Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

Voor de deelmaatlat abundantie is per soortgroep (eurytoop, reofiel, migratie regionaal/zee, habitatgevoelig) één indicatorsoort meegenomen die in de natuurlijke toestand algemeen voorkomt in het betreffende beektype. De betreffende indicatorsoort staat model voor de soortgroep waartoe deze behoort. In de gevallen waarbij kennisregels voor meerdere soorten uit een soortgroep beschikbaar waren is op basis van het aandeel van de soort in de referentiesituatie (soort met hoog aandeel is meer karakteristiek) of op basis van expert judgement bepaald welke soort het meest representatief is voor het betreffende beektype. Afhankelijk van het beektype en de beschikbaarheid van rekenregels zijn er binnen de deelmaatlat abundantie zodoende tot maximaal vier indicatorsoorten meegenomen (voor iedere soortgroep één). De abundantiepercentages van de indicatorsoorten zijn gebaseerd op de referentiepercentages uit de concept-maatlatten (Van der Molen, 2006; Vriese & Beers 2004). Deze referentiepercentages zijn bepaald op basis van de kans op voorkomen (KOV) van deze soorten in de verschillende beektypen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de visgegevens in de Atlas-database (De Nie, 1996, 1997), de OVB database Visvangst, gegevens van het natuurhistorisch genootschap Limburg en HGI-modellen van de OVB.

Bijlage 1 geeft een overzicht van de maatlatklassen, de bijbehorende scores en de formules waarmee de ecologische toestand van beken/riviertjes bepaald wordt.

Tabel 3: Onderdelen maatlat vis in beken

Deelmaatlat

Omschrijving

indicatorsoorten (watertype)

Soortsamenstelling

Aanwezigheid van kenmerkende vissoorten voor het betreffende beektype.
Bijlage 1 Tabel 10 bevat de klassengrenzen voor de verschillende ecologische kwaliteitsniveaus van deze deelmaatlat.

- Beekprik (R4, R5, R6, R9, R10)
- Bermpje (R4, R5, R6, R9, R10, R12)
- Riviergrondel (R4, R5, R6, R9, R10, R12)
- Serpeling (R5, R6, R10)
- Winde (R6)
- Blankvoorn (R5, R6, R10)
- Snoek (R5, R6, R10, R12)

Abundantie

Abundantie van de kenmerkende soortgroepen voor het betreffende beektype. Hierbij is voor zover mogelijk
van elk van de onderscheiden soortgroepen eurytoop, reofiel, migratie regionaal/zee, habitatgevoelig een kenmerkende
soort als indicatorsoort meegenomen.
Bijlage 1 Tabel 11 bevat de klassengrenzen voor de verschillende ecologische kwaliteitsniveaus van deze deelmaatlat.

- Beekprik (R4, R9)
- Bermpje (R4, R9, R12)
- Riviergrondel (R5, R6, R10, R12)
- Serpeling (R5, R10)
- Winde (R6)
- Blankvoorn (R5, R6, R10, R12)
- Snoek (R5, R6, R10, R12)

...

De berekening van abiotiek naar de EKR van vissen in beken en kleine rivieren bestaat uit drie stappen, die onderstaand nader worden uitgelegd:
1. berekening van voorkomen soortenaantal en abundantie aan de hand van diepte en stroming;
2. uitvoeren van habitatcorrectiefactor voor migratiebarrieres en intensief onderhoud.
3. berekening van voorkomen van soorten naar EKR;

4.1 Berekening van

...

soortenaantal en abundantie

...

Zoals onder de opzet van de maatlat al werd aangegeven, zijn de rekenregels gebaseerd op de habitatvoorkeur van indicatorsoorten. De indicatorsoorten zijn geselecteerd op grond van twee criteria:
- De soort wordt genoemd als type kenmerkend in de concept-maatlatten (Vriese & Beers, 2004; Van der Molen et al. 2004).
- Er zijn goed onderbouwde kennisregels (op basis van wetenschappelijk onderzoek) aanwezig voor de betreffende soort.

Middels het bakjesmodel dat onderdeel uitmaakt van de KRW-Verkenner wordt aan de hand van de aanwezige morfologie (dwarsprofielen) en afvoer in een waterloop de procentuele aanwezigheid van stroomsnelheids- en diepteklassen berekend. Voor iedere indicatorsoort is bekend bij welke stroomsnelheids- en diepteklassen de soort voorkomt (tabel 4, 5). Aan de hand van de gecombineerde diepte- en stroomsnelheidsgegevens (middels het bakjesmodel) wordt bepaald in hoeverre een waterlichaam geschikt habitat biedt aan de indicatorsoorten die kenmerkend zijn voor het watertype waartoe het waterlichaam behoord.

Bijlage 1 geeft een overzicht van de rekenregels zoals ze in de KRW-Verkenner zijn ingebouwd.

Tabel 4: Klassenindeling stuurvariabelen 'stroomsnelheid' en 'diepte'

...

 

Habitatvoorkeur

 

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen

Diepteklassen

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

Snoek

V1

D4,D5,D6

blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

4.2

...

Habitatcorrectiefactoren: migratiebarrières en intensief onderhoud

Op het habitatpotentieel (zoals berekend aan de hand van diepte en stroming, zie hierboven) wordt een correctiefactor toegepast voor het effect van schonen en de aanwezigheid van migratiebarrières. Het schonen van beken/riviertjes zorgt voor aantasting van het natuurlijk habitat waardoor dit minder geschikt wordt en de draagkracht afneemt. De aanwezigheid van migratiebarrières is van invloed op de bereikbaarheid van geschikte habitats voor migrerende soorten.

...

Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes riviertjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden Winde die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migrerenintrekken. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen (zie tabel 6). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières migratiebarrières binnen waterlichaam:

HCFmigratie HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

...

  • als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie HCFmigratie totaal is HCFmigratie HCFmigratie waterlichaam
  • als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie HCFmigratie totaal = 0

De habitatcorrectiefactor voor migratiebarrieres wordt zowel voor de soortensamenstelling als abundantie meegenomen.

...