Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Comment: Migration of unmigrated content due to installation of a new plugin

...

* R4:Langzaam stromende bovenloop op zand; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 0-3 m; bodem > 50% kiezel
* R5:Langzaam stromende midden/benedenloop op zand; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 3-8 m; bodem > 50% kiezel
* R6:Langzaam stromend riviertje op zand/klei; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 8-25 m; bodem > 50% kiezel
* R9: Langzaam stromende bovenloop op kalkhoudende bodem; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 0-3 m; bodem > 50% kalk
* R10: Langzaam stromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 3-8 ; bodem > 50% kalk
* R12
* R12: Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem; stroomsnelheid < 50 cm/s; breedte 3-8 m; bodem > 50% organisch

Voor nadere specificaties van de bovenstaande watertypen wordt doorverwezen naar: Van der Molen & Pot, 2007

2. Sturende variabelen

De belangrijkste factoren die de kenmerken van een stromend water bepalen zijn het afvoerpatroon en de geomorfologie van het afvoergebied. Deze factoren zijn bepalend voor de range en variatie in de voor vissen belangrijke stuurvariabelen zoals stroomsnelheid, diepte, en substraat. Hiernaast zijn de stuurvariabelen stroomsnelheid, diepte en substraat ook sturend voor de aanwezigheid van aquatische vegetatie , en hebben zo ook een indirect effect op de visfauna.

...

De maatlat is opgebouwd uit twee deelmaatlatten; soortsamenstelling en abundantie (tabel 3). Hierbij geeft de deelmaatlat soortsamenstelling een beoordeling voor de aanwezigheid van geschikte habitats en de deelmaatlat abundantie een beoordeling voor de kwantiteit van geschikte habitats voor de visgemeenschap. De score van een deelmaatlat wordt bepaald aan de hand van de leefmogelijkheden voor vier soortgroepen:
* eurytoop;
* reofiel;
* migratie regionaal/zeeana- diadroom;
* habitatgevoelig.;

Voor indicatorsoorten van ieder van deze soortgroepen zijn kennisregels opgenomen. De rekenregels bevatten voor iedere indicatorsoort de habitatvoorkeur voor de stuurvariabelen stroomsnelheid en diepte. Iedere indicatorsoort staat als het ware model voor een bepaald habitattype dat in een natuurlijke beek aanwezig dient te zijn. De ecologische score op een deelmaatlat wordt bepaald door de hoeveelheid geschikt habitat voor de indicatorsoorten in het betreffende beektype.

...

Voor de deelmaatlat abundantie is per soortgroep (eurytoop, reofiel, migratie regionaal/zeeana- diadroom, habitatgevoelig) één indicatorsoort meegenomen die in de natuurlijke toestand algemeen voorkomt in het betreffende beektype. De betreffende indicatorsoort staat model voor de soortgroep waartoe deze behoort. In de gevallen waarbij kennisregels voor meerdere soorten uit een soortgroep beschikbaar waren is op basis van het aandeel van de soort in de referentiesituatie (soort met hoog aandeel is meer karakteristiek) of op basis van expert judgement bepaald welke soort het meest representatief is voor het betreffende beektype. Afhankelijk van het beektype en de beschikbaarheid van rekenregels zijn er binnen de deelmaatlat abundantie zodoende tot maximaal vier indicatorsoorten meegenomen (voor iedere soortgroep één). De abundantiepercentages van de indicatorsoorten zijn gebaseerd op de referentiepercentages uit de concept-maatlatten (Van der Molen, 2006; Vriese & Beers 2004). Deze referentiepercentages zijn bepaald op basis van de kans op voorkomen (KOV) van deze soorten in de verschillende beektypen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de visgegevens in de Atlas-database (De Nie, 1996, 1997), de OVB database Visvangst, gegevens van het natuurhistorisch genootschap Limburg en HGI-modellen van de OVB.

