...
Wiki Markup |
---|
Aarts, T., 1995. Habitat Geschiktheid Model: het Bermpje Barbatula barbatulus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Bakker, H., 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Snoek Esox lucius. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Breukelen, S. Van, 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Blankvoorn Rutilus rutilus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. Stichting Atlas Verspreiding Nederlandse Zoetwatervissen. Doetinchem: Media Publishing. ISBN 90-76020-04-03. Grift Grift, R.E., A.D. Buijse, W.L.T. van Densen, M.A.M. Machiels, J. Kranenbarg, J.G.P. Klein Breteler and J.J.G.M. Backx, 2003. Suitable habitats for 0-group fish in rehabilitated floodplains along the Lower River Rhine. River Research and Applications 19: 353-374. Houten, J. van, 1997. Habitat Geschiktheid Model: Winde Leuciscus idus en Serpeling Leuciscus leuciscus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Klein Breteler, J.G.P. & J. Kranenbarg, 2000. Gidssoorten matrix Ecologische Netwerkstudies: Annex vis. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Kranenbarg, J., 2005. Ecosysteemprocessen rivieren. Visfauna: Kennisontwikkeling en toepassing in model HABITAT. WL \| delft hydraulics. Nie, H.W. de & F.T. Vriese, 2001. Referentievisstand in regionale wateren: beken. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB Onderzoeksrapport OND00121. 34 pp. Semmekrot, S., 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Beekprik Lampetra planeri. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Van der Molen (redactie), et al., 2004. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport nr 2004-43. Vriese, T. & M. Beers, 2004. Referenties en maatlatten beken KRW Fase I en II. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. |
Bijlage I
. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Met behulp van het bakjesmodel (dat onderdeel uitmaakt van de KRW-Verkenner) wordt aan de hand van de aanwezige morfologie (dwarsprofielen) en afvoer in een waterloop de procentuele aanwezigheid van stroomsnelheids- en diepteklassen berekend. Vervolgens wordt voor iedere indicatorsoort het percentage geschikt areaal in het waterlichaam berekend (met behulp van gegevens in tabel 3.1 en 3.2). Op basis van expert judgement zijn 5 klassen van geschikt habitat onderscheiden, waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand (zie tabel hieronder).
1. Formules ter bepaling van EKR
| Deelmaatlat soortsamenstelling |
| |
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR soortsamenstelling | |
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG) | GEM van score (BP,BE,RG) | |
R5, R10 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV) | |
R6 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI) | |
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BE,RG, SK,BV) | |
| Deelmaatlat abundantie |
| |
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR abundantie | |
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE) | GEM van score (BP,BE) | |
R5, R10 | Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE) | |
R6 | Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI) | |
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE) | |
|
| Formule totaalscore EKR | |
|
| GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie) | |
De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald. 2. Formules ter bepaling van percentage geschikt habitat indicatorsoorten
De afzonderlijk indicatorsoorten staan model voor de verschillende habitattypen en functies (langzaamstromend, snelstromend, aanwezigheid vegetatie, connectiviteit) die binnen een natuurlijke beek van het betreffende type aanwezig dienen te zijn. Afhankelijk van het beektype verschilt de aanwezigheid van bepaalde habitats en dus ook het aandeel van indicatorsoorten in de natuurlijke situatie.
Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen. Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement.
Formule:
Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren) Voor Winde is dit bijvoorbeeld het percentage habitat dat zich bevindt in stroomsnelheidsklassen V2-V5 en diepteklassen D4-D5 vermenigvuldigd met het minimum van de correctiefactoren schonen en aanwezigheid van migratiebarrières.
Habitatvoorkeur indicatorsoorten
Indicatorsoort | stroomsnelheidsklassen | diepteklassen | habitatcorrectiefactor |
Bermpje | V1,V2,V3 | D2,D3 | schonen, migratiebarrières (R12) |
Riviergrondel | V1,V2 | D2,D3,D4 | schonen |
Beekprik | V1,V2,V3 | D1,D2 | schonen, migratiebarrières (R4, R9) |
Serpeling | V4,V5,V6 | D4,D5 | schonen, migratiebarrières (R5, R10) |
Winde | V2,V3,V4,V5 | D4,D5,D6 | schonen, migratiebarrières (R6) |
Snoek | V1 | D4,D5,D6 | schonen |
Blankvoorn | V1,V2,V3 | D5,D6,D7 | schonen |
Habitatcorrectiefactor intensief onderhoud
Het schonen van beken heeft met name effect op de habitatkwaliteit doordat de aanwezigheid van structuurelementen en wordt aangetast waardoor vissen minder beschutting vinden. Het effect van schonen is ingedeeld in 3 klassen (tabel). Middels de maatregel natuurvriendelijk schonen neemt het percentage van een waterlichaam met intensief onderhoud af (en de habitatcorrectiefactor dus toe).
Percentage waterlichaam met intensief onderhoud | 10-25% | 25-50% | 50-100% |
Correctiefactor factor habitatuitkomst | 0.8 | 0.6 | 0.4 |
Habitatcorrectiefactor migratiebarrières (bijlage 3 gaat dieper in op de achtergrond bij de rekenregels)
Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migreren. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).
Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:
HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)
Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:
- als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
- als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0
Indicatorsoort migratie | Kenmerkend voor watertype | Watertypen op migratieroute |
Beekprik | R4, R9 | migreert binnen waterlichaam |
Bermpje | R12 | migreert binnen waterlichaam |
Serpeling | R5, R10 | R5, R6, R7, R8, R16 |
Winde | R6 | R6, R7, R8, R16, M-typen |
3. Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Op basis van expert judgement zijn hiervoor 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen (zie kopje formules ter bepaling van de ecologische kwaliteit).
4. Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen. Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten. Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituaite in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).
!Vissen in stromende wateren.jpg!De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen. In tabel x zijn voor ieder beektype de kenmerkende/indicator soorten benoemd.
Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen, 2007) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen. Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten. Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituaite in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).
Hoe van abiotiek naar abundantie?
Wat is betekenis van onderstaande tabellen?
Habitatcorrectiefactor
Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement.
...