Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

home

scrollbar

Driehoeksmossel - Dreissena polymorpha

Algemeen

Section
Column
width80%

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Driehoeksmossel - Dreissena polymorpha

Regio

Nederland, Europa

Watersysteem

meren, rivieren

Natuurparameter

weekdieren

Factsheet opgemaakt door

K.E. van de Wolfshaar

Column
width20%

Image Added

Foto: GerardM Bron:wikipedia

Column
Section
Wiki Markup

...

h1. Habitat beschrijving


h3. Algemeen voorkomen

De Driehoeksmossel komt voor in rivieren, meren, plassen en kanalen en hecht zich aan allerlei hardsubstraat. Driehoeksmosselen zijn in de winter stapelvoedsel voor watervogels zoald de Kuifeend _Aythya fuligula_, de Tafeleend _A. ferina_, de Topper _A. marila_ en de Meerkoet _Fulica atra_.  Driehoeksmosselen zijn een doelsoort van zoete, grote stagnante wateren in het beneden rivierengebied.

h3. Milieurandvoorwaarden

De milieucondities die van belang zijn voor de driehoeksmossel zijn zoet water, bodemtype, waterdiepte en watertemperatuur [#2], [#6].

Driehoeksmosselen vestigen zich op hard substraat zoals stenen en schelpen. Ze foerageren door algen te filteren uit het water. Hoge slibconcentraties in het water of op de bodem kunnen dit verhinderen en zorgen uiteindelijk voor verstikking. De diepte waarop mosselen voorkomen verschilt per gebied. Er zijn waarnemingen tot 50 meter diepte gedaan ([#9). De hoogste dichtheden vinden meestal plaats op een diepte tussen de 2 en 5 m ([#2]). In ondieptes wordt de afwezigheid mogelijk veroorzaakt door de snelle temperatuurwisselen of door predatiedruk door mosselen of door een hoge wintersterfte als gevolg van een lange periode met zuurstofloosheid bij ijsbedekking ([#8]). Bij grotere dieptes (>5m) zijn temperatuur en zuurstofgehalte vaak limiterende factoren ([#10]).

De groei en reproduktie van de driehoeksmosselen wordt beïnvloed door de watertemperatuur [#2]. In koude wateren (< 15 ˚C) is de periode van groei kort en is de reproduktie minimaal (Morton, 1969; Lewandowski, 1982; Strayer, 1991). Ook warme wateren hebben een negatief effect op de populatie-ontwikkeling (Walz, 1974). Sterftecijfers nemen toe bij watertemperaturen van > 26-32 ˚C (Strayer, 1991). Noordhuis en Houwing (2003) suggereren dat er mogelijk een negatief effect is van relatief warme winters. De eerste eieren en larven worden in de Poolse meren gesignaleerd bij watertemperaturen van 17-19 ˚C (Lewandowski, 1982) en in de Noord-Amerikaanse meren bij 13 ˚C (Hebert e.a., 1989).

In het IJsselmeer begint de jaarlijkse lengtegroei van de driehoeksmosselen in april en eindigt in september. Uit onderzoek van Reeders (1989) is gebleken, dat bij een watertemperatuur van 5-20 ˚C de filtratiesnelheid optimaal is. Beneden de 5 ˚C neemt de filtratiesnelheid abrupt af tot een geringe waarde en bij een watertemperatuur van meer dan 20 ˚C neemt de snelheid geleidelijk af. Volgens het onderzoek van Morton (1969) vindt alleen lengtegroei plaats bij een watertemperatuur van meer dan 11 ˚C en komt bij een watertemperatuur van meer dan 30 ˚C de lengtegroei geheel tot stilstand. De driehoeksmossel is zeer gevoelig voor snelle stijgingen van de watertemperatuur. Bij bestrijding van de driehoeksmosselen in koelwatersystemen wordt daarom de thermoshock-methode gehanteerd: bij een watertemperatuur van 35 ˚C wordt in een half uur alle aangroei gedood (Jenner en Mommen, 1985). De ontwikkelingsmogelijkheden van driehoeksmosselen in de Randmeren wordt beperkt door een aantal factoren, waaronder de snelle stijging van de watertemperatuur en grote dagelijkse temperatuurschommelingen die in het voorjaar in de ondiepe en beschutte meren kunnen optreden. Door deze veranderingen wordt de voortplanting van de driehoeksmosselen volledig verstoord (Vanhemelrijk e.a., 1993).


h3. Beheer en ontwikkelingskansen

Met name veranderingen aan zoutgehalte, waterdiepte en watertemperatuur kunnen tot een verandering van het voorkomen van de driehoeksmossel leiden.

h1. Dosis-effect relaties

Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op een uitgebreide studie van TNO ([#2]) en een expert meeting ([#3]). 
Er wordt onderscheid gemaakt voor meren en rivieren voor waterdiepte en stroomsnelheid [#2].

\\
h4. Stroomdiagram
\\
{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Zoutgehalte|Gemiddelde watertemperatuur juni tot augustus|Gemiddeld orhofosfaat|Gemiddeld zuurstofgehalte|Bodemtype|Slibgehalte"
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI algemeen"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\
{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Waterdiepte|Schelpen in bodem"
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI meren extra"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\
{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Waterdiepte|Gemiddelde stroomsnelheid oeverzone"
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI rivieren extra"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\



h4. Algemene dosis-effect relaties

...