Bijlage 1 geeft een overzicht van de maatlatklassen, de bijbehorende scores en de formules waarmee de ecologische toestand van beken/riviertjes bepaald wordt.

Tabel 3: Onderdelen Tabel 3: Onderdelen maatlat vis in beken

Deelmaatlat

Omschrijving

indicatorsoorten (watertype)

Soortsamenstelling

Aanwezigheid van kenmerkende vissoorten voor het betreffende beektype.
Bijlage 1 Tabel 10 bevat de klassengrenzen voor de verschillende ecologische kwaliteitsniveaus van deze deelmaatlat.

- Beekprik (R4, R5, R6, R9, R10)
- Bermpje (R4, R5, R6, R9, R10, R12)
- Riviergrondel (R4, R5, R6, R9, R10, R12)
- Serpeling (R5, R6, R10)
- Winde (R6)
- Blankvoorn (R5, R6, R10)
- Snoek (R5, R6, R10, R12)

Abundantie

Abundantie van de kenmerkende soortgroepen voor het betreffende beektype. Hierbij is voor zover mogelijk
van elk van de onderscheiden soortgroepen eurytoop, reofiel, migratie regionaal/zeeana- diadroom, habitatgevoelig een kenmerkende
soort als indicatorsoort meegenomen.
Bijlage 1 Tabel 11 bevat de klassengrenzen voor de verschillende ecologische kwaliteitsniveaus van deze deelmaatlat.

- Beekprik (R4, R9)
- Bermpje (R4, R9, R12)
- Riviergrondel (R5, R6, R10, R12)
- Serpeling (R5, R10)
- Winde (R6)
- Blankvoorn (R5, R6, R10, R12)
- Snoek (R5, R6, R10, R12)

...

De berekening van abiotiek naar de EKR van vissen in beken en kleine rivieren bestaat uit drie stappen, die onderstaand nader worden uitgelegd:
1. berekening van voorkomen soortenaantal en abundantie aan de hand van diepte en stroming;
2. uitvoeren van habitatcorrectiefactor voor migratiebarrieres en intensief onderhoud.
3. berekening van voorkomen van soorten naar EKR;

4.1 Berekening van

...

soortenaantal en abundantie

...

Zoals onder de opzet van de maatlat al werd aangegeven, zijn de rekenregels gebaseerd op de habitatvoorkeur van indicatorsoorten. De indicatorsoorten zijn geselecteerd op grond van twee criteria:
- De soort wordt genoemd als type kenmerkend in de concept-maatlatten (Vriese & Beers, 2004; Van der Molen et al. 2004).
- Er zijn goed onderbouwde kennisregels (op basis van wetenschappelijk onderzoek) aanwezig voor de betreffende soort.

Middels het bakjesmodel dat onderdeel uitmaakt van de KRW-Verkenner wordt aan de hand van de aanwezige morfologie (dwarsprofielen) en afvoer in een waterloop de procentuele aanwezigheid van stroomsnelheids- en diepteklassen berekend. Voor iedere indicatorsoort is bekend bij welke stroomsnelheids- en diepteklassen de soort voorkomt (tabel 4, 5). Aan de hand van de gecombineerde diepte- en stroomsnelheidsgegevens (middels het bakjesmodel) wordt bepaald in hoeverre een waterlichaam geschikt habitat biedt aan de indicatorsoorten die kenmerkend zijn voor het watertype waartoe het waterlichaam behoord.

Bijlage 1 geeft een overzicht van de rekenregels zoals ze in de KRW-Verkenner zijn ingebouwd.

Tabel 4: Klassenindeling stuurvariabelen 'stroomsnelheid' en 'Tabel 4: Klassenindeling stuurvariabelen 'stroomsnelheid' en 'diepte'

Stuurvariabele stroomsnelheid

 

Stuurvariabele diepte

 

Klasse

Klassenaam

Klasse

Klassenaam

0-5 cm/s

V1

1-5 cm

D1

5-10 cm/s

V2

5-25 cm

D2

10-20 cm/s

V3

25-50 cm

D3

20-30 cm/s

V4

50-100 cm

D4

30-50 cm/s

V5

100-200 cm

D5

50-100 cm/s

V6

200-400 cm

D6

>100 cm/s

V7

>400 cm

D7

...

