Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Wiki Markup
[Home]
{scrollbar}

h1. ZeeforelBruine forel - _Salmo trutta trutta_

h1. Algemeen
{section}{column:width=80%}
|| Algemene kenmerken || ||
| Naam soort(en)groep | Zeeforel - _Salmo trutta trutta_ |
| Regio | Nederland, Eurazië, Amerika, Noord-Afrika |
| Watersysteem | beken, rivieren, meren, zee |
| Natuurparameter | vissen |
| HR nr |  |
| Factsheet opgemaakt door | M.P. Weeber |{column}{column:width=20%}
| !Zeeforel (de-natuur.be).jpg|thumbnail! |
| [www.de-natuur.be] |
{column}{section}

h1. Habitat beschrijving

h3. Algemeen voorkomen

De bruine forel (Salmo trutta) komt van nature in Eurazië en het Noorden van Afrika voor. De verspreiding trekt zich van het vaste land naar zee en is gecentreerd rond de Middellandse zee, Caspische zee en Noordzee. Na 1883 heeft de bruine forel zich na introductie in Noord-Amerika gevestigd [#1]. 
De bruine forel is een vis die in meerdere vormen voorkomt, namelijk zeeforel (Salmo trutta trutta), meerforel (Salmo trutta lacustris) en de beekforel (Salmo trutta fario) [#1][#3]. Onderzoek heeft aangetoond dat de bruine forel zich afhankelijk van de omstandigheden, en de hiermee samenhangende wens om te migreren, als één van deze vormen kan ontwikkelen [#3]. In dit habitatmodel zijn alleen de habitatseisen opgenomen voor de periode dat de bruine forel in meren en beken verblijft.

In Nederland komt de bruine forel in de kustwateren, het IJsselmeer en de groter rivieren voor. De bruine forel trekt vanuit zee rivieren op om in zijriviertjes en beken te paren. Jonge bruine forellen kunnen na 1 a 2 jaar in zoetwater naar zee trekken, alwaar ze opgroeien tot volwassen zeeforellen. Tijdens de migratie naar zee verandert de jonge zeeforel van het parr stadium naar het smolt stadium. Hierbij maakt de bruine forel zowel een innerlijke als een uiterlijke verandering door. De forel verandert van zwarte vlekken op de flank naar compleet zilverkleurig [#2]. Deze zilverkleurige forellen worden gerekend tot de vorm zeeforel. Zoals de naam al zegt trekken de meerforellen vanuit de beken en rivieren naar de meren. De beekforellen brengen hun hele leven in de beek door en deze worden gezien als de niet migrerende vorm van de bruine forel [#3]. 

h3. Voedselhabitat en strategie

Jonge forellen eten ongewervelden, die ze zowel boven als onder water vangen. Volwassen forellen eten kleine vissen, amfibieën en zoogdieren, zoals muizen [#2]. Volwassen forellen jagen voornamelijk 's nachts [#1].

h3. Reproductie en migratie

De trek naar de paaigebieden wordt mogelijk bepaald door de afname van de dagduur, het toenemen van de stroming of de afname in watertemperatuur. De paai vindt plaats in nestkuilen gelegen in de grindbanken van snelstromende beken en kleine rivieren. Hier worden de eieren afgezet, waarna ze worden afgedekt met een klein laagje grind. Deze grindbanken worden gekarakteriseerd door het opwellen van grondwater en/of neerwaarts gerichte waterstromen. Dit zorgt circulatie van water tussen het grind, waardoor er geen sedimentlaagje over de eieren kan vormen [#1]. 

Na de uitkomst zoeken de larvale forellen een beschutte plaats om op te groeien [#2]. De larven verspreiden zich binnen een week na uitkomen over het geschikte habitat. Hier verblijven ze één levensjaar. Tijdens dit levensjaar vindt er veel sterfte plaats door intraspecifiek territoriaal gedrag [#1]. Hierna kan de jonge forel afhankelijk van de omstandigheden richting een meer of de zee trekken, waar zij twee levensjaren doorbrengen. In zee trekken de jonge forellen op in scholen [#1]. 

