Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

 

 

Deelmaatlat soortsamenstelling

 

Watertype

Soorten in formule

Formules EKR soortsamenstelling

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG)

GEM van score (BP,BE,RG)

R5, R10

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV)

R6

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BE,RG, SK,BV)

 

Deelmaatlat abundantie

 

Watertype

Soorten in formule

Formules

EKR abundantie

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE)

GEM van score (BP,BE)

R5, R10

Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE)

R6

Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE)

 

 

Formule totaalscore EKR

 

 

GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie)

Wiki Markup
\\
\\
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie.  
De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006).  Onder het kopje "Klassenindeling en scores van deelmaatlat soortsamenstelling" wordt uitgelegd waarom de KRW-Verkenner hier van af wijkt. 
De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = \[(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)\]/3.

De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald.   

2.         Formules ter bepaling van percentage geschikt habitat indicatorsoorten

De afzonderlijk indicatorsoorten staan model voor de verschillende habitattypen en functies (langzaamstromend, snelstromend, aanwezigheid vegetatie, connectiviteit) die binnen een natuurlijke beek van het betreffende type aanwezig dienen te zijn. Afhankelijk van het beektype verschilt de aanwezigheid van bepaalde habitats en dus ook het aandeel van indicatorsoorten in de natuurlijke situatie.

Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen.  Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement. 
Formule:

Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren) Voor Winde is dit bijvoorbeeld het percentage habitat dat zich bevindt in stroomsnelheidsklassen V2-V5 en diepteklassen D4-D5 vermenigvuldigd met het minimum van de correctiefactoren schonen en aanwezigheid van migratiebarrières.
  Habitatvoorkeur indicatorsoorten

 

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen

diepteklassen

habitatcorrectiefactor

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

schonen, migratiebarrières (R12)

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

schonen

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

schonen, migratiebarrières (R4, R9)

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

schonen, migratiebarrières (R5, R10)

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

schonen, migratiebarrières (R6)

Snoek

V1

D4,D5,D6

schonen

Blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

schonen

 
Habitatcorrectiefactor intensief onderhoud
Het schonen van beken heeft met name effect op de habitatkwaliteit doordat de aanwezigheid van structuurelementen en wordt aangetast waardoor vissen minder beschutting vinden. Het effect van schonen is ingedeeld in 3 klassen (tabel). Middels de maatregel natuurvriendelijk schonen neemt het percentage van een waterlichaam met intensief onderhoud af (en de habitatcorrectiefactor dus toe).
 

Percentage waterlichaam met intensief onderhoud

10-25%

25-50%

50-100%

Correctiefactor factor habitatuitkomst

0.8

0.6

0.4

 

Habitatcorrectiefactor migratiebarrières

(bijlage 3 gaat dieper in op de achtergrond bij de rekenregels)

Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migreren. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:
HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:
 - als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
- als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0

 

Indicatorsoort migratie

Kenmerkend voor watertype

Watertypen op migratieroute

Beekprik

R4, R9

migreert binnen waterlichaam

Bermpje

R12

migreert binnen waterlichaam

Serpeling

R5, R10

R5, R6, R7, R8, R16

Winde

R6

R6, R7, R8, R16, M-typen

  3.         Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
 De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Op basis van expert judgement zijn hiervoor 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen (zie kopje formules ter bepaling van de ecologische kwaliteit).
 
       4.         Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
 De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen.  Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten. Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven  welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituaite in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).

...

