Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Comment: Migration of unmigrated content due to installation of a new plugin

home

scrollbar
(warning) under construction by Marjolijn

Kranswieren - Chara spp.

Algemeen

Section
Column
width80%

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Kranswierwateren Kranswieren

Regio

Nederland

Watersysteem

Meren en moerassen

Natuurparameter

habitats

HR nr

H3140

Factsheet opgemaakt door

H M. Coops Haasnoot

Column
width20%

Foto: J. van Schie

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

Het habitattype Kranswierwateren is binnen Europa wijd verspreid. De plantengemeenschappen die in Nederland binnen dit habitattype voorkomen zijn nagenoeg beperkt tot de noordwest-Europese laagvlakte. Kranswieren zijn pioniers van minder voedselrijke, heldere wateren. Onder deze omstandigheden ontwikkelen ze dichte tapijten die bestaan uit een of meerdere soorten kranswieren, waarin nauwelijks andere waterplanten kunnen doordringen. De grote meren en plassen met kranswieren behoren tot de meest uitgestrekte vindplaatsen van het habitattype in Europa. De soortenrijkdom in ons land is hoog: de helft van de 40 kranswiersoorten in Europa komt in ons land voor. Nederland is daarom van zeer groot belang voor dit type.
De plantengemeenschappen vallen onder het verbond Charion fragilis (4Ba). Kenmerkende soorten voor kalkrijke wateren zijn: Gewoon kransblad (Chara vulgaris), Ruw kransblad (Chara aspera), Stekelharig kransblad (Chara hispida), Brokkelig kransblad (Chara contraria), Sterkranswier (Nitellopsis obtusa). In zwak brakke wateren kunnen ook gebogen kransblad (Chara connivens) en brakwaterkransblad (Chara canescens) een rol spelen.
In de grote meren van het IJsselmeergebied komen in de ondiepe zone (0,5 - 2,5 m) kranswieren voor als de waterkwaliteit voldoende is verbeterd en er voldoende licht tot op de bodem doordringt. Uitgestrekte 'kranswierweiden' zijn te vinden in de Veluwerandmeren, het IJmeer en de Gouwzee. De laatste jaren is er ook een toename te zien in het Gooimeer, het Zwarte Meer en langs de Friese kust.

...

Kranswiervegetaties zijn gevoelig voor verhoogde troebelheid (door toevoer van nutrienten, slibopwoeling e.d.), en worden dan snel verdrongen door andere waterplanten of draadwieren. Bij matig verminderd doorzicht kunnen kranswieren zich vaak goed handhaven doordat ze zelf de helderheid versterken. Na het verdwijnen van de vegetatie zijn zeer heldere omstandigheden nodig om herkolonisatie mogelijk te maken.
Primair zal het beheer van kranswiermeren dus moeten bestaan uit het voorkomen van hoge nutrientenbelasting en andere bronnen van vertroebeling. Daarnaast is het instandhouden van ondiep-watergebieden een vereiste.
Ontwikkeling van kranswiervegetaties is mogelijk door maatregelen te nemen die de helderheid vergroten, zoals actief biologisch beheer of doorspoelen. Maatregelen als het selectief maaien van boven de kranswieren uitgroeiende waterplanten en het uitzetten van sporen zijn met wisselend succes toegepast.

Dosis-effect relaties


De Binnen HABITAT studies voor het IJsselmeergebied is tot halverwege 2014 gebruik gemaakt van de dosis-effect relaties zijn afkomstig van het logistisch regressie model Macromij (#3). Dit regressie model is gebaseerd op meetgegevens uit de Veluwerandmeren. Omdat in het Markermeer diepere delen voorkomen dan in de Veluwerandmeren is een begrenzing gesteld aan de uitkomsten van het model (0.2 tot 3.5 m).In Macromij wordt de kans op het voorkomen van Chara spp. als volgt berekendDe validatie van deze kennisregels op het Markermeer (2006) bleek goed te zijn. Echter, de toenemende verbetering van het lichtklimaat en het effect dat chara heeft op dit lichtklimaat, leidde in het NMIJ project tot een duidelijk verschil tussen voorspeld potentieel geschikt habitat en daadwerkelijk gekoloniseerd gebied. Op basis van een mixed model benadering zijn nieuwe kennisregels opgesteld. Meer details over de methode zijn terug te vinden in (#5). In (#6) zijn de vegelijkingen getoond tussen de effecten van stuurvariabelen op het potentieel voorkomen van chara in de Macromij benadering en in de nieuwe mixed model benadering.

