...
Op het habitatpotentieel (zoals berekend aan de hand van diepte en stroming, zie hierboven) wordt een correctiefactor toegepast voor het effect van schonen en de aanwezigheid van migratiebarrières. Het schonen van beken/riviertjes zorgt voor aantasting van het natuurlijk habitat waardoor dit minder geschikt wordt en de draagkracht afneemt. De aanwezigheid van migratiebarrières is van invloed op de bereikbaarheid van geschikte habitats voor migrerende soorten (bijlage 3 gaat hier dieper op in).
4.3 Berekening van voorkomen van soorten naar EKR
5. Relaties met maatregelen
Mitigerende maatregelen in beken en riviertjes die de impact van antropogene invloeden op vissen kunnen verminderen of herstellen zijn:
- hermeandering;
- aanbrengen twee fasen profiel (accolade profiel);
- realisatie meestromende terreindelen (nevengeul, strang of aankoppeling oude beektrajecten);
- zomerbedverbreding/aanleg natuurlijke oevers;
- realisatie meefluctuerende of stromingsluwe bergende terreindelen;
- verwijderen oeververdediging;
- verwijderen stuw;
- aanleg vispassage;
- aanleg visgeleidingssysteem bij waterkrachtcentrales;
- visvriendelijk waterkwantiteitsbeheer bij kunstwerken;
- natuurvriendelijk schonen.
Tabel 6 geeft een overzicht van de maatregelen die tot nu toe in de KRW-Verkenner zijn ingebouwd, de stuurvariabelen die beïnvloed worden door de betreffende maatregel en de indicatoren uit de maatlat die aan de stuurvariabelen gerelateerd zijn.
Tabel 6 Maatregelen die in de KRW-Verkenner zijn ingebouwd in relatie tot stuurvariabelen en maatlatindicatoren
Maatregel | beïnvloedbare stuurvariabelen | gerelateerde indicatoren |
aanbrengen twee fasen profiel | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
hermeandering | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
aanleg natuurlijke oevers | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
natuurvriendelijk schonen | percentage geschikt habitat, middels habitatcorrectiefactor | alle indicatoren |
verwijderen stuw | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
aanleg vispassage | percentage geschikt habitat, middels habitatcorrectiefactor | migrerende soorten |
.................... | ........... | ........... |
6. Kwaliteit rekenregels en validatie
De kwaliteit van de rekenregels is tijdens de peer review van maart 2007 als 'goed' beoordeeld.
De rekenregels zijn niet gevalideerd.
7. Opmerkingen/kennisleemtes
...
.
Habitatcorrectiefactor migratiebarrières
Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migreren. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).
Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:
HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)
Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:
- als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
- als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0
Indicatorsoort migratie | Kenmerkend voor watertype | Watertypen op migratieroute |
---|---|---|
Beekprik | R4, R9 | migreert binnen waterlichaam |
Bermpje | R12 | migreert binnen waterlichaam |
Serpeling | R5, R10 | R5, R6, R7, R8, R16 |
Winde | R6 | R6, R7, R8, R16, M-typen |
In bijlage 3 wordt een voorbeeld uitgewerkt hoe de correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam berekend kan worden.
4.3 Berekening van voorkomen van soorten naar EKR
5. Relaties met maatregelen
Mitigerende maatregelen in beken en riviertjes die de impact van antropogene invloeden op vissen kunnen verminderen of herstellen zijn:
- hermeandering;
- aanbrengen twee fasen profiel (accolade profiel);
- realisatie meestromende terreindelen (nevengeul, strang of aankoppeling oude beektrajecten);
- zomerbedverbreding/aanleg natuurlijke oevers;
- realisatie meefluctuerende of stromingsluwe bergende terreindelen;
- verwijderen oeververdediging;
- verwijderen stuw;
- aanleg vispassage;
- aanleg visgeleidingssysteem bij waterkrachtcentrales;
- visvriendelijk waterkwantiteitsbeheer bij kunstwerken;
- natuurvriendelijk schonen.
Tabel 6 geeft een overzicht van de maatregelen die tot nu toe in de KRW-Verkenner zijn ingebouwd, de stuurvariabelen die beïnvloed worden door de betreffende maatregel en de indicatoren uit de maatlat die aan de stuurvariabelen gerelateerd zijn.