Bijlage 2: Achtergrondinformatie rekenregels

Image Removed

Bijlage 3: Correctiefactor aanwezigheid migratiebarrières

Inleiding

De migratiemogelijkheden voor vissen zijn een belangrijke factor voor de ecologische kwaliteit van stromende wateren. Het doel van de migratie is voor de meeste soorten het bereiken van voortplantings- en/of opgroeigebieden. Hiernaast vindt er ook migratie plaats voor het bereiken van foerageer- en overwinteringsgebieden. Voor veel vissoorten geldt dat hun migratieroute via meerdere watertypen (en dus ook waterlichamen) loopt. De aanwezigheid van niet passeerbare kunstwerken is een vorm van degradatie die er toe lijdt dat karakteristieke vissoorten verdwijnen. Dit komt doordat bepaalde habitats die deze soorten voor het ronden van hun levenscyclus nodig hebben niet langer bereikbaar zijn. De aanwezigheid van een beperkt aantal barrières kan al leiden tot het verdwijnen van soorten. Omgekeerd kan het oplossen van migratieknelpunten zorgen voor de terugkeer van verdwenen soorten.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen soorten die migreren binnen het zoete water en soorten die migreren tussen de zee en zoete wateren (diadrome soorten). De soorten die hun levenscyclus binnen het zoetwatersysteem ronden migreren doorgaans over geringere afstanden dan de soorten die een deel van hun leven op zee doorbrengen. De grote trekafstand maakt de zoet-zout migranten zeer kwetsbaar voor de aanwezigheid van barrières. Veel van deze soorten (Steur, Elft, Zeeprik, Zalm, Zeeforel, Fint, Spiering) zijn dan ook uit onze riviersystemen verdwenen of zeer sterk afgenomen. Soorten die leven in de kleinere stromende wateren (beken en riviertjes) migreren veelal op een klein schaalniveau (lokaal-regionaal). Ondanks het geringe schaalniveau waarover migratie plaatsvindt, zijn ook deze soorten (Beekprik, Elrits, Gestippelde alver, Serpeling) in veel Nederlandse beken en riviertjes verdwenen. Dit komt doordat beken en riviertjes, met name in gebieden met een landbouwfunctie, vaak hoge dichtheden kunstwerken bevatten.

Effecten t.a.v. barrières die worden meegenomen in KRW-Verkenner

De ecologische kwaliteit van stromende wateren voor vissen wordt niet alleen bepaald door de aanwezigheid van geschikte habitats in het betreffende waterlichaam maar ook door de connectiviteit met andere waterlichamen. Daarom wordt de aanwezigheid van migratiebarrières meegenomen binnen de KRW-Verkenner. Er wordt zowel rekening gehouden met de migratiebarrières binnen het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit wordt bepaald als met barrières in andere waterlichamen die op de migratieroute liggen.
Het effect van barrières op de bereikbaarheid van geschikte habitats binnen een waterlichaam wordt bepaald middels een habitatcorrectiefactor. Het areaal geschikt habitat dat in potentie binnen een waterlichaam aanwezig is wordt vermenigvuldigd met deze factor. Hoe minder barrières er aanwezig zijn, hoe groter het areaal geschikt habitat dat bereikbaar is en hoe hoger de factorwaarde. Als er geen barrières zijn heeft de habitatcorrectiefactor een waarde van 1, bij één barrière een waarde van 0,5 (halvering gebied), bij twee barrières een waarde van 0,33 etc.
Ook het effect van migratiebarrières in de waterlichamen die op de trekroute liggen wordt bepaald. In principe betekent de aanwezigheid van een barrière een blokkering van de migratieroute waardoor de stroomopwaarts gelegen habitatgebieden niet bereikbaar zijn. Als er in de stroomafwaarts gelegen waterlichamen één of meer barrières aanwezig zijn betekent dit dat migrerende soorten het stroomopwaartse habitatgebied niet kunnen bereiken en nul scoren (het is evt. mogelijk barrieres te onderscheiden die gedeeltelijk doorlaatbaar zijn). Middels informatie over het watertype, het waternetwerk en de stromingsrichting wordt bepaald welke wateren op de migratieroute van de migrerende indicatorsoort liggen. Bijlage 1 beschrijft hoe de KRW-Verkenner dit doet.

Maatregel opheffen migratie barrières

Het oplossen van vismigratieknelpunten is een maatregel die de optrekbaarheid van stromende wateren verbeterd. Deze maatregel kan geselecteerd worden op waterlichaamniveau en op watersysteemniveau (generieke maatregel). Voor lokaal migrerende soorten, zoals de Beekprik, die hun leefgebied in de kleinere beektypen hebben zal het oplossen van migratieknelpunten op waterlichaamniveau reeds effect sorteren. Voor de soorten die op regionale/nationale schaal migreren zullen ook de migratieknelpunten in de waterlichamen die op de trekroute liggen moeten worden opgelost.