 

Habitatvoorkeur

 

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen

Diepteklassen

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

Snoek

V1

D4,D5,D6

blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

4.2

...

Habitatcorrectiefactoren: migratiebarrières en intensief onderhoud

Op het habitatpotentieel (zoals berekend aan de hand van diepte en stroming, zie hierboven) wordt een correctiefactor toegepast voor het effect van schonen en de aanwezigheid van migratiebarrières. Het schonen van beken/riviertjes zorgt voor aantasting van het natuurlijk habitat waardoor dit minder geschikt wordt en de draagkracht afneemt. De aanwezigheid van migratiebarrières is van invloed op de bereikbaarheid van geschikte habitats voor migrerende soorten.

...

Binnen de KRW-Verkenner wordt onderscheid gemaakt tussen de barrières die zich bevinden in het waterlichaam waarvoor de ecologische kwaliteit bepaald wordt en de barrières die zich bevinden in waterlichamen op de trekroute. De migrerende soorten in de kleinere beektypen zoals Beekprik migreren voornamelijk binnen deze beektypen voor de verschillende fasen van hun levenscyclus. Voor deze soorten wordt daarom alleen de aanwezigheid van barrières in het betreffende waterlichaam meegenomen voor het bepalen van de habitatcorrectiefactor. De grotere beken/rivierjes riviertjes worden benut door migrerende soorten zoals de winden Winde die vanuit andere watertypen (grotere rivieren) migrerenintrekken. Voor deze soorten worden daarom ook de migratiebarrières die aanwezig zijn in waterlichamen op de trekroute meegenomen (zie tabel 6). De habitatcorrectiefactoren zijn veelal ingeschat op basis van expert judgement. De volgende formules worden toegepast voor het berekenen van de habitatcorrectiefactor voor migrerende soorten (HCF).

Formule correctiefactor voor barrières migratiebarrières binnen waterlichaam:

HCFmigratie HCFmigratie waterlichaam= 1/ (1 + aantal niet passeerbare kunstwerken in waterlichaam)

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:

  • als aantal barrières = 0 dan

...

  • HCFmigratie totaal = HCFmigratie waterlichaam
  • als aantal barrières > 0 dan

...

  • HCFmigratie totaal = 0

De habitatcorrectiefactor voor migratiebarrieres wordt zowel voor de soortensamenstelling als abundantie meegenomen.

...

Tabel 7. Correctiefactor op habitatuitkomst bij verschillende klassen van intensief onderhoud

Percentage

% waterlichaam met intensief onderhoud

10-25%

25-50%

50-100%

Correctiefactor habitatuitkomst

0.8

0.6

0.4

De habitatcorrectiefactor voor intensief onderhoud wordt zowel voor de soortensamenstelling als abundantie meegenomen.

Uiteindelijk wordt het habitatpotentieel (zoals berekent in stap 1, zie hierboven) met de volgende formule gecorrigeerd voor habitatcorrectiefactoren (migratiebarrieres, intensieve schoning):

Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren)
De waarden die uit deze formule komen (zowel voor soortensamenstelling als abundantie) worden gebruikt voor de berekening van de EKR.

4.3 Berekening van voorkomen van soorten naar EKR

Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen. Op basis van expert judgement zijn voor geschikt habitat voor de betreffende soorten 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De klassengrenzen zijn gemaakt op basis van expert judgement. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen (zie hieronder).

