Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

Wiki Markup
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie.  
De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006).  Onder het kopje "Klassenindeling en scores van deelmaatlat soortsamenstelling" wordt uitgelegd waarom de KRW-Verkenner hier van af wijkt. 
, zoals in bovenstaande tekst is uitgelegd. De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = \[(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)\]/3.

...

Aantal indicatorsoorten per soortgroep in deelmaatlat abundantie
Bij de deelmaatlat abundantie is er voor gekozen om per soortgroep een indicatorsoort te kiezen die model staat voor deze soortgroep. Het is echter ook mogelijk meerdere indicatorsoorten per soortgroep te nemen (bijvoorbeeld alle kenmerkende soorten waarvoor rekenregels beschikbaar zijn). Zo is voor de soortgroep habitatgevoelige soorten nu de Snoek (prefereert stagnante-langzaam stromende habitats) opgenomen als enige indicatorsoort terwijl ook de meeste reofiele soorten (preferen stromende omstandigheden) tot de habitatgevoelige soortgroep gerekend worden. Voor de indicator habitatgevoelige soorten lijkt het gezien de (grote) verschillen in habitatvoorkeur van verschillende indicatorsoorten beter om meerdere soorten mee te nemen. Op deze manier worden de verschillende habitattypen die in een beek thuis horen meegenomen. In de toekomst kan onderzocht worden of dit betere resultaten oplevert.  Aanwezigheid van specifieke habitatsDe habitateisen van de verschillende levensstadia van vissoorten zijn vaak erg verschillend. Zo hebben veel stroomminnende vissen ondiepe grindbedden met een hoge stroomsnelheid nodig om op te paaien. De aanwezigheid van dergelijke specifieke habitats wordt momenteel niet meegenomen omdat dit in een schijn detailniveau suggereert. Het bakjesmodel van de KRW-Verkenner biedt in principe de mogelijkheid om op basis van de stroomsnelheden in het winterhalfjaar te bepalen of stroomsnelheden voldoende hoog zijn voor het blootleggen van grind. Het is echter de vraag in hoeverre dit overeen zal komen met de werkelijke situatie.  WaterkwaliteitEffect van eutrofiering en oplopende temperaturen in de zomer (door gebrek aan beschaduwing en lage stroomsnelheden) op het voorkomen van soorten is een kennisleemte. HerkolonisatieEr is weinig bekend over de mogelijkheden van beeksoorten om beken (over grote afstanden) te herkoloniseren. In beken waar geen bronpopulaties meer in de nabijheid aanwezig zijn is herintroductie mogelijk de enige oplossing om bepaalde soorten terug te krijgen.


8.

...

Bronnen rekenregels en literatuur

Bronnen rekenregels

Image Added

Wiki Markup
Aarts, T., 1995. Habitat Geschiktheid Model: het Bermpje Barbatula barbatulus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.  \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\]
Bakker, H., 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Snoek Esox lucius. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\]
Breukelen, S. Van, 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Blankvoorn Rutilus rutilus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.
Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. Stichting Atlas Verspreiding Nederlandse Zoetwatervissen. Doetinchem: Media Publishing. ISBN 90-76020-04-03. Grift, R.E., A.D. Buijse, W.L.T. van Densen, M.A.M. Machiels, J. Kranenbarg, J.G.P. Klein Breteler and J.J.G.M. Backx, 2003. Suitable habitats for 0-group fish in rehabilitated floodplains along the Lower River Rhine. River Research and Applications 19: 353-374.
Houten, J. van, 1997. Habitat Geschiktheid Model: Winde Leuciscus idus en Serpeling Leuciscus leuciscus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\]
Klein Breteler, J.G.P. & J. Kranenbarg, 2000. Gidssoorten matrix Ecologische Netwerkstudies: Annex vis. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.
Kranenbarg, J., 2005. Ecosysteemprocessen rivieren. Visfauna: Kennisontwikkeling en toepassing in model HABITAT. WL \| delft hydraulics.
Nie, H.W. de & F.T. Vriese, 2001. Referentievisstand in regionale wateren: beken. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB Onderzoeksrapport OND00121. 34 pp.
Semmekrot, S., 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Beekprik Lampetra planeri. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\]
Van der Molen (redactie), et al., 2004. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport nr 2004-43. 
Vriese, T. & M. Beers, 2004. Referenties en maatlatten beken KRW Fase I en II. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.

Bijlage

...

Bijlage 2: Achtergrondinformatie rekenregels

Image Removed

...

1: Correctiefactor aanwezigheid migratiebarrières

Inleiding

De migratiemogelijkheden voor vissen zijn een belangrijke factor voor de ecologische kwaliteit van stromende wateren. Het doel van de migratie is voor de meeste soorten het bereiken van voortplantings- en/of opgroeigebieden. Hiernaast vindt er ook migratie plaats voor het bereiken van foerageer- en overwinteringsgebieden. Voor veel vissoorten geldt dat hun migratieroute via meerdere watertypen (en dus ook waterlichamen) loopt. De aanwezigheid van niet passeerbare kunstwerken is een vorm van degradatie die er toe lijdt dat karakteristieke vissoorten verdwijnen. Dit komt doordat bepaalde habitats die deze soorten voor het ronden van hun levenscyclus nodig hebben niet langer bereikbaar zijn. De aanwezigheid van een beperkt aantal barrières kan al leiden tot het verdwijnen van soorten. Omgekeerd kan het oplossen van migratieknelpunten zorgen voor de terugkeer van verdwenen soorten.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen soorten die migreren binnen het zoete water en soorten die migreren tussen de zee en zoete wateren (diadrome soorten). De soorten die hun levenscyclus binnen het zoetwatersysteem ronden migreren doorgaans over geringere afstanden dan de soorten die een deel van hun leven op zee doorbrengen. De grote trekafstand maakt de zoet-zout migranten zeer kwetsbaar voor de aanwezigheid van barrières. Veel van deze soorten (Steur, Elft, Zeeprik, Zalm, Zeeforel, Fint, Spiering) zijn dan ook uit onze riviersystemen verdwenen of zeer sterk afgenomen. Soorten die leven in de kleinere stromende wateren (beken en riviertjes) migreren veelal op een klein schaalniveau (lokaal-regionaal). Ondanks het geringe schaalniveau waarover migratie plaatsvindt, zijn ook deze soorten (Beekprik, Elrits, Gestippelde alver, Serpeling) in veel Nederlandse beken en riviertjes verdwenen. Dit komt doordat beken en riviertjes, met name in gebieden met een landbouwfunctie, vaak hoge dichtheden kunstwerken bevatten.

...