Voorbeeld toepassing rekenregels Winde in Gelderse Vallei

De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:

HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:

  • als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
  • als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0

Ieder beektype heeft een indicatorsoort voor migratie. Voor het type R6 is dit de Winde. De volwassen windes trekken in het voorjaar o.a. riviertjes en beken op om zich voort te planten. Dit gebeurt op regionale-nationale schaal. Om de paai/opgroeigebieden in het type R6 te bereiken moet de Winde veelal andere waterlichamen (o.a. andere R6 waterlichamen, R7, R8, M-typen) passeren. Ten aanzien van de trekroute naar de beken in de Gelderse Vallei zijn er geen migratieknelpunten; bij alle stuwen in de Neder-Rijn en Lek zijn vispassages aangelegd.
Om de Benedenloop Baneveldse Beek te bereiken migreert Winde bijvoorbeeld via de route Eem-Valleikanaal. In de Eem zijn geen barrières aanwezig en in het Valleikanaal is 1 barrière aanwezig. Het totaal aantal barrières op de migratie route naar de Benedenloop Baneveldse Beek bedraagt dus 1 waardoor de HCF 0 is.

Image Removed

Migratieroutes en barrières voor Beekprik en Winde in de beken van de Gelderse Vallei.

Habitatcorrectiefactor voor beken van type R6 Gelderse Vallei (indicatorsoort Winde)

Beek

Aantal barrières

 

Habitatcorrectie factor

 

binnen waterlichaam

trekroute naar waterlichaam

 

Eem (R6)

0

0

1

Valleikanaal (R6)

1

0

0,5

Benedenloop Barneveldse beek (R6)

1

1

0

*)als het mogelijk is om aan te geven bij welke kilometer barrieres zich in een waterlichaam bevinden dan kan de habitatcorrectiefactor, op de volgende manier berekend worden:
HCF = afstand tot 1e barrière/totale lengte waterlichaam

Voor het type R5 is de Beekprik opgenomen als indicatorsoort. De Beekprik werd vroeger regelmatig in verschillende Gelderse beken aangetroffen (Redeke, 1941). De Beekprik migreert over relatief korte afstanden en blijft hiervoor binnen het beeksysteem. Voor de Beekprik wordt aangenomen dat migratie voornamelijk binnen het type R5 zal plaatsvinden. In de Barneveldse Beek zijn bijvoorbeeld 2 niet passeerbare stuwen aanwezig. De habitatcorrectiefactor voor de Beekprik bedraagt hierdoor 0,33 (1/(1+2)).

Toepassing habitatcorrectiefactor op beken type R5 Gelderse Vallei (indicatorsoort Beekprik)

Beek

Aantal barrières

 

Habitatcorrectie factor

 

binnen waterlichaam

trekroute naar waterlichaam

 

Esvelder en Hoevelakense beek (R5)

2

nvt

0,33

Barneveldse beek (R5)

2

nvt

0,33

Woudenbergse grift en Heiligenbergerbeek (R5)

5

nvt

0,17

Modder- en Morsterbeek (R5)

7?

nvt

0,13

Lunterse beek (R5)

5

nvt

0,17

Bijlage 2: Achtergrondinformatie rekenregels

...

Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen, 2007) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen. Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten. Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituaite in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).
Hoe van abiotiek naar abundantie?
Wat is betekenis van onderstaande tabellen?

Habitatcorrectiefactor
Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement.

Op dit habitatpotentieel wordt tenslotte een correctiefactor toegepast voor het effect van schonen en de aanwezigheid van migratiebarrières. Het schonen van beken/riviertjes zorgt voor aantasting van het natuurlijk habitat waardoor dit minder geschikt wordt en de draagkracht afneemt. De aanwezigheid van migratiebarrières is van invloed op de bereikbaarheid van geschikte habitats voor migrerende soorten (bijlage 3 gaat hier dieper op in).

Formule:
Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren)

Voor Winde is dit bijvoorbeeld het percentage habitat dat zich bevindt in stroomsnelheidsklassen V2-V5 en diepteklassen D4-D5 vermenigvuldigd met het minimum van de correctiefactoren schonen en aanwezigheid van migratiebarrières.

