Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

...

Dit prioritaire habitattype betreft alle duingraslanden met een min of meer gesloten gras-, mos- of korstmosmat langs de Atlantische, Baltische en Noordzeekust in Europa. Dit zijn de zogenaamde 'grijze duinen', die meer landinwaarts liggen dan de met Helm (Ammophila arenaria) begroeide 'witte duinen' (habitattype H2120). Het habitattype omvat diverse soorten duingrasland van de verbonden Droge en kalkrijke duingraslanden (Polygalo-Koelerion), Duinsterretjes verbond (Tortulo-Koelerion), Gewoon struisgras verbond (Plantagini-Festucion), Duin-Buntgras verbond (Corynephorion canescentis) en Orde der Heischrale graslanden (Nardo-Galion saxatilis). In ons land is het habitattype aanwezig in alle kustduinen, van Schiermonnikoog tot aan het Zwin. Van deze zijn enkele gemeenschappen van bijzondere betekenis, omdat ze vrijwel beperkt zijn tot Nederland en een groot aantal zeldzame soorten bevatten. Dit geldt in het bijzonder voor de duinpaardebloemgraslanden, voor gemeenschappen van het zogenaamde zeedorpenlandschap en voor gemeenschappen van de kalkarme vroongronden.
Op veel plaatsen is het habitattype in zijn voorkomen bedreigd doordat de vegetatie geleidelijk vergrast of dichtgroeit met struweel, dit als gevolg van luchtverontreiniging, het wegvallen van dynamiek en een sterke afname van de konijnenstand. Het zeedorpenlandschap is het best ontwikkeld in de kalkrijke Hollandse duinen nabij oude vissersdorpen als Scheveningen, Katwijk, Noordwijk, Wijk aan Zee en Egmond. De duinpaardebloemgraslanden komen het meest voor in de kalkrijke duinen ten zuiden van Bergen. De vroongronden zijn grotendeels beperkt tot Goeree en Schouwen.#1.

...

Het zeedorpenlandschap wordt gekenmerkt door kleinschalige menselijke invloeden, zoals betreding en beweiding, en in het verleden ook het boeten en drogen van netten, het bleken van linnengoed en het verbouwen van aardappelen. Deze vormen van landgebruik leiden tot plaatselijke verstuiving en een lichte mate van voedselverrijking, waardoor op korte afstand sprake is van een sterke afwisseling in standplaatsen. Opvallende soorten in dit landschapstype zijn Kegelsilene (Silene conica), Nachtsilene (Silene nutans), Oorsilene (Silene otites), Duinaveruit (Artemisia campestris subsp. maritima), Ruw gierstgras (Milium vernale), Hondskruid (Anacamptis pyramidalis) en Blauwe bremraap (Orobanche purpurea).
De duinpaardebloemgraslanden zijn misschien wel het meest kenmerkend voor de grijze duinen. Ze zijn eveneens gebonden aan kalkhoudende standplaatsen. De graslanden worden in stand gehouden door lichte overstuiving en begrazing door konijnen, plaatselijk ook door beweiding met runderen of paarden. Bijzondere soorten zijn, naast een aantal specifieke paardebloemen, onder meer Zandviooltje (Viola rupestris) en Kruisbladgentiaan (Gentiana cruciata). In duingebieden met een stabiele konijnenstand weten de duinpaardebloemgraslanden doorgaans goed stand te houden, maar op plaatsen waar de konijnenstand is ingestort, dreigen deze graslanden te worden overwoekerd door robuuste grassen als Duinriet (Calamagrostis epigejos) of door Kruipwilg (Salix repens).
De vroongronden worden aangetroffen op plekken in de oude (ontkalkte) duinen die van oudsher worden beweid; het zijn zogenaamde meentgronden. Op plaatsen waar de vroongronden hun oorspronkelijke, licht golvende reliëf hebben behouden (dus niet geëgaliseerd zijn), zijn de aanwezige graslanden het fraaist ontwikkeld met bedreigde soorten als Herfstschroeforchis (Spiranthes spiralis) en Veldgentiaan (Gentianella campestris).#1.

Beheer en ontwikkelingskansen

Begrazing en betreding wat vergrassing en dichtgroeien met struweel tegengaat zijn belangrijke factoren om dit habitattype in stand te houden . De (met uitzondering van het Duin-Buntgras verbond dat geen betreding, graven of graas verdraagt). In het algemeen is de achteruit gang van deze gronden is ook gevolg van luchtverontreiniging, het wegvallen van dynamiek, verandering van de grondwaterstand en een sterke afname van de konijnenstand #1.

...

Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van Biestarwegras dat op embryonale duinen, strandvlakten en aan de duinvoet voorkomt. Standplaatsfactoren voor de embryonale duinen zelf zijn moelijk te formuleren omdat het hier om een landschapskenmerk gaat. voorkomende plantengemeenschappen.

Algemene dosis-effect relaties

...

Column
width50%
districtDistricten
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabel
bodemtype
typebar
title
Bodemtype
dataOrientationvertical
domainAxisUpperBound2.5
yLabelHGI
district

bodemtype

HGI

marien

zand

1

duin

0.5

estuarien

lemig zand

1

leem

1

0.5

anders

0

Referentie:

#2

#1

Section
Duin-Buntgras
Column
width50%
bodemtypeBodemtypeReferentie: #1
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabel
district
typebar
title
Districten
dataOrientationvertical
domainAxisUpperBound2.5
yLabelHGI

bodemtype

HGI

zand

1

lemig zand

1

leem

1

anders

0

yLabelHGI

district

voorkomen verbond

 

Duin-Buntgras

Struisgras

Duinsterretjes

Duingraslanden

Heischrale graslanden

Wadden

V

V

V

V

V

Renodunaal

W

V

V

V

V

Gelders

W

Kempens

W

Vlaams

W

Legenda: V: veel; M: matig; W: weinig; -: afwezig
Referentie: #2

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

...