  • Tabel 8. Relatie tussen percentage geschikt habitat en indicatorsoorten voor soortensamenstelling per watertype
    Image Removed

Tabel 9. Habitatvoorkeur indicatorsoorten en habitatcorrectiefactor per watertype

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen

diepteklassen

habitatcorrectiefactor

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

schonen, migratiebarrières (R12)

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

schonen

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

schonen, migratiebarrières (R4, R9)

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

schonen, migratiebarrières (R5, R10)

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

schonen, migratiebarrières (R6)

Snoek

V1

D4,D5,D6

schonen

Blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

schonen

Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen.  Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten (Tabel 10). Dit is gebeurt door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituatie in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).

*Tabel 10. Abundantieklasses voor verschillende ecologische toestanden per watertype en indicatorsoort
Image Removed

Tabel 11: Formules ter bepaling van EKR voor deelmaatlat soortensamenstelling en abundantie

 

Deelmaatlat soortsamenstelling

 

Watertype

Soorten in formule

Formules EKR soortsamenstelling

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG)

GEM van score (BP,BE,RG)

R5, R10

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV)

R6

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BE,RG, SK,BV)

Deelmaatlat abundantie

 

Watertype

Soorten in formule

Formules EKR abundantie

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE)

GEM van score (BP,BE)

R5, R10

Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE)

R6

Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE)

 

 

Formule totaalscore EKR

 

 

GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie)


Tabel 8. Habitatvoorkeur indicatorsoorten en habitatcorrectiefactor per watertype

Indicatorsoort

stroomsnelheidsklassen

diepteklassen

habitatcorrectiefactor

Bermpje

V1,V2,V3

D2,D3

schonen, migratiebarrières (R12)

Riviergrondel

V1,V2

D2,D3,D4

schonen

Beekprik

V1,V2,V3

D1,D2

schonen, migratiebarrières (R4, R9)

Serpeling

V4,V5,V6

D4,D5

schonen, migratiebarrières (R5, R10)

Winde

V2,V3,V4,V5

D4,D5,D6

schonen, migratiebarrières (R6)

Snoek

V1

D4,D5,D6

schonen

Blankvoorn

V1,V2,V3

D5,D6,D7

schonen

De habitatcorrectiefactor voor intensief onderhoud wordt zowel voor de soortensamenstelling als abundantie meegenomen (voor berekening EKR, zie volgende paragraaf). Uiteindelijk wordt het habitatpotentieel (zoals berekent in stap 1, zie hierboven) als volgt gecorrigeerd voor habitatcorrectiefactoren (migratiebarrieres, intensieve schoning):

Geschikt habitat indicatorsoort = (percentage geschikt habitat)* minimum ( habitatcorrectiefactoren)

4.3 Berekening van voorkomen van soorten naar EKR

Tabel 9: Formules ter bepaling van EKR voor deelmaatlat soortensamenstelling en abundantie

 

Deelmaatlat soortsamenstelling

 

Watertype

Soorten in formule

Formules EKR soortsamenstelling

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG)

GEM van score (BP,BE,RG)

R5, R10

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV)

R6

Beekprik (BP), Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (BP,BE,RG,SE,SK,BV,WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (BE,RG, SK,BV)

Deelmaatlat abundantie

 

Watertype

Soorten in formule

Formules EKR abundantie

R4, R9

Beekprik (BP), Bermpje (BE)

GEM van score (BP,BE)

R5, R10

Riviergrondel (RG), Serpeling (SE), Snoek (SK), Blankvoorn (BV)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+SE)

R6

Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+WI)

R12

Bermpje (BE), Riviergrondel (RG), Snoek (SK), Blankvoorn (BV), Winde (WI)

GEM van score (GEM van score (RG,BV)+SK+BE)

 

 

Formule totaalscore EKR

 

 

GEM(score deelmaatlat soortsamenstelling, score deelmaatlat abundantie)

Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat soortsamenstelling
De maatlat soortsamenstelling uit de concept- maatlatten (Van der Molen 2004, 2006) gaat uit van het aantal typekenmerkende soorten in een beektype. Voor de verschillende toestandsklassen is hiervoor aangegeven hoeveel typekenmerkende soorten van de onderscheiden soortgroepen aanwezig dienen te zijn. Dit bleek binnen de KRW-Verkenner niet goed mogelijk. Het aantal soorten in de Verkenner is hiervoor te beperkt (levert problemen op bij het opstellen van 5 klassen). Daarom is in de KRW-Verkenner het voorkomen van een soort gerelateerd aan het areaal geschikt habitat in een waterlichaam. Het percentage geschikt habitat in een waterlichaam voor de indicatorsoorten wordt bepaald met het bakjesmodel van de KRW-Verkenner. Dit model berekent welk percentage van het waterlichaam voldoet aan bepaalde combinaties van diepte en stroomsnelheidsklassen. Op basis van expert judgement zijn voor geschikt habitat voor de betreffende soorten 5 klassen onderscheiden waarbij de score afloopt van 0.9 in de zeer goede toestand tot 0.1 in de slechte toestand. De totale score voor de maatlat soortsamenstelling wordt bepaald door het gemiddelde van de scores, van de voor het betreffende beektype kenmerkende soorten, te nemen. In tabel 9 is per watertype weergegeven welke soorten worden meegenomen in de maatlat soortensamenstelling. In tabel 10 staat het percentage geschikt habitat en de ecologische score (in 5 klasses) voor de deelmaatlat soortensamenstelling.

Tabel 10. Relatie percentage geschikt habitat en soortensamenstelling
Image Added

Klassenindeling en EKR-scores van deelmaatlat abundantie
De klassenindeling van de concept-maatlatten (Van der Molen & Pot, 2006) gaat uit van het aantalspercentage van soortgroepen, terwijl in de KRW-Verkenner gebruik wordt gemaakt van type kenmerkende indicatorsoorten voor deze soortgroepen (zie paragraaf 3). Voor toepassing binnen de KRW-Verkenner zijn de klassengrenzen van de concept-maatlatten daarom aangepast voor de indicatorsoorten (Tabel 11). Dit is gebeurd door de klassengrenzen uit de concept-maatlat te vermenigvuldigen met het percentage van de indicatorsoort in de referentiesituatie gedeeld door het percentage van de soortgroep in de referentiesituatie. In Vriese & Beers (2004) is aangegeven welke aantalspercentages van type kenmerkende soorten en soortgroepen in de referentiesituatie in de onderscheiden beektypen aanwezig zijn. Deze percentages zijn gebaseerd op veldgegevens over de visstand in Nederlandse beken afkomstig uit diverse databestanden (OVB, Vissenatlassen Nederland en Limburg) die beschikbaar waren (Vriese & Beers, 2004).

*Tabel 11. Abundantieklasses voor verschillende ecologische toestanden per watertype en indicatorsoort
Image Added

Berekening totale EKR vissen
De bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie. De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006), zoals in bovenstaande tekst is uitgelegd. De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006):

EKR = [(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig) Wiki MarkupDe bepaling van de EKR gebeurt op de wijze zoals beschreven in Van der Molen (2006). De totaalscore van de EKR wordt berekend als het gemiddelde van de EKR's van de deelmaatlatten soortsamenstelling en abundantie. De bepaling van de EKR voor de deelmaatlat soortsamenstelling gebeurt door het gemiddelde te nemen van de scores van de indicatorsoorten. Dit wijkt enigszins af van de berekeningswijze uit Van der Molen (2006), zoals in bovenstaande tekst is uitgelegd. De EKR voor de deelmaatlat abundantie wordt op dezelfde wijze berekend als in Van der Molen (2006): EKR = \[(reofiel + eurytoop)/2 + (migratie regionaal/zee) + (habitat gevoelig)\]/3.

De eurytope indicatorsoort Blankvoorn en de habitatgevoelige inidicatorsoort Snoek behoren niet tot de referentievisgemeenschap van de kleinere beektypen R4 en R9. Daarom Voor deze watertypen wordt de EKR hier op basis van minder soorten bepaald.   

5. Relaties met maatregelen

...

