De ecologische beschrijving van de vier klassen (dus ongeacht het systeem, tenzij anders vermeld) is als volgt: Klasse 1:Soorten die bestand zijn tegen of afhankelijk zijn van langdurige en/of frequente overstroming of onder water staan in het groeiseizoen, zoals: - Pioniersoorten
- Biezen
- Riet en lisdodde
- Mosselbanken (getijdenwateren)
Klasse 2:Soorten die afhankelijk zijn van regelmatige droogval en overstroming gedurende het groeiseizoen, zoals helofyten en – moerassoorten. In getijdenwateren betreft het de zone waarin andere filterfeeders zoals kokkels en hoge biomassa’s bodemdieren voorkomen. Klasse 3:Soorten die afhankelijk zijn van droogval in de zomer en waarbij alleen in de winter overstroming optreedt, zoals: - Ruigtekruiden
- Wilgen (vestiging)
- Laag gelegen graslandsoorten
In getijdenwateren betreft het zone waarin alleen sediment-eters (wormen, kleine kreeftachtigen) kunnen voorkomen, meestal in lage biomassa’s. Klasse 4:In zoete getijdenwateren betreft het de zone met: - Overstromingsarm vloedbos
- Griend
- Hoger gelegen graslanden
In zoute getijdenwateren betreft het de zone met: - Schelpenbanken
- Kwelders
- Schorren
ZoutgehalteOok het zoutgehalte is bepalend voor de structuur en soortensamenstelling van de oever. Bij dit indelingskenmerk wordt uitgegaan van het zoutgehalte van het oppervlaktewater en niet van de standplaats (dit is impliciet al meegenomen bij het indelingskenmerk hydrologie (4g)). Bij een zoutgradiënt van zoet naar zout horen de aan die omstandigheden aangepaste soorten en resulteert in een hoger aantal soorten in het zoete en zoute milieu dan in het brakke milieu. In de brakke zone treden naast grote schommelingen in zoutgehalte ook veranderingen in zuurstofgehalte, temperatuur en troebelheid van het water op. Aan dit veranderlijke milieu zijn relatief weinig soorten aangepast. In tabel 2 zijn de vier verschillende zoutklassen weergegeven. Tabel 2: Door RWES-Oevers gehanteerde zoutklassen, met gebruikte code en ecologische beschrijving.
Anchor |
---|
| Mechanische dynamiek |
---|
| Mechanische dynamiek |
---|
| Mechanische dynamiekMechanische dynamiek omvat alle krachten die worden uitgeoefend op de bodem, het water, en de flora en fauna van een ecotoop. Naast de invloed van water, stuurt ook dit kenmerk de ontwikkeling van oevers (CUR 1994, Klijn et al., 1998, Coops, 1996, Van den Brink, 1990, De Graaf et al., 1990, Maenen, 1989, Leemans 1989, Adriaanse, 1986). Mechanische dynamiek bestaat uit directe en indirecte effecten. Het directe effect van de mechanische dynamiek in de vorm van wind, golfslag en stroming op de oevervegetatie, is afhankelijk van de resistentie van de plant voor deze krachten. Het indirecte effect hangt samen met het effect wind, golfslag en stroming op de bodemsamenstelling, waardoor in de oeverzone erosie- en sedimentatieprocessen van grind, zand, klei, slib en organisch stof optreden. Mechanische dynamiek heeft in de vier typen watersystemen verschillende oorzaken: - Rivieren:
- Wisselende afvoeren van water en sediment
- Golfwerking door scheepvaart
- Wind (in mindere mate)
- Getijdenwateren:
- Wisselende getijdenstromingen
- Door rivieren veroorzaakte onregelmatige aanvoer van water en sediment
- Wind
- Scheepvaart
- Meren:
- Wind (direct effect via golfwerking en wind op zichzelf)
- Wisselende waterstanden
- Wisselende stromingen
- Wisselende aan- en afvoer van water en sediment
- Kanalen
- Scheepvaart
- Aan- en afvoer van water
- Stuw- en spuiregimes
- Waterlozingen
- Wind
De mechanische dynamiek wordt opgedeeld in drie klassen (zie tabel 3). De grenzen zijn gebaseerd op de kansen voor vestiging van bepaalde soortgroepen. Tabel 3: Overzicht van de klasse-indeling van het indelingskenmerk 'Mechanische Dynamiek'. Image Modified |