Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Comment: Migration of unmigrated content due to installation of a new plugin

home

scrollbar

H2110 - Embryonale duinen

Algemeen

Section
Column
width80%

Algemene kenmerken

 

Naam

Wiki Markup
[home] {scrollbar} h1. H2110 - Embryonale duinen h1. Algemeen {section}{column:width=80%} || Algemene kenmerken || || | Naam

soort(en)groep

|

Embryonale

duinen

| | Regio | Europa | | Watersysteem | kustwateren | | Natuurparameter | Habitattypen | | HR nr | H2110 | | Factsheet opgemaakt door |

Regio

Europa

Watersysteem

kustwateren

Natuurparameter

Habitattypen

HR nr

H2110

Factsheet opgemaakt door

K.E.

van

de

Wolfshaar

|{column}{column:width=20%} | !2110_schaminee.jpg|thumbnail! | | Foto:

Column
width20%

Image Added

Foto: J.H.J.

Schaminée |{column}{section} h1. Habitat beschrijving h3. Algemeen voorkomen Dit habitattype omvat duintjes met Biestarwegras (_Elytrigia juncea_ subsp. _boreoatlantica_), die doorgaans in mozaïek voorkomen met onbegroeide embryonale duintjes, vloedmerkvegetatie en strand. Het type wordt aangetroffen op aangroeiende kusten, waar deze begroeiing het eerste stadium in de duinvorming vertegenwoordigt. Dergelijke embryonale duinen komen voor op hoge delen van het strand, doorgaans aan de voet van Helmduinen (type [H2120 - Witte duinen|H2120 - Witte duinen]), waar ze door verder opstuiving in kunnen overgaan.Naast Biestarwegras zijn slechts weinig soorten aangepast aan de dynamische omstandigheden. Zeepostelein (_Honckenya peploides_), Zeemelkdistel (_Sonchus arvensis var. maritimus_) en Zandhaver (_Leymus arenarius_) zijn het meest opvallend. Kenmerkende soorten van het vloedmerk zijn onder meer Zeeraket (_Cakile maritima_), Stekend loogkruid (_Salsola kali subsp. kali_), Spiesmelde (_Atriplex prostrata_) en - minder algemeen - Gelobde melde (_Atriplex laciniata_), Kustmelde (_Atriplex glabriuscula_) en Gele hoornpapaver (_Glaucium flavum_). De beste voorbeelden van het type worden gevonden op plekken waar de kust niet is vastgelegd, zoals in delen van de Waddeneilanden en in Zuidwest-Nederland. [#1]. h3. Milieurandvoorwaarden Sterke windwerking kan er voor zorgen dat de duintjes slechts een kort leven beschoren is; eventueel kunnen dan op andere plekken in het gebied nieuwe embryonale duinen gevormd worden [#1]. Dit habitattype wordt gevormd door de bovenste zone van het strand en de buitenste duinen [#2]. Bij te veel dynamiek kan het Biestarwegras zich niet vestigen, maar bij te weinig dynamiek gaat dit habitattype over naar het habitattype [H2120 - Witte duinen|H2120 - Witte duinen]. De embryonale duinen zijn een pionierstadium van duinen. h3. Beheer en ontwikkelingskansen Deze embryonale duinen bestaan nooit lang op 1 lokatie maar veranderen door de werking van wind en water. Vandaar dat dit type duinen ook wel wandelende duinen worden genoemd [#1]. h1. Dosis-effect relaties Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van Biestarwegras dat op embryonale duinen, strandvlakten en aan de duinvoet voorkomt. Standplaatsfactoren voor de embryonale duinen zelf zijn moelijk te formuleren omdat het hier om een landschapskenmerk gaat. \\ h4. Stroomdiagram \\ {flowchart}graph[ rankdir=LR] nodesep=0.5 "node0" [ label = "Districten|Samenstelling bodemvocht|Hoogte tov strand|Zoutgehalte|Zuurgraad bodem" shape = "record" ]; "node3" [ label = "HGI algemeen" shape = "record" ]; "node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"] [ id = 2 ]; {flowchart} \\ h4. Dosis-effect relaties {section}{column:width=50%} {chart:type=bar|title=Districten|xlabel=district|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || district || HGI || | marien | 1 | | duin | 0.5 | | estuarien | 0.5 | | anders | 0 | {chart} Referentie: [#2]{column}{column:width=50%} {chart:type=xyline|title=Samenstelling bodemvocht|xlabel=samenstelling (% NaCl)|yLabel=HGI|dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|domainAxisUpperBound=2.5} || samenstelling (% NaCl) || HGI || | 1 | 0 | | 1.5 | 0 | | 1.5 | 1 | | 2 | 1 | | >2 | 0 | {chart} Referentie: [#2]{column}{section}{section}{column:width=33%} || Hoogte t.o.v. hoog strand (m) || HGI || | 0 - 1 | 1 | | >1 | 0 | Referentie: [#2]{column}{column:width=33%} || Zoutgehalte || HGI || | zout | 1 | | brak | 1 | | zoet | 0 | Referentie: [#1]{column}{column:width=33%} || Zuurgraad bodem || HGI || | neutraal | 1 | | basisch | 1 | | anders | 0 | Referentie: [#1] {column}{section} h1. Onzekerheid en validatie (!) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd. h1. Toepasbaarheid Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van Biestarwegras en zijn van toepassing op strandvlakten, de duinvoet en embryonale duinen. De huidige dosis-effect relaties zijn op dit moment onvoldoende om de geschiktheid voor dit habitattype te bepalen, omdat het hier om een landschapskenmerk gaat. h1. Voorbeeld project Er is geen voorbeeldprojekt beschikbaar. h1. Referenties 1 {anchor:1}[