Waterkwaliteit
Effect van eutrofiering en oplopende temperaturen in de zomer (door gebrek aan beschaduwing en lage stroomsnelheden) op het voorkomen van soorten is een kennisleemte.

Herkolonisatie
Er  HerkolonisatieEr is weinig bekend over de mogelijkheden van beeksoorten om beken (over grote afstanden) te herkoloniseren. In beken waar geen bronpopulaties meer in de nabijheid aanwezig zijn is herintroductie mogelijk de enige oplossing om bepaalde soorten terug te krijgen.

8. Bronnen rekenregels en literatuur

Bronnen rekenregels

Image Removed

...

  • Aarts,

...

  • T.,

...

  • 1995.

...

  • Habitat

...

  • Geschiktheid

...

  • Model:

...

  • het

...

  • Bermpje

...

  • Barbatula

...

  • barbatulus.

...

  • Organisatie

...

  • ter

...

  • Verbetering

...

  • van

...

  • de

...

  • Binnenvisserij,

...

  • Nieuwegein.

...

  •   [model

...

  • in

...

  • 2000

...

  • herzien

...

  • door

...

  • J.

...

  • Kranenbarg

...

  • ]

...

  • Bakker,

...

  • H.,

...

  • 1992.

...

  • Habitat

...

  • Geschiktheid

...

  • Model:

...

  • de

...

  • Snoek

...

  • Esox

...

  • lucius.

...

  • Organisatie

...

  • ter

...

  • Verbetering

...

  • van

...

  • de

...

  • Binnenvisserij,

...

  • Nieuwegein.

...

  • [model

...

  • in

...

  • 2000

...

  • herzien

...

  • door

...

  • J.

...

  • Kranenbarg

...

  • ]

...

  • Breukelen,

...

  • S.

...

  • Van,

...

  • 1992.

...

  • Habitat

...

  • Geschiktheid

...

  • Model:

...

  • de

...

  • Blankvoorn

...

  • Rutilus

...

  • rutilus.

...

  • Organisatie

...

  • ter

...

  • Verbetering

...

  • van

...

  • de

...

  • Binnenvisserij,

...

  • Nieuwegein.

...

  • Nie,

...

  • H.W.

...

  • de,

...

  • 1996.

...

  • Atlas

...

  • van

...

  • de

...

  • Nederlandse

...

  • Zoetwatervissen.

...

  • Stichting

...

  • Atlas

...

  • Verspreiding

...

  • Nederlandse

...

  • Zoetwatervissen.

...

  • Doetinchem:

...

  • Media

...

  • Publishing.

...

  • ISBN

...

  • 90-76020-04-03.

...

  • Grift,

...

  • R.E.,

...

  • A.D.

...

  • Buijse,

...

  • W.L.T.

...

  • van

...

  • Densen,

...

  • M.A.M.

...

  • Machiels,

...

  • J.

...

  • Kranenbarg,

...

  • J.G.P.

...

  • Klein

...

  • Breteler

...

  • and

...

  • J.J.G.M.

...

  • Backx,

...

  • 2003.

...

  • Suitable

...

  • habitats

...

  • for

...

  • 0-group

...

  • fish

...

  • in

...

  • rehabilitated

...

  • floodplains

...

  • along

...

  • the

...

  • Lower

...

  • River

...

  • Rhine.

...

  • River

...

  • Research

...

  • and

...

  • Applications

...

  • 19:

...

  • 353-374.

...

  • Houten,

...

  • J.

...

  • van,

...

  • 1997.

...

  • Habitat

...

  • Geschiktheid

...

  • Model:

...

  • Winde

...

  • Leuciscus

...

  • idus

...

  • en

...

  • Serpeling

...

  • Leuciscus

...

  • leuciscus.

...

  • Organisatie

...

  • ter

...

  • Verbetering

...

  • van

...

  • de

...

  • Binnenvisserij,

...

  • Nieuwegein.

...

  • [model

...

  • in

...

  • 2000

...