Habitatvoorkeur indicatorsoorten

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen d

iepteklassen

habitatcorrectiefactor

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

schonen, migratiebarrières (R12)

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

schonen

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

schonen, migratiebarrières (R4, R9)

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

schonen, migratiebarrières (R5, R10)

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

schonen, migratiebarrières (R6)

Snoek

V1

D4,D5,D6

schonen

Blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

schonen

Habitatcorrectiefactor intensief onderhoud
Het schonen van beken heeft met name effect op de habitatkwaliteit doordat de aanwezigheid van structuurelementen en wordt aangetast waardoor vissen minder beschutting vinden. Het effect van schonen is ingedeeld in 3 klassen (tabel). Middels de maatregel natuurvriendelijk schonen neemt het percentage van een waterlichaam met intensief onderhoud af (en de habitatcorrectiefactor dus toe).

Percentage waterlichaam met intensief onderhoud

10-25%

25-50%

50-100%

Correctiefactor factor habitatuitkomst

0.8

0.6

0.4

Habitatcorrectiefactor migratiebarrières (bijlage 3 gaat dieper in op de achtergrond bij de rekenregels)
Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migreren. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:

HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:

  • als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
  • als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0

Indicatorsoort migratie

Kenmerkend voor watertype

Watertypen op migratieroute

Beekprik

R4, R9

migreert binnen waterlichaam

Bermpje

R12

migreert binnen waterlichaam

Serpeling

R5, R10

R5, R6, R7, R8, R16

Winde

R6

R6, R7, R8, R16, M-typen

Formules ter bepaling van uiteindelijke EKR
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie.

De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006). Onder het kopje "Klassenindeling en scores van deelmaatlat soortsamenstelling" wordt uitgelegd waarom de KRW-Verkenner hier van af wijkt.

De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = (reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)/3.

De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald.

...

 

...

Deelmaatlat soortsamenstelling

...

 

...

Watertype

...

Soorten in formule

...

Formules EKR soortsamenstelling

...

R4, R9

...

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG)

...

GEM van score (BP,BE,RG)

...

R5, R10

...

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

...

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV)

...

R6

...

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

...

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI)

...

R12

...

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

...

GEM van score (BE,RG, SK,BV)

...

Deelmaatlat abundantie

...

 

...

Watertype

...

Soorten in formule

...

Formules EKR abundantie

...

R4, R9

...

Beekprik (BP), Bermpje (BE)

...

GEM van score (BP,BE)

...

R5, R10

...

Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

...

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE)

...

R6

...

Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

...

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI)

...

R12

...

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

...

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE)

...

 

...

 

...

Formule totaalscore EKR


 

Deelmaatlat soortsamenstelling

 

Watertype

Soorten in formule

Formules EKR soortsamenstelling

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG)

GEM van score (BP,BE,RG)

R5, R10

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV)

R6

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BE,RG, SK,BV)

 

Deelmaatlat abundantie

 

Watertype

Soorten in formule

Formules  EKR abundantie

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE)

GEM van score (BP,BE)

R5, R10

Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE)

R6

Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE)

 

 

Formule totaalscore EKR

 

 

GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie)

Wiki Markup
\\
\\
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie.  
De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006).  Onder het kopje "Klassenindeling en scores van deelmaatlat soortsamenstelling" wordt uitgelegd waarom de KRW-Verkenner hier van af wijkt. 
De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = \[(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)\]/3.

De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald.   

2.         Formules ter bepaling van percentage geschikt habitat indicatorsoorten

De afzonderlijk indicatorsoorten staan model voor de verschillende habitattypen en functies (langzaamstromend, snelstromend, aanwezigheid vegetatie, connectiviteit) die binnen een natuurlijke beek van het betreffende type aanwezig dienen te zijn. Afhankelijk van het beektype verschilt de aanwezigheid van bepaalde habitats en dus ook het aandeel van indicatorsoorten in de natuurlijke situatie.

Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen.  Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement. 
Formule:

Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren) Voor Winde is dit bijvoorbeeld het percentage habitat dat zich bevindt in stroomsnelheidsklassen V2-V5 en diepteklassen D4-D5 vermenigvuldigd met het minimum van de correctiefactoren schonen en aanwezigheid van migratiebarrières.
  Habitatvoorkeur indicatorsoorten

 

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen

diepteklassen

habitatcorrectiefactor

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

schonen, migratiebarrières (R12)

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

schonen

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

schonen, migratiebarrières (R4, R9)

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

schonen, migratiebarrières (R5, R10)

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

schonen, migratiebarrières (R6)

Snoek

V1

D4,D5,D6

schonen

Blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

schonen

 
Habitatcorrectiefactor intensief onderhoud
Het schonen van beken heeft met name effect op de habitatkwaliteit doordat de aanwezigheid van structuurelementen en wordt aangetast waardoor vissen minder beschutting vinden. Het effect van schonen is ingedeeld in 3 klassen (tabel). Middels de maatregel natuurvriendelijk schonen neemt het percentage van een waterlichaam met intensief onderhoud af (en de habitatcorrectiefactor dus toe).
 

Percentage waterlichaam met intensief onderhoud

10-25%

25-50%

50-100%

Correctiefactor factor habitatuitkomst

0.8

0.6

0.4

 

Habitatcorrectiefactor migratiebarrières

(bijlage 3 gaat dieper in op de achtergrond bij de rekenregels)

Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migreren. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:
HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:
 - als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
- als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0

 

Indicatorsoort migratie

Kenmerkend voor watertype

Watertypen op migratieroute

Beekprik

R4, R9

migreert binnen waterlichaam

Bermpje

R12

migreert binnen waterlichaam

Serpeling

R5, R10

R5, R6, R7, R8, R16

Winde

R6

R6, R7, R8, R16, M-typen

  3.         Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
 De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Op basis van expert judgement zijn hiervoor 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen (zie kopje formules ter bepaling van de ecologische kwaliteit).
 
       4.         Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
 De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen.  Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten. Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven  welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituaite in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).





Image Added





Bijlage 2: Achtergrondinformatie rekenregels

Image Added

Bijlage 3: Correctiefactor aanwezigheid migratiebarrières

Inleiding

De migratiemogelijkheden voor vissen zijn een belangrijke factor voor de ecologische kwaliteit van stromende wateren. Het doel van de migratie is voor de meeste soorten het bereiken van voortplantings- en/of opgroeigebieden. Hiernaast vindt er ook migratie plaats voor het bereiken van foerageer- en overwinteringsgebieden. Voor veel vissoorten geldt dat hun migratieroute via meerdere watertypen (en dus ook waterlichamen) loopt. De aanwezigheid van niet passeerbare kunstwerken is een vorm van degradatie die er toe lijdt dat karakteristieke vissoorten verdwijnen. Dit komt doordat bepaalde habitats die deze soorten voor het ronden van hun levenscyclus nodig hebben niet langer bereikbaar zijn. De aanwezigheid van een beperkt aantal barrières kan al leiden tot het verdwijnen van soorten. Omgekeerd kan het oplossen van migratieknelpunten zorgen voor de terugkeer van verdwenen soorten.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen soorten die migreren binnen het zoete water en soorten die migreren tussen de zee en zoete wateren (diadrome soorten). De soorten die hun levenscyclus binnen het zoetwatersysteem ronden migreren doorgaans over geringere afstanden dan de soorten die een deel van hun leven op zee doorbrengen. De grote trekafstand maakt de zoet-zout migranten zeer kwetsbaar voor de aanwezigheid van barrières. Veel van deze soorten (Steur, Elft, Zeeprik, Zalm, Zeeforel, Fint, Spiering) zijn dan ook uit onze riviersystemen verdwenen of zeer sterk afgenomen. Soorten die leven in de kleinere stromende wateren (beken en riviertjes) migreren veelal op een klein schaalniveau (lokaal-regionaal). Ondanks het geringe schaalniveau waarover migratie plaatsvindt, zijn ook deze soorten (Beekprik, Elrits, Gestippelde alver, Serpeling) in veel Nederlandse beken en riviertjes verdwenen. Dit komt doordat beken en riviertjes, met name in gebieden met een landbouwfunctie, vaak hoge dichtheden kunstwerken bevatten.