De forel kan in het derde of vijfde levensjaar deelnemen aan de voortplanting. Volwassen forellen kunnen 13 jaar oud worden en een lengte van 30 cm bereiken [#1].
    
h3. Milieuvoorwaarden

Voor de bruine forel is de watertemperatuur de meest bepalende factor voor hun verspreiding. Waterstromen met veel schaduw en koude bronnen hebben de voorkeur, vanwege een constante en lage watertemperatuur. In kleine stromen is hierom de nabijheid van bomen van belang, voornamelijk op hete zomerdagen. In grotere stromen en meren helpt een groter volume aan water en de waterdiepte de afwezigheid van schaduw te compenseren. Ook het prooiaanbod is hoger bij een lage en constante temperatuur [#1].
 
Alle levensfases van de forel hebben een sterke behoefte aan voldoende opgelost zuurstof. De behoefte varieert echter tussen de verschillende levensfases, maar wordt ook beïnvloed door de zuurgraad, watertemperatuur, activiteit van de forel en de hoeveelheid zwevende stof. Daarnaast heeft een lage zuurgraad een negatief effect op het voedselaanbod, de groei en de maximale leeftijd van de forel [#1].

Oevervegetatie zorgt ervoor dat erosie niet plaats kan vinden. Erosie zorgt voor fijn sediment, wat een negatief effect heeft op het overleven van het embryo, de voedselproductie en de dekking in de vorm van groot substraat en waterplanten [1].  Sterke veranderingen in de stroming kunnen ook een negatief effect hebben op het embryo. Door een laag debiet kunnen stromen droogvallen of bevriezen en bij een hoge afvoer kan het grind gaan verschuiven [#1]. 

In stromen met een sterk gradiënt komt het meeste eetbare materiaal van landplanten en landinsecten. Naarmate het gradiënt afneemt neemt het aantal invertebraten rond stenige oevers toe. Benedenstrooms daalt de stroomsnelheid en substraatgrootte, echter het aantal poelen ten opzichte van stenige oevers, de watertemperatuur, productiviteit van het systeem en de diversiteit in insecten nemen over het algemeen toe. Zowel de larvale en de juvenile forellen hebben een voorkeur voor poelen, een lagere stroomsnelheid (15 cm/s) en rotsachtig substraat. Daarnaast is voor larvale forellen beschutting erg belangrijk. Die zoeken ze in het grindbed. Hierin brengen zij de winter door. Juveniele forel geeft de voorkeur aan water dieper dan 15 cm. Volwassen beekforellen worden voornamelijk aangetroffen bij hogere stroomsnelheden en dieper water. Bij de meerforel wordt het optimale habitat gekenmerkt door helder, koel tot koud, oligotroof water met een grote waterdiepte. De afmetingen van het meer en de chemische kwaliteit mogen hierbij variëren [#1].

Volwassen forellen in waterstromen hebben een sterke behoefte aan beschutting. Deze beschutting wordt verkregen door ondergedoken vegetatie, overhangende vegetatie en objecten in de waterkolom. Deze vegetatie en de objecten remmen de stroomsnelheid. In deze luwe delen wordt door de forellen naar voedsel gezocht en gerust [#1]. In de winter trekken de volwassen forellen naar diep en luw water, zoals meren en grotere rivieren. In de winterperiode is ook in dieper water de behoefte aan beschutting groot [#1].


h1. Dosis-effect relaties

De Dosis-effect relaties zijn opgesteld per levensvorm van de Zeeforelbruine forel. Hierin is onderscheid gemaakt tussen de adult, larve, juveniel , embryo en parameters die een effect uitoefenen op alle eerdere genoemde vormen [#1]. In deze dosis-effect relaties zijn de habitateisen van de bruine forel in beken, rivieren en meren opgenomen. De zee is buiten beschouwing gelaten.
\\
h4. Stroomdiagram

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Bedekking in de watergang| Aandeel poelen | Poel classivisering "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Adult ZeeforelBruine forel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Bedekking in de watergang | Aandeel poelen | Fijn sediment "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI SmoltJuveniel Bruine Zeeforelforel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Substraatgrootte | Aandeel poelen | Fijn sediment "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Larve ParBruine Zeeforelforel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\


