Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

De maatlat is opgebouwd uit twee deelmaatlatten; soortsamenstelling en abundantie (tabel 3). Hierbij geeft de deelmaatlat soortsamenstelling een beoordeling t.a.v. voor de aanwezigheid van geschikte habitats en de deelmaatlat abundantie een beoordeling t.a.v. voor de kwantiteit van geschikte habitats voor de visgemeenschap. De score van een deelmaatlat wordt bepaald aan de hand van de leefmogelijkheden voor vier soortgroepen:
* eurytoop;
* reofiel;
* migratie regionaal/zee;
* habitatgevoelig.

Voor indicatorsoorten van ieder van deze soortgroepen zijn kennisregels opgenomen. De rekenregels bevatten voor iedere indicatorsoort de habitatvoorkeur , ten aanzien van voor de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte. Iedere indicatorsoort staat als het ware model voor een bepaald habitattype dat in een natuurlijke beek aanwezig dient te zijn. De ecologische score op een deelmaatlat wordt bepaald door de hoeveelheid geschikt habitat voor de indicatorsoorten in het betreffende beektype.

Voor de deelmaatlat soortsamenstelling worden zijn alle indicatorsoorten meegenomen waarvoor rekenregels beschikbaar zijn en die van nature in het beektype voorkomen meegenomen. Kleine beekjes met een geringe soortdiversiteit hebben weinig indicatorsoorten, terwijl de grotere beken met een grote habitatvariatie en soortdiversiteit meer indicatorsoorten hebben.

Voor de deelmaatlat abundantie is per soortgroep (eurytoop, reofiel, migratie regionaal/zee, habitatgevoelig) één indicatorsoort meegenomen die in de natuurlijke toestand algemeen voorkomt in het betreffende beektype. De betreffende indicatorsoort staat model voor de soortgroep waartoe deze behoort. In de gevallen waarbij kennisregels voor meerdere soorten uit een soortgroep beschikbaar waren is op basis van het aandeel van de soort in de referentiesituatie (soort met hoog aandeel is meer karakteristiek) of op basis van expert judgement bepaald welke soort het meest representatief is voor het betreffende beektype. Afhankelijk van het beektype en de beschikbaarheid van rekenregels zijn er binnen de deelmaatlat abundantie zodoende tot maximaal vier indicatorsoorten  indicatorsoorten meegenomen (voor iedere soortgroep één). De abundantiepercentages van de indicatorsoorten zijn gebaseerd op de referentiepercentages uit de concept-maatlatten (Van der Molen, 2006; Vriese & Beers 2004). Deze referentiepercentages zijn bepaald op basis van de kans op voorkomen (KOV) van deze soorten in de verschillende beektypen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de visgegevens in de Atlas-database (De Nie, 1996, 1997), de OVB database Visvangst, gegevens van het natuurhistorisch genootschap Limburg en HGI-modellen van de OVB.

...