Schaminée

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

Dit habitattype omvat duintjes met Biestarwegras (Elytrigia juncea subsp. boreoatlantica), die doorgaans in mozaïek voorkomen met onbegroeide embryonale duintjes, vloedmerkvegetatie en strand. Het type wordt aangetroffen op aangroeiende kusten, waar deze begroeiing het eerste stadium in de duinvorming vertegenwoordigt.
Dergelijke embryonale duinen komen voor op hoge delen van het strand, doorgaans aan de voet van Helmduinen (type H2120 - Witte duinen), waar ze door verder opstuiving in kunnen overgaan.Naast Biestarwegras zijn slechts weinig soorten aangepast aan de dynamische omstandigheden. Zeepostelein (Honckenya peploides), Zeemelkdistel (Sonchus arvensis var. maritimus) en Zandhaver (Leymus arenarius) zijn het meest opvallend. Kenmerkende soorten van het vloedmerk zijn onder meer Zeeraket (Cakile maritima), Stekend loogkruid (Salsola kali subsp. kali), Spiesmelde (Atriplex prostrata) en - minder algemeen - Gelobde melde (Atriplex laciniata), Kustmelde (Atriplex glabriuscula) en Gele hoornpapaver (Glaucium flavum).
De beste voorbeelden van het type worden gevonden op plekken waar de kust niet is vastgelegd, zoals in delen van de Waddeneilanden en in Zuidwest-Nederland. #1.

Milieurandvoorwaarden

Sterke windwerking kan er voor zorgen dat de duintjes slechts een kort leven beschoren is; eventueel kunnen dan op andere plekken in het gebied nieuwe embryonale duinen gevormd worden #1. Dit habitattype wordt gevormd door de bovenste zone van het strand en de buitenste duinen #2. Bij te veel dynamiek kan het Biestarwegras zich niet vestigen, maar bij te weinig dynamiek gaat dit habitattype over naar het habitattype H2120 - Witte duinen. De embryonale duinen zijn een pionierstadium van duinen.

Beheer en ontwikkelingskansen

Deze embryonale duinen bestaan nooit lang op 1 lokatie maar veranderen door de werking van wind en water. Vandaar dat dit type duinen ook wel wandelende duinen worden genoemd #1.

Dosis-effect relaties

Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van Biestarwegras dat op embryonale duinen, strandvlakten en aan de duinvoet voorkomt. Standplaatsfactoren voor de embryonale duinen zelf zijn moelijk te formuleren omdat het hier om een landschapskenmerk gaat.

Stroomdiagram



Dosis-effect relaties

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabeldistrict
titleDistricten
dataOrientationvertical
typebar
yLabelHGI

district

HGI

marien

1

duin

0.5

estuarien

0.5

anders

0

Referentie: #2

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelsamenstelling (% NaCl)
titleSamenstelling bodemvocht
dataOrientationvertical
domainAxisUpperBound2.5
typexyline
yLabelHGI

samenstelling (% NaCl)

HGI

1

0

1.5

0

1.5

1

2

1

>2

0

Referentie: #2

Section
Column
width33%

Hoogte t.o.v. hoog strand (m)

HGI

0 - 1

1

>1

0

Referentie: #2

Column
width33%

Zoutgehalte

HGI

zout

1

brak

1

zoet

0

Referentie: #1

Column
width33%

Zuurgraad bodem

HGI

neutraal

1

basisch

1

anders

0

Referentie: #1

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

Toepasbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van Biestarwegras en zijn van toepassing op strandvlakten, de duinvoet en embryonale duinen. De huidige dosis-effect relaties zijn op dit moment onvoldoende om de geschiktheid voor dit habitattype te bepalen, omdat het hier om een landschapskenmerk gaat.

Voorbeeld project

Er is geen voorbeeldprojekt beschikbaar.

Referenties

1

Anchor
1
1
http://www.minlnv.nl/natura2000

...


2

...

Anchor
2
2
Weeda,

...

E.J.,

...

J.H.J.

...

Schaminee,

...

L.

...

van

...

Duuren

...

(2003).

...

Atlas

...

van

...

Plantengemeenschappen

...

in

...

Nederland.

...

Deel3

...

Kust

...

en

...

binnenlandse

...

pioniermilieus.

...

KNNV

...

Uitgeverij.