De mixed model dosis effect relaties zijn opgesteld op basis van doorzicht en op basis van extinctie.

Doorzicht:
P_chara = 1*exp(-0(-3.015811882503+deelgebied-02.024183232932*wadiepte_zom+-0.36*tur+101857262*(diepte_zom^2)-0.0023*fe+0.12* se+0.0084*wa*tur+0.000024*wa*fe+-0.06*tur*se+-0.0002*fe*se+-0.000019*wa*tur*fe+0.0000812* tur*fe*se+0.0000000778*wa*tur*fe*se)109802864*diepte_zom*doorzicht-0.00058004*strijklengte))

Extinctie:
P_chara =1*exp(-(0.247702657+deelgebied-1.280411065*diepte_zom+0.06854636*(diepte_zom^2)-0.278693414*diepte_zom*extinctie-0.163078252*extinctie-0.000435184*strijklengte))

HGI Chara = 1 HGI Chara = (P_chara / (1+P_chara)) als de waterdiepte tussen 0.2 en 3.5 meter is.

deelgebied = het gebiedsintercept. Dit houdt in dat een bepaald gebied een straf of bonus krijgt met betrekking tot het voorkomen van waterplanten. De straf of bonus is gebaseerd op de trainingsdataset voor de kennisregels ( - )
diepte_zom = de gemiddelde waterdiepte in de zomer (m)
doorzicht = secchi diepte (m)
extinctie = extinctiecoefficient Wa = waterdiepte (cm)
Tur = troebelheid (1/m)
Fe strijklengte = de jaargemiddelde effectieve strijklengte met windkracht van 4 Bft of meer (m) Se = sediment, percentage organisch stof, a.d.v. bodemkaartAls maat voor de troebelheid wordt de licht extinctie genomen, welke wordt berekend met de volgende formule volgens Scheffer (1998):
troebelheid = 0.81 + 0.016 ?chlorophyll?a + 0.46/Zs0.5
Zs = Secchi depth (m)
chlorophyll?a (?g/L)

Er zijn benaderingen beschikbaar voor doorzicht en extinctie de lichtklimaatparameters niet gemeten zijn. Zie hiervoor de pagina's doorzicht en extinctie.

Er zijn ook dosis-effectrelaties beschikbaar voor het habitattype Kranswierwateren.

...

Deze dosis-effect relaties zijn gevalideerd voor de Veluwerandmeren #3. De uitkomsten van dit model zijn ook vergeleken met meetgegevens in het Markermeer. De kans dat de dosis-effect relaties voor Chara spp. de aanwezigheid goed voorspellen (TPR) is 20%, de kans dat het model afwezigheid goed voorspelt (TNR) is 91%, en de trefzekerheid is 86%. Voor deze vergelijking is de 'Goodness of fit' methode gebruikt (hier zal binnenkort een rapport over worden geplaatst).

Toepasbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn toepasbaar op zoete wateren in Nederland, met name ondiepe meren.

Voorbeeld project

op het Markermeer.

Toepasbaarheid

Markermeer en mogelijk ook andere zoete wateren waar weinig lange voorlanden aanwezig zijn (zoals het IJsselmeer)Deze dosis-effect relatie is toegepast in een project voor het IJsselmeergebied (#2)en het Volkerak Zoommeer (#1).

Referenties

1

Anchor
1
1
Haasnoot, M. en Van de Wolfshaar, K.E.. Habitat analyse in het kader van de Planstudie/MER voor Krammer, Volkerak en Zoommeer. WL report Q4015. 2006 (Download rapport ) rapport van pagina met toepassingen
2
Anchor
2
2
Haasnoot, M., Kranenbarg, J. en van Buren, R.. Seizoensgebonden peilen in het IJsselmeergebied. WL report Q3889. 2005 (Download rapport ) rapport van pagina met toepassingen
3
Anchor
3
3
Van den Berg M.S., M. Scheffer, E. van Nes & H. Coops (1999) Dynamics and stability of Chara sp. and Potamogeton pectinatus in a shallow lake changing in eutrophication level. Hydrobiologia 408/409: 335-342. Download artikel
4
Anchor
4
4
Scheffer, M., 1998, Ecology of Shallow Lakes. Chapman and Hall, London, 357 pp.
5
Anchor
5
5
Zuidam, B. van, 2014, Upgrade kennisregels waterplanten Download pdf
6
Anchor
6
6
Zuidam, B. van, 2014, Upgrade kennisregels waterplanten - bijlage Download pdf