\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Temperatuur |Zuurstof | Stroomsnelheid | Korrelgrootte in paaigebied | Fijn sediment "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Embryo Bruine forel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Temperatuur | Zuurstof | Zuurgraad | Debiet | Dominant substraat | Oevervegetatie | Fijn sediment |Oeverstabiliteit | Schaduw | Nitraatgehalte | Piekafvoer "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Andere parameters Bruine forel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\
h4. Dosis-effect relaties

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Temperatuur (AdultenAdult en& JuvenielenJuveniel)|xlabel=max. watertemperatuur (graden Celsius)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| max. watertemperatuur (graden Celsius) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 12 | 1 |
| 19 | 1 |
| 27 | 0 |
| 30 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}{column:width=50%}

{chart:type=xyline|title=Temperatuur (SmoltJuveniel)|xlabel=max. watertemperatuur (graden Celsius)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| max. watertemperatuur (graden Celsius) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 5 | 0 |
| 7 | 1 |
| 15 | 1 |
| 26 | 0 |
| 30 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Temperatuur (Embryo)|xlabel=max. watertemperatuur (graden Celsius)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| max. watertemperatuur (graden Celsius) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 7 | 1 |
| 13 | 1 |
| 15 | 0 |
| 20 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Zuurstof (temperatuur lagen< dan 10 graden celsiusCelsius)|xlabel= opgeloste zuurstof in het water (mg/L)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| opgeloste zuurstof in het water (mg/L) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 3 | 0 |
| 9.3 | 1 |
| 15 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Zuurstof (temperatuur hoger dan> 10 graden celsiusCelsius)|xlabel= opgeloste zuurstof in het water (mg/L)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| opgeloste zuurstof in het water (mg/L) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 6 | 0 |
| 14.5 | 1 |
| 15 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Stroomsnelheid (Paai en Embryo)|xlabel=gemiddeldegem. stroomsnelheid (cm/s)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
||gemiddeldegem. stroomsnelheid (cm/s) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 15 | 0 |
| 40 | 1 |
| 70 | 1 |
| 90 | 0 |
| 100 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Bedekking in de watergang(ParLarve) |xlabel=bedekking waterplanten (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| bedekking waterplanten (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 15 | 1 |
| 40 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Opgenomen in het late groeiseizoen bij lage waterperiode op groter of gelijk aan 15 cm diepte of dicht bij de bodem bij een stroomsnelheid lager dan 15 cm/s [#1].

{column}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Bedekking in de watergang(Adulten) |xlabel=bedekking waterplanten (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| bedekking waterplanten (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 34 | 1 |
| 40 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Opgenomen in het late groeiseizoen bij laag water op groter of gelijk aan 15 cm diepte of dicht bij de bodem bij een stroomsnelheid lager dan 15 cm/s [#1].

{column}{section}

{section}
{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Substraatgrootte A|xlabel= aandeel substraat grootte 1 tot 7 cm (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel substraat grootte 1 tot 7 cm (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 2 | 0.7 |
| 5 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Mocht het aandeel lager zijn dan 5% dan wordt verwezen naar Substraatgrootte B [#1].{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Substraatgrootte AB|xlabel= aandeel substraat grootte 0.3 - 1 cm en 7 - 10 cm (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel substraat grootte (%) || 0.3 - 1 cm en 7 - 10 cm (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 23.5 | 0.74 |
| 5 | 10.7 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB.Gebruik Heteen gaatgewogen hiergemiddelde omvan substraathet metareaal dedat groottebeschikbaar 0.3is totaan 10sediment cmtype inA gebiedenen vanB groterom oftot gelijkde aangeschiktheid 0.5te m2 en op diepten van 15 cm of dieper [#1]. De substraatgroote die we hier beschouwen is 1 tot 7 cm. Als deze klasse meer dan 5% voorkomt dan is het aandeel van dit sediment voldoende. mocht het lager zijn dan 5% dan wordt verwezen naar Substraatgrootte B [#1].{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Substraatgrootte B|xlabel= aandeel substraat grootte (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel substraat grootte (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 3.5 | 0.4 |
| 5 | 0.7 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om substraat met de grootte 0.3 tot <1 cm en >7 - 10 cm. Deze dosis effect relatie levert een aanvulling op "Substraat A". Gebruik een gewogen gemiddelde van het areaal dat beschikbaar is aan sediment type A en B om tot de geschiktheid te komen [#1].
{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Substraat klasse|xlabel= aandeel substraat in substraatklasse (%)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical}
|| aandeel substraat in substraatklasse (%) ||HGI ||
| 0 | 0 |
| 10 | 1 |
| 20 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het aandeel substraat dat in substraatklasse 10 tot 40 cm. Dit wordt door in de winter als dekking gebruikt door scholen juvenielen en kleine juvenielen zeeforel [#1].

