Algemeen
Algemene kenmerken |
|
---|---|
Naam soort(en)groep |
Zalm - Salmo salar |
Regio |
Nederland, Noord-Atlantisch |
Watersysteem |
zee, rivieren, bovenstroomse gebieden |
Natuurparameter |
vissen |
HR nr |
H1106 |
Factsheet opgemaakt door |
K.E. van de Wolfshaar |
Habitat beschrijving
Met een lengte tot 150 cm en een gewicht van maximaal 30 kilo is de Zalm (Salmo salar, familie Salmonidae) een van de grootste vissoorten in ons land. De Zalm is een anadrome trekvis met een zoetwaterfase (parr-stadium