  • herzien

...

  • door

...

  • J.

...

  • Kranenbarg

...

  • ]

...

  • Klein

...

  • Breteler,

...

  • J.G.P.

...

  • &

...

  • J.

...

  • Kranenbarg,

...

  • 2000.

...

  • Gidssoorten

...

  • matrix

...

  • Ecologische

...

  • Netwerkstudies:

...

  • Annex

...

  • vis.

...

  • Organisatie

...

  • ter

...

  • Verbetering

...

  • van

...

  • de

...

  • Binnenvisserij,

...

  • Nieuwegein.

...

  • Kranenbarg,

...

  • J.,

...

  • 2005.

...

  • Ecosysteemprocessen

...

  • rivieren.

...

  • Visfauna:

...

  • Kennisontwikkeling

...

  • en

...

  • toepassing

...

  • in

...

  • model

...

  • HABITAT.

...

  • WL

...

  • |

...

  • delft

...

  • hydraulics.

...

  • Nie,

...

  • H.W.

...

  • de

...

  • &

...

  • F.T.

...

  • Vriese,

...

  • 2001.

...

  • Referentievisstand

...

  • in

...

  • regionale

...

  • wateren:

...

  • beken.

...

  • Organisatie

...

  • ter

...

  • Verbetering

...

  • van

...

  • de

...

  • Binnenvisserij,

...

  • Nieuwegein.

...

  • OVB

...

  • Onderzoeksrapport

...

  • OND00121.

...

  • 34

...

  • pp.

...

  • Semmekrot,

...

  • S.,

...

  • 1992.

...

  • Habitat

...

  • Geschiktheid

...

  • Model:

...

  • de

...

  • Beekprik

...

  • Lampetra

...

  • planeri.

...

  • Organisatie

...

  • ter

...

  • Verbetering

...

  • van

...

  • de

...

  • Binnenvisserij,

...

  • Nieuwegein.

...

  • [model

...

  • in

...

  • 2000

...

  • herzien

...

  • door

...

  • J.

...

  • Kranenbarg]
  • Van der Molen (redactie), et al., 2004. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport nr 2004-43.
  • Van der Molen & Nat, R. (redactie), dec 2007. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport nr 2007-32.
  • Vriese, T. & M. Beers, 2004. Referenties en maatlatten beken KRW Fase I en II. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.

Bronnen rekenregels

Image Added\] \* Van der Molen (redactie), et al., 2004. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport nr 2004-43. \* Vriese, T. & M. Beers, 2004. Referenties en maatlatten beken KRW Fase I en II. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein.

Bijlage 1: Correctiefactor aanwezigheid migratiebarrières

...

Formules correctiefactor voor barrières in waterlichamen op trekroute naar waterlichaam:

  • als aantal barrières = 0 dan HCFmigratie totaal is HCFmigratie waterlichaam
  • als aantal barrières > 0 dan HCFmigratie totaal = 0

Ieder beektype heeft een indicatorsoort voor migratie. Voor het type R6 is dit de Winde. De volwassen windes trekken in het voorjaar o.a. riviertjes en beken op om zich voort te planten. Dit gebeurt op regionale-nationale schaal. Om de paai/opgroeigebieden in het type R6 te bereiken moet de Winde veelal andere waterlichamen (o.a. andere R6 waterlichamen, R7, R8, M-typen) passeren. Ten aanzien van de trekroute naar de beken in de Gelderse Vallei zijn er geen migratieknelpunten; bij alle stuwen in de Neder-Rijn en Lek zijn vispassages aangelegd.
Om de Benedenloop Baneveldse Beek te bereiken migreert Winde bijvoorbeeld via de route Eem-Valleikanaal. In de Eem zijn geen barrières aanwezig en in het Valleikanaal is 1 barrière aanwezig. Het totaal aantal barrières op de migratie route naar de Benedenloop Baneveldse Beek bedraagt dus 1 waardoor de HCF 0 is.

...