{column}

{column:width=50%}
{chart:type=bar|title= Dominant substraat type (> 50%)|xlabel= dominant substraat in de stroom (klassen)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| dominant substraat in de stroom (klassen) || HGI ||
| puin, kleine keien of aquatische vegetatie dominant | 1 |
| puin, grind, keien en fijnsediment in gelijke hoeveelheden, wel of geen waterplanten | 0.6 |
| fijnsediment, rotsgrond, fijn grind of grote keien zijn dominant | 0.3 |
{chart}
Referentie: [#1]

komen [#1].
{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Aandeel Substraat poelenklasse|xlabel= aandeel poelen substraat in substraatklasse 10 tot 40 cm (%)|yLabel=HGI | dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical}
|| aandeel poelen| aandeel substraat in substraatklasse 10 tot 40 cm (%) || HGI ||
| 0 | 0.1 |
| 2510 | 0.6 |
| 50 | 1 |
| 7020 | 1 |
| 100 | 0.5 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Gemeten in het late groeiseizoen en met laagwater [#1].

{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xylinebar|title= oevervegetatie Dominant substraat type (> 50%)|xlabel= aandeel oeververgetatiedominant substraat in de stroom (%klassen)|yLabel=HGI | dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel oeververgetatie dominant substraat in de stroom (%klassen) || HGI ||
| 0puin, kleine keien of aquatische vegetatie | 0.081 |
| 20 puin, grind, keien en fijnsediment in gelijke hoeveelheden, wel of geen waterplanten | 0.086 |
| 100fijnsediment, | 0.85 |
| 140 | 1 |
| 300 | 1rotsgrond, fijn grind of grote keien zijn dominant | 0.3 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB: Alleen van toepassing op niet-productieve stromen van 15 meter breed of minder [#1]. Het gaat hier om bomen, struiken en kruiden langs de oever  tijdens de zomerperiode en die dienen als externe voedsel input [#1]. 