Column
width50%

Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelzoutgehalte (g Cl/L)
typexyline
titleZoutgehalte
dataOrientationvertical
yLabelHGI

zoutgehalte (g Cl/L)

HGI

0

1

1

1

1.1

0

5

0

Referentie: #3

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabeltemperatuur
typexyline
titleGemiddelde watertemperatuur juni-augustus
dataOrientationvertical
yLabelHGI

temperatuur

HGI

0

0

13

1

17

1

20

0

25

0

Referentie: #2

Section

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelorthofosfaat (mg/L)
typexyline
titleGemiddeld orthofosfaatgehalte
dataOrientationvertical
yLabelHGI

orthofosfaat (mg/L)

HGI

0

0

0.02

1

0.1

1

0.3

0

Referentie: #3

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelzuufstof (mg/L)
typexyline
titleGemiddeld zuurstofgehalte
dataOrientationvertical
yLabelHGI

zuurstof (mg/L)

HGI

0

0

5

0

7

1

15

1

Referentie: #2

Section

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelbodem
typebar
titleBodemtype
dataOrientationvertical
yLabelHGI

bodem

HGI

klei

0.466

leem

0.688

zand

0.743

veen

0.074

stortsteen

0.879

Referentie: #3

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelslibgehalte
typebar
titleSlibgehalte
dataOrientationvertical
yLabelHGI

slibgehalte

HGI

omschrijving

0 - 10

0.753

slibarm

10 - 25

0.45

matig slibrijk

25 - 100

0.103

slibrijk

Referentie: #3

Section

Toegevoegde dosis-effect relaties voor meren

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabeldiepte (m)
typebar
titleWaterdiepte meren
dataOrientationvertical
yLabelHGI

diepte (m)

HGI

0 - 2

0.287

2 - 5

0.76

5 - 10

0.634

10 - 25

0.205

25 - 50

0.033

> 50

0

Referentie: #3

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelBiovolume schelpen (ml/m2)
typexyline
titleSchelpen in bodem
dataOrientationvertical
yLabelHGI

Biovolume schelpen (ml/m2)

HGI

0

0

10

0.4

20

0.6

30

0.8

40

1

100

1

Referentie: #7

Column
width50%

Section

Toegevoegde dosis-effect relaties voor rivieren

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabeldiepte (m)
typebar
titleWaterdiepte rivieren
dataOrientationvertical
yLabelHGI

diepte (m)

HGI

0 - 1

0.4

1 - 3

1

3 - 5

0.4

> 5

0

Referentie: #2

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelstroomsnelheid (m/s)
typexyline
titleGemiddelde stroomsnelheid oeverzone
dataOrientationvertical
yLabelHGI

stroomsnelheid (m/s)

HGI

0

1

0.5

1

0.8

0

1

0

Referentie: #2

Section

Onzekerheid en validatie

Deze dosis-effect relaties zijn gevalideerd voor het IJsselmeer (#4) en Markermeer (#5, #7).

Toepasbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn toepasbaar op zoete wateren in Nederland.

Voorbeeld project

Volkerak-Zoommeer Habitat analyse (#1).

Referenties

1

Anchor
1
1
Haasnoot, M. en Van de Wolfshaar, K.E.. Habitat analyse in het kader van de Planstudie/MER voor Krammer, Volkerak en Zoommeer. WL report Q4015. 2006
2
Anchor
2
2
Duel, H. en Specken B.. Habitatmodel Driehoeksmossel en andere modellen voor het voorspellen van de populatie-omvang van de Driehoeksmossel Dreissena polymorpha in meren en rivieren. TNO-BSA werkdocument P94-026 1994
3
Anchor
3
3
Van der Lee, G., H. Duel, S. Groot, H. Aarts, R. Pouwels (2000). Kwaliteit van het HEP-instrumentarium voor toepassing in het IJsselmeergebied. WL | Delft Hydraulics, WL-rapport T2391
4
Anchor
4
4
Haasnoot, M. (2004) Memo validatie rekenregels Driehoeksmossel IJsselmeer.
5
Anchor
5
5
Van de Lee, G., H.F.P. van den Boogaard, W.E. Penning (2001). Achtergronddocument voor aanvulling van het habitatinstrument: 1. Flexibilisering invoer; 2. Onzekerheidsanalyse; 3. Validatie. WL rapport Q3433
6
Anchor
6
6
Noordhuis, R. & EJ. Houwing, 2003. Oorzaken en gevolgen van een vermoedelijke "crash" met betrekking tot waterkwaliteit, slibhuishouding en natuurwaarden. RIZA rapport 2003.016, Lelystad.
7
Anchor
7
7
Van de Wolfshaar, K.E., M. Haasnoot, 2007. Toetsing dosis-effect relaties HABITAT. Pilot voor het Markermeer en de Voordelta. WL-report Q4327.
8
Anchor
8
8
Strayer, D.L. (1991). Projected distribution of the zebra mussel. Dreissana polymorpha, in North America. Can. J. Fish. Aquati. Sci. 48:1389-1395.
9
Anchor
9
9
Laane, W.E.M. (1994). Habitatmodellen Driehoeksmossel, Hydropsyche contubernalis en Oeveraas. RIZA werkdocument, 96.044x.
10
Anchor
10
10
Sprung, M. (1994). The other life: An account of present knowledge of the larval phase of Dreissana polymorpha. Ch.2 in Zebra Myssels, biology, impacts and control. Ed. by Nalepa F. and Schloesser D.W. pp 39-53