Effecten t.a.v. barrières die worden meegenomen in KRW-Verkenner

De ecologische kwaliteit van stromende wateren voor vissen wordt niet alleen bepaald door de aanwezigheid van geschikte habitats in het betreffende waterlichaam maar ook door de connectiviteit met andere waterlichamen. Daarom wordt de aanwezigheid van migratiebarrières meegenomen binnen de KRW-Verkenner. Er wordt zowel rekening gehouden met de migratiebarrières binnen het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit wordt bepaald als met barrières in andere waterlichamen die op de migratieroute liggen.
Het effect van barrières op de bereikbaarheid van geschikte habitats binnen een waterlichaam wordt bepaald middels een habitatcorrectiefactor. Het areaal geschikt habitat dat in potentie binnen een waterlichaam aanwezig is wordt vermenigvuldigd met deze factor. Hoe minder barrières er aanwezig zijn, hoe groter het areaal geschikt habitat dat bereikbaar is en hoe hoger de factorwaarde. Als er geen barrières zijn heeft de habitatcorrectiefactor een waarde van 1, bij één barrière een waarde van 0,5 (halvering gebied), bij twee barrières een waarde van 0,33 etc.
Ook het effect van migratiebarrières in de waterlichamen die op de trekroute liggen wordt bepaald. In principe betekent de aanwezigheid van een barrière een blokkering van de migratieroute waardoor de stroomopwaarts gelegen habitatgebieden niet bereikbaar zijn. Als er in de stroomafwaarts gelegen waterlichamen één of meer barrières aanwezig zijn betekent dit dat migrerende soorten het stroomopwaartse habitatgebied niet kunnen bereiken en nul scoren (het is evt. mogelijk barrieres te onderscheiden die gedeeltelijk doorlaatbaar zijn). Middels informatie over het watertype, het waternetwerk en de stromingsrichting wordt bepaald welke wateren op de migratieroute van de migrerende indicatorsoort liggen. Bijlage 1 beschrijft hoe de KRW-Verkenner dit doet.

Maatregel opheffen migratie barrières

Het oplossen van vismigratieknelpunten is een maatregel die de optrekbaarheid van stromende wateren verbeterd. Deze maatregel kan geselecteerd worden op waterlichaamniveau en op watersysteemniveau (generieke maatregel). Voor lokaal migrerende soorten, zoals de Beekprik, die hun leefgebied in de kleinere beektypen hebben zal het oplossen van migratieknelpunten op waterlichaamniveau reeds effect sorteren. Voor de soorten die op regionale/nationale schaal migreren zullen ook de migratieknelpunten in de waterlichamen die op de trekroute liggen moeten worden opgelost.

Voorbeeld toepassing rekenregels Winde in Gelderse Vallei

De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:

HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:

  • als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
  • als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0

Ieder beektype heeft een indicatorsoort voor migratie. Voor het type R6 is dit de Winde. De volwassen windes trekken in het voorjaar o.a. riviertjes en beken op om zich voort te planten. Dit gebeurt op regionale-nationale schaal. Om de paai/opgroeigebieden in het type R6 te bereiken moet de Winde veelal andere waterlichamen (o.a. andere R6 waterlichamen, R7, R8, M-typen) passeren. Ten aanzien van de trekroute naar de beken in de Gelderse Vallei zijn er geen migratieknelpunten; bij alle stuwen in de Neder-Rijn en Lek zijn vispassages aangelegd.
Om de Benedenloop Baneveldse Beek te bereiken migreert Winde bijvoorbeeld via de route Eem-Valleikanaal. In de Eem zijn geen barrières aanwezig en in het Valleikanaal is 1 barrière aanwezig. Het totaal aantal barrières op de migratie route naar de Benedenloop Baneveldse Beek bedraagt dus 1 waardoor de HCF 0 is.

Image Added

Migratieroutes en barrières voor Beekprik en Winde in de beken van de Gelderse Vallei.

Habitatcorrectiefactor voor beken van type R6 Gelderse Vallei (indicatorsoort Winde)

Beek

Aantal barrières

 

Habitatcorrectie factor

 

binnen waterlichaam

trekroute naar waterlichaam

 

Eem (R6)

0

0

1

Valleikanaal (R6)

1

0

0,5

Benedenloop Barneveldse beek (R6)

1

1

0

*)als het mogelijk is om aan te geven bij welke kilometer barrieres zich in een waterlichaam bevinden dan kan de habitatcorrectiefactor, op de volgende manier berekend worden:
HCF = afstand tot 1e barrière/totale lengte waterlichaam

Voor het type R5 is de Beekprik opgenomen als indicatorsoort. De Beekprik werd vroeger regelmatig in verschillende Gelderse beken aangetroffen (Redeke, 1941). De Beekprik migreert over relatief korte afstanden en blijft hiervoor binnen het beeksysteem. Voor de Beekprik wordt aangenomen dat migratie voornamelijk binnen het type R5 zal plaatsvinden. In de Barneveldse Beek zijn bijvoorbeeld 2 niet passeerbare stuwen aanwezig. De habitatcorrectiefactor voor de Beekprik bedraagt hierdoor 0,33 (1/(1+2)).