{column}{section}

{section}
{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Aandeel poelen in habitat|xlabel= aandeel poelen (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel poelen in habitat(%)|| HGI ||
| 0 | 0.1 |
| 25 | 0.6 |
| 50 | 1 |
| 70 | 1 |
| 100 | 0.5 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Oeverstabiliteit Oevervegetatie in habitat |xlabel= aandeel wortels en rotsige oeverbedekking oeververgetatie (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel wortels en rotsige oeverbedekking oeververgetatie (%) || HGI ||
| 0 | 0.208 |
| 3020 | 0.3508 |
| 50100 | 0.885 |
| 65 | 0.95 |
140 | 75 | 1 |
| 100300 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB: Alleen van toepassing op niet-productieve stromen van 15 meter breed of minder [#1].
{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=ZuurgraadOeverstabiliteit|xlabel= aandeel maximalewortels ofen minimalerotsige zuurgraadoeverbedekking (pH%)|yLabel=HGI| |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel maximalewortels ofen minimalerotsige zuurgraadoeverbedekking (pH%) || HGI ||
| 0 | 0.2 |
| 530 | 0.35 |
| 6.850 | 10.8 |
| 7.865 | 10.95 |
| 9.575 | 01 |
| 10100 | 01 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Debiet|xlabel= late zomer afvoer of lage winter afvoer tegen gemiddeld (%Zuurgraad|xlabel= maximale en minimale zuurgraad (pH)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical}
|| latemaximale zomeren afvoerminimale of lage winter afvoer tegen gemiddeld (%zuurgraad (pH) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 505 | 10 |
| 1006.8 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om de gemiddelde debiet van de late zomerafvoer of de late winterafvoer uitgezet tegen de gemiddelde afvoer in een percentage| 7.8 | 1 |
| 9.5 | 0 |
| 10 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Poel classificatieDebiet|xlabel= poel classificatie late zomer afvoer tegen gemiddeld (klassen%)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical}
|| poel classificatielate zomer afvoer tegen gemiddeld (klassen%) || HGI ||
| klasse0 1 | 10 |
| klasse50 2 | 0.61 |
| klasse100 3 | 0.31 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Klasse 1 betekend dat meer dan 30% van de poelen groot en diep zijn (max 1.5-2m diep). Klasse 2 betekend dat meer dan 10%, maar minder dan 30% van de poelen goort en diep zijn en meer dan 50 % gemiddeld groot en diep. Klasse 3 houdt in dan minder dan 10 % van de poelen tot
{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Poel classificatie|xlabel= poel classificatie (klassen)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| poel classificatie (klassen) || HGI ||
| 30% < groot en diep | 1 |
| 30 > groot en diep behoort< en10% minder, dan50% 50%< van de poelen tot gemiddeldgemiddeld| 0.6 |
| 10% > groot en diep, 50% > gemiddeld | 0.3 |
{chart}
Referentie: [#1].
{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Fijn sediment (< 3 mm) bij broeden |xlabel= aandeel fijn sediment (< 3 mm) (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel fijn sediment aandeel fijn sediment (< 3 mm) (%) || HGI ||
| 0 | 1 |
| 5 | 1 |
| 15 | 0.5 |
| 30 | 0.2 |
| 40 | 0.1 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Fijn sediment (< 3 mm) bij migratie tegen de stroom in |xlabel= aandeel fijn sediment (< 3 mm) (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| aandeel fijn sediment (< 3 mm) (%) || HGI ||
| 0 | 1 |
| 10 | 1 |
| 40 | 0.2 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}{section}


{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Schaduw|xlabel= beschaduwing van de stroom tussen 10:00 en 14:00 (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| beschaduwing van de stroom tussen 10:00 en 14:00 (%) || HGI ||
| 0 | 0.3 |
| 50 | 1 |
| 75 | 1 |
| 85 | 0.9 |
| 100 | 0.5 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Alleen gebruiken voor stromen smaller dan 50 meter en die boven de 18 graden Celsius zijn [#1]. 

{column}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title= Nitraatgehalte|xlabel= nitraat- of stikstofgehalte (mg/L)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| nitraat- of stikstofgehalte (mg/L) || HGI ||
| 0 of > 2 | 0 |
| 0.01 - 0.04 of 0.91 - 2.0 | 0.25 |
| 0.05 - 0.09 of 0.51 - 0.90 | 0.5 |
| 0.1 - 0.14 of 0.26 - 0.50 | 0.75 |
| 0.15 - 0.25 | 1 | 
{chart}
Referentie: [#1]
{column}{section}

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Piekafvoer|xlabel= gem. jaarlijkse piekafvoer / gem. dagelijkse afvoer(klasse) |yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| gem. jaarlijkse piekafvoer / gem. dagelijkse afvoer (klasse) || HGI ||
| 1 | 0.5 |
| 2 | 1 |
| 2.8 | 1 |
| 4.5 | 0.7 |
| 6 | 0.2 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. De gemiddelde jaarlijkse piekafvoer is hier uitgedrukt als een verveelvoudiging van de gemiddelde dagelijkse afvoer [#1].
{column}{section}

h1. Onzekerheid en validatie

(!) Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.

h1. Toepasbaarheid

Deze habitatregels zijn opgesteld voor Noord-Amerika.

h1. Voorbeeld project

Er is geen voorbeeld project beschikbaar.

h1. Referenties

1 {anchor:1} U.S. Fish and Wildlife Service (1986) HABITAT SUITABILITY INDEX MODELS AND INSTREAM FLOW SUITABILITY CURVES: BROWN TROUT, Biological Report 82, 10.124, Revised, september 1986
2 {anchor:2} [www.ravon.nl] (Forel) 18 december 2012 
3 {anchor:3} van Emmerik, W.A.M., de Nie, H.W. (2006) De zoetwatervissen van Nederland. Ecologisch bekeken. Sportvisserij Nederland,Bilthoven.