4.2.1, linker paneel). Waterplanten hebben een minimum percentage licht nodig dat de bodem bereikt. Beheer zou hier rekening mee kunnen houden door bijvoorbeeld buiten het groei seizoen te baggeren.
...