Toepassing habitatcorrectiefactor op beken type R5 Gelderse Vallei (indicatorsoort Beekprik)

Beek

Aantal barrières

 

Habitatcorrectie factor

 

binnen waterlichaam

trekroute naar waterlichaam

 

Esvelder en Hoevelakense beek (R5)

2

nvt

0,33

Barneveldse beek (R5)

2

nvt

0,33

Woudenbergse grift en Heiligenbergerbeek (R5)

5

nvt

0,17

Modder- en Morsterbeek (R5)

7?

nvt

0,13

Lunterse beek (R5)

5

nvt

0,17

Bijlage 2: Achtergrondinformatie rekenregels


!Vissen in stromende wateren.jpg!De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen. In tabel x zijn voor ieder beektype de kenmerkende/indicator soorten benoemd.

Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen, 2007) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen. Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten. Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituaite in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).
Hoe van abiotiek naar abundantie?
Wat is betekenis van onderstaande tabellen?

Habitatcorrectiefactor
Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement.

Op dit habitatpotentieel wordt tenslotte een correctiefactor toegepast voor het effect van schonen en de aanwezigheid van migratiebarrières. Het schonen van beken/riviertjes zorgt voor aantasting van het natuurlijk habitat waardoor dit minder geschikt wordt en de draagkracht afneemt. De aanwezigheid van migratiebarrières is van invloed op de bereikbaarheid van geschikte habitats voor migrerende soorten (bijlage 3 gaat hier dieper op in).

Formule:
Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren)

Voor Winde is dit bijvoorbeeld het percentage habitat dat zich bevindt in stroomsnelheidsklassen V2-V5 en diepteklassen D4-D5 vermenigvuldigd met het minimum van de correctiefactoren schonen en aanwezigheid van migratiebarrières.

Habitatvoorkeur indicatorsoorten

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen d

iepteklassen

habitatcorrectiefactor

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

schonen, migratiebarrières (R12)

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

schonen

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

schonen, migratiebarrières (R4, R9)

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

schonen, migratiebarrières (R5, R10)

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

schonen, migratiebarrières (R6)

Snoek

V1

D4,D5,D6

schonen

Blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

schonen

Habitatcorrectiefactor intensief onderhoud
Het schonen van beken heeft met name effect op de habitatkwaliteit doordat de aanwezigheid van structuurelementen en wordt aangetast waardoor vissen minder beschutting vinden. Het effect van schonen is ingedeeld in 3 klassen (tabel). Middels de maatregel natuurvriendelijk schonen neemt het percentage van een waterlichaam met intensief onderhoud af (en de habitatcorrectiefactor dus toe).

Percentage waterlichaam met intensief onderhoud

10-25%

25-50%

50-100%

Correctiefactor factor habitatuitkomst

0.8

0.6

0.4

Habitatcorrectiefactor migratiebarrières (bijlage 3 gaat dieper in op de achtergrond bij de rekenregels)
Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migreren. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:

HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:

  • als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
  • als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0

Indicatorsoort migratie

Kenmerkend voor watertype

Watertypen op migratieroute

Beekprik

R4, R9

migreert binnen waterlichaam

Bermpje

R12

migreert binnen waterlichaam

Serpeling

R5, R10

R5, R6, R7, R8, R16

Winde

R6

R6, R7, R8, R16, M-typen

Formules ter bepaling van uiteindelijke EKR
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie.

De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006). Onder het kopje "Klassenindeling en scores van deelmaatlat soortsamenstelling" wordt uitgelegd waarom de KRW-Verkenner hier van af wijkt.

De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = (reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)/3.

De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald.

...

 

...

 

...