Tabel 6 Maatregelen die in de KRW-Verkenner zijn ingebouwd in relatie tot stuurvariabelen en maatlatindicatoren
Maatregel | beïnvloedbare stuurvariabelen | gerelateerde indicatoren |
aanbrengen twee fasen profiel | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
hermeandering | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
aanleg natuurlijke oevers | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
natuurvriendelijk schonen | percentage geschikt habitat, middels habitatcorrectiefactor | alle indicatoren |
verwijderen stuw | diepte, stroomsnelheid | alle indicatoren |
aanleg vispassage | percentage geschikt habitat, middels habitatcorrectiefactor | migrerende soorten |
.................... | ........... | ........... |
6. Kwaliteit rekenregels en validatie
De kwaliteit van de rekenregels is tijdens de peer review van maart 2007 als 'goed' beoordeeld.
De rekenregels zijn niet gevalideerd.
7. Opmerkingen/kennisleemtes
Aantal indicatorsoorten per soortgroep in deelmaatlat abundantie
Bij de deelmaatlat abundantie is er voor gekozen om per soortgroep een indicatorsoort te kiezen die model staat voor deze soortgroep. Het is echter ook mogelijk meerdere indicatorsoorten per soortgroep te nemen (bijvoorbeeld alle kenmerkende soorten waarvoor rekenregels beschikbaar zijn). Zo is voor de soortgroep habitatgevoelige soorten nu de Snoek (prefereert stagnante-langzaam stromende habitats) opgenomen als enige indicatorsoort terwijl ook de meeste reofiele soorten (preferen stromende omstandigheden) tot de habitatgevoelige soortgroep gerekend worden. Voor de indicator habitatgevoelige soorten lijkt het gezien de (grote) verschillen in habitatvoorkeur van verschillende indicatorsoorten beter om meerdere soorten mee te nemen. Op deze manier worden de verschillende habitattypen die in een beek thuis horen meegenomen. In de toekomst kan onderzocht worden of dit betere resultaten oplevert. Aanwezigheid van specifieke habitatsDe habitateisen van de verschillende levensstadia van vissoorten zijn vaak erg verschillend. Zo hebben veel stroomminnende vissen ondiepe grindbedden met een hoge stroomsnelheid nodig om op te paaien. De aanwezigheid van dergelijke specifieke habitats wordt momenteel niet meegenomen omdat dit in een schijn detailniveau suggereert. Het bakjesmodel van de KRW-Verkenner biedt in principe de mogelijkheid om op basis van de stroomsnelheden in het winterhalfjaar te bepalen of stroomsnelheden voldoende hoog zijn voor het blootleggen van grind. Het is echter de vraag in hoeverre dit overeen zal komen met de werkelijke situatie. WaterkwaliteitEffect van eutrofiering en oplopende temperaturen in de zomer (door gebrek aan beschaduwing en lage stroomsnelheden) op het voorkomen van soorten is een kennisleemte. HerkolonisatieEr is weinig bekend over de mogelijkheden van beeksoorten om beken (over grote afstanden) te herkoloniseren. In beken waar geen bronpopulaties meer in de nabijheid aanwezig zijn is herintroductie mogelijk de enige oplossing om bepaalde soorten terug te krijgen.
8. Literatuur
Wiki Markup |
---|
Aarts, T., 1995. Habitat Geschiktheid Model: het Bermpje Barbatula barbatulus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\]
Bakker, H., 1992 |
8. Literatuur
Wiki Markup |
---|
Aarts, T., 1995. Habitat Geschiktheid Model: het Bermpje Barbatula barbatulus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Bakker, H., 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Snoek Esox lucius. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Breukelen, S. Van, 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Blankvoorn Rutilus rutilus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. Stichting Atlas Verspreiding Nederlandse Zoetwatervissen. Doetinchem: Media Publishing. ISBN 90-76020-04-03. Grift, R.E., A.D. Buijse, W.L.T. van Densen, M.A.M. Machiels, J. Kranenbarg, J.G.P. Klein Breteler and J.J.G.M. Backx, 2003. Suitable habitats for 0-group fish in rehabilitated floodplains along the Lower River Rhine. River Research and Applications 19: 353-374. Houten, J. van, 1997. Habitat Geschiktheid Model: Windede LeuciscusSnoek idus en Serpeling Leuciscus leuciscusEsox lucius. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Klein Breteler, J.G.P. & J. Kranenbarg, 2000. Gidssoorten matrix Ecologische Netwerkstudies: Annex vis. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Kranenbarg, J., 2005. Ecosysteemprocessen rivieren. Visfauna: Kennisontwikkeling en toepassing in model HABITAT. WL \| delft hydraulics. Nie, H.W. de & F.T. Vriese, 2001. Referentievisstand in regionale wateren: beken. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB Onderzoeksrapport OND00121. 34 pp. Semmekrot, S., 1992Breukelen, S. Van, 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Blankvoorn Rutilus rutilus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. Stichting Atlas Verspreiding Nederlandse Zoetwatervissen. Doetinchem: Media Publishing. ISBN 90-76020-04-03. Grift, R.E., A.D. Buijse, W.L.T. van Densen, M.A.M. Machiels, J. Kranenbarg, J.G.P. Klein Breteler and J.J.G.M. Backx, 2003. Suitable habitats for 0-group fish in rehabilitated floodplains along the Lower River Rhine. River Research and Applications 19: 353-374. Houten, J. van, 1997. Habitat Geschiktheid Model: de Beekprik Lampetra planeri Winde Leuciscus idus en Serpeling Leuciscus leuciscus. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\] Van der Molen (redactie), et al., 2004. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport nr 2004-43. Vriese, T. & M. Beers, 2004. Referenties en maatlatten beken KRW Fase I en II herzien door J. Kranenbarg\] Klein Breteler, J.G.P. & J. Kranenbarg, 2000. Gidssoorten matrix Ecologische Netwerkstudies: Annex vis. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Kranenbarg, J., 2005. Ecosysteemprocessen rivieren. Visfauna: Kennisontwikkeling en toepassing in model HABITAT. WL \| delft hydraulics. Nie, H.W. de & F.T. Vriese, 2001. Referentievisstand in regionale wateren: beken. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. |
Bijlage I
1. Formules ter bepaling van EKR
Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB Onderzoeksrapport OND00121. 34 pp.
Semmekrot, S., 1992. Habitat Geschiktheid Model: de Beekprik Lampetra planeri. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. \[model in 2000 herzien door J. Kranenbarg\]
Van der Molen (redactie), et al., 2004. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport nr 2004-43.
Vriese, T. & M. Beers, 2004. Referenties en maatlatten beken KRW Fase I en II. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. |
Bijlage I
1. Formules ter bepaling van EKR
| Deelmaatlat soortsamenstelling | ||||
| Deelmaatlat soortsamenstelling |
| |||
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR soortsamenstelling | |||
---|---|---|---|---|---|
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG) | GEM van score (BP,BE,RG) | |||
R5, R10 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV) | |||
R6 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI) | |||
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BE,RG, SK,BV) | |||
Deelmaatlat abundantie |
| ||||
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR abundantie soortsamenstelling | |||
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG) | GEM van score (BP,BE,RG) | |||
R5, R10 | Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SEBP,BE,RG,SE,SK,BV) | |||
R6 | Riviergrondel Beekprik (RGBP), Snoek Bermpje (SKBE), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI) | R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RGRiviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE) |
|
| Formule totaalscore EKR | |||
|
| GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie) |
Wiki Markup |
---|
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie.
De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006). Onder het kopje "Klassenindeling en scores van deelmaatlat soortsamenstelling" wordt uitgelegd waarom de KRW-Verkenner hier van af wijkt.
De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = \[(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)\]/3. |
De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald.
2. Formules ter bepaling van percentage geschikt habitat indicatorsoorten
De afzonderlijk indicatorsoorten staan model voor de verschillende habitattypen en functies (langzaamstromend, snelstromend, aanwezigheid vegetatie, connectiviteit) die binnen een natuurlijke beek van het betreffende type aanwezig dienen te zijn. Afhankelijk van het beektype verschilt de aanwezigheid van bepaalde habitats en dus ook het aandeel van indicatorsoorten in de natuurlijke situatie.
Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen. Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement.
Formule:
Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren) Voor Winde is dit bijvoorbeeld het percentage habitat dat zich bevindt in stroomsnelheidsklassen V2-V5 en diepteklassen D4-D5 vermenigvuldigd met het minimum van de correctiefactoren schonen en aanwezigheid van migratiebarrières.
Habitatvoorkeur indicatorsoorten
Indicatorsoort | stroomsnelheidsklassen | diepteklassen | habitatcorrectiefactor |
---|---|---|---|
Bermpje | V1,V2,V3 | D2,D3 | schonen, migratiebarrières (R12) |
Riviergrondel | V1,V2 | D2,D3,D4 | schonen |
Beekprik | V1,V2,V3 | D1,D2 | schonen, migratiebarrières (R4, R9) |
Serpeling | V4,V5,V6 | D4,D5 | schonen, migratiebarrières (R5, R10) |
Winde | V2,V3,V4,V5 | D4,D5,D6 | schonen, migratiebarrières (R6) |
Snoek | V1 | D4,D5,D6 | schonen |
Blankvoorn | V1,V2,V3 | D5,D6,D7 | schonen |
Habitatcorrectiefactor intensief onderhoud
Het schonen van beken heeft met name effect op de habitatkwaliteit doordat de aanwezigheid van structuurelementen en wordt aangetast waardoor vissen minder beschutting vinden. Het effect van schonen is ingedeeld in 3 klassen (tabel). Middels de maatregel natuurvriendelijk schonen neemt het percentage van een waterlichaam met intensief onderhoud af (en de habitatcorrectiefactor dus toe).
Percentage waterlichaam met intensief onderhoud | 10-25% | 25-50% | 50-100% |
---|---|---|---|
Correctiefactor factor habitatuitkomst | 0.8 | 0.6 | 0.4 |
Habitatcorrectiefactor migratiebarrières
(bijlage 3 gaat dieper in op de achtergrond bij de rekenregels)
Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migreren. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).
Formule correctiefactor voor barrières binnen waterlichaam:
HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)
Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:
- als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
- als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0
BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI) | ||
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (BE,RG, SK,BV) |
Deelmaatlat abundantie |
| |
Watertype | Soorten in formule | Formules EKR abundantie |
---|---|---|
R4, R9 | Beekprik (BP), Bermpje (BE) | GEM van score (BP,BE) |
R5, R10 | Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE) |
R6 | Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI) |
R12 | Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI) | GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE) |
|
| Formule totaalscore EKR |
|
| GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie) |
Wiki Markup |
---|
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie.
De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006). Onder het kopje "Klassenindeling en scores van deelmaatlat soortsamenstelling" wordt uitgelegd waarom de KRW-Verkenner hier van af wijkt.
De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = \[(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)\]/3. |
De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald.
2. Formules ter bepaling van percentage geschikt habitat indicatorsoorten
De afzonderlijk indicatorsoorten staan model voor de verschillende habitattypen en functies (langzaamstromend, snelstromend, aanwezigheid vegetatie, connectiviteit) die binnen een natuurlijke beek van het betreffende type aanwezig dienen te zijn. Afhankelijk van het beektype verschilt de aanwezigheid van bepaalde habitats en dus ook het aandeel van indicatorsoorten in de natuurlijke situatie.
Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen. Voor antropogene effecten die niet direct gerelateerd zijn aan de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte maar die wel van invloed zijn op de beschikbaarheid van geschikt habitat wordt gebruik gemaakt van een habitatcorrectiefactor (HCF). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement.
Formule:
Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren) Voor Winde is dit bijvoorbeeld het percentage habitat dat zich bevindt in stroomsnelheidsklassen V2-V5 en diepteklassen D4-D5 vermenigvuldigd met het minimum van de correctiefactoren schonen en aanwezigheid van migratiebarrières.
Habitatvoorkeur indicatorsoorten
Indicatorsoort | stroomsnelheidsklassen | diepteklassen | habitatcorrectiefactor |
---|---|---|---|
Bermpje | V1,V2,V3 | D2,D3 | schonen, migratiebarrières (R12) |
Riviergrondel | V1,V2 | D2,D3,D4 | schonen |
Beekprik | V1,V2,V3 | D1,D2 | schonen, migratiebarrières (R4, R9) |
Serpeling | V4,V5,V6 | D4,D5 | schonen, migratiebarrières (R5, R10) |
Winde | V2,V3,V4,V5 | D4,D5,D6 | schonen, migratiebarrières (R6) |
Snoek | V1 | D4,D5,D6 | schonen |
Blankvoorn | V1,V2,V3 | D5,D6,D7 | schonen |
Habitatcorrectiefactor intensief onderhoud
Het schonen van beken heeft met name effect op de habitatkwaliteit doordat de aanwezigheid van structuurelementen en wordt aangetast waardoor vissen minder beschutting vinden. Het effect van schonen is ingedeeld in 3 klassen (tabel). Middels de maatregel natuurvriendelijk schonen neemt het percentage van een waterlichaam met intensief onderhoud af (en de habitatcorrectiefactor dus toe).
Percentage waterlichaam met intensief onderhoud | 10-25% | 25-50% | 50-100% |
---|---|---|---|
Correctiefactor factor habitatuitkomst | 0.8 | 0.6 | 0.4 |
Indicatorsoort migratie | Kenmerkend voor watertype | Watertypen op migratieroute | |
Beekprik | R4, R9 | migreert binnen waterlichaam | |
Bermpje | R12 | migreert binnen waterlichaam | |
Serpeling | R5, R10 | R5, R6, R7, R8, R16 | |
Winde | R6 | R6, R7, R8, R16, M-typen |
3. Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Op basis van expert judgement zijn hiervoor 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen (zie kopje formules ter bepaling van de ecologische kwaliteit).
4. Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen. Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten. Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituaite in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).
...