...
% waterlichaam met intensief onderhoud | 10-25% | 25-50% | 50-100% |
Correctiefactor habitatuitkomst | 0.8 | 0.6 | 0.4 |
De habitatcorrectiefactor voor intensief onderhoud wordt zowel voor de soortensamenstelling als abundantie meegenomen (voor berekening EKR, zie volgende paragraaf). Uiteindelijk wordt het habitatpotentieel (zoals berekent in stap 1, zie hierboven) als volgt gecorrigeerd voor habitatcorrectiefactoren (migratiebarrieres, intensieve schoning):
Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren)
4.3 Berekening van voorkomen van soorten naar EKR
Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen. Op basis van expert judgement zijn voor geschikt habitat voor de betreffende soorten 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De klassengrenzen zijn gemaakt op basis van expert judgement. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen (zie hieronder).
- Tabel 8. Relatie tussen percentage geschikt habitat en indicatorsoorten voor soortensamenstelling per watertype
Tabel 9. Habitatvoorkeur indicatorsoorten en habitatcorrectiefactor per watertype
Indicatorsoort | stroomsnelheidsklassen | diepteklassen | habitatcorrectiefactor |
---|---|---|---|
Bermpje | V1,V2,V3 | D2,D3 | schonen, migratiebarrières (R12) |
Riviergrondel | V1,V2 | D2,D3,D4 | schonen |
Beekprik | V1,V2,V3 | D1,D2 | schonen, migratiebarrières (R4, R9) |
Serpeling | V4,V5,V6 | D4,D5 | schonen, migratiebarrières (R5, R10) |
Winde | V2,V3,V4,V5 | D4,D5,D6 | schonen, migratiebarrières (R6) |
Snoek | V1 | D4,D5,D6 | schonen |
Blankvoorn | V1,V2,V3 | D5,D6,D7 | schonen |
Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen. Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten (Tabel 10). Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituatie in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).
*Tabel 10. Abundantieklasses voor verschillende ecologische toestanden per watertype en indicatorsoort
Tabel 11: Formules ter bepaling van EKR voor deelmaatlat soortensamenstelling en abundantie
| Deelmaatlat soortsamenstelling |
|
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR soortsamenstelling |
---|---|---|
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG) | GEM van score (BP,BE,RG) |
R5, R10 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV) |
R6 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI) |
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BE,RG, SK,BV) |
Deelmaatlat abundantie |
| |
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR abundantie |
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE) | GEM van score (BP,BE) |
R5, R10 | Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE) |
R6 | Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI) |
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE) |
|
| Formule totaalscore EKR |
|
| GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie) |
Tabel 8. Habitatvoorkeur indicatorsoorten en habitatcorrectiefactor per watertype
Indicatorsoort | stroomsnelheidsklassen | diepteklassen | habitatcorrectiefactor |
---|---|---|---|
Bermpje | V1,V2,V3 | D2,D3 | schonen, migratiebarrières (R12) |
Riviergrondel | V1,V2 | D2,D3,D4 | schonen |
Beekprik | V1,V2,V3 | D1,D2 | schonen, migratiebarrières (R4, R9) |
Serpeling | V4,V5,V6 | D4,D5 | schonen, migratiebarrières (R5, R10) |
Winde | V2,V3,V4,V5 | D4,D5,D6 | schonen, migratiebarrières (R6) |
Snoek | V1 | D4,D5,D6 | schonen |
Blankvoorn | V1,V2,V3 | D5,D6,D7 | schonen |
De habitatcorrectiefactor voor intensief onderhoud wordt zowel voor de soortensamenstelling als abundantie meegenomen (voor berekening EKR, zie volgende paragraaf). Uiteindelijk wordt het habitatpotentieel (zoals berekent in stap 1, zie hierboven) als volgt gecorrigeerd voor habitatcorrectiefactoren (migratiebarrieres, intensieve schoning):
Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren)
4.3 Berekening van voorkomen van soorten naar EKR
Tabel 9: Formules ter bepaling van EKR voor deelmaatlat soortensamenstelling en abundantie
| Deelmaatlat soortsamenstelling |
|
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR soortsamenstelling |
---|---|---|
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG) | GEM van score (BP,BE,RG) |
R5, R10 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV) |
R6 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI) |
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BE,RG, SK,BV) |
Deelmaatlat abundantie |
| |
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR abundantie |
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE) | GEM van score (BP,BE) |
R5, R10 | Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE) |
R6 | Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI) |
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE) |
|
| Formule totaalscore EKR |
|
| GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie) |
Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen. Op basis van expert judgement zijn voor geschikt habitat voor de betreffende soorten 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen. In tabel 9 is per watertype weergegeven welke soorten worden meegenomen in de maatlat soortensamenstelling. In tabel 10 staat het percentage geschikt habitat en de ecologische score (in 5 klasses) voor de deelmaatlat soortensamenstelling.
Tabel 10. Relatie percentage geschikt habitat en soortensamenstelling
Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen, terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen (zie paragraaf 3). Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten (Tabel 11). Dit is gebeurd door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituatie in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).
*Tabel 11. Abundantieklasses voor verschillende ecologische toestanden per watertype en indicatorsoort
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie. De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006), zoals in bovenstaande tekst is uitgelegd. De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006):
Wiki Markup |
---|
Wiki Markup |
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie. De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006), zoals in bovenstaande tekst is uitgelegd. De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = \[(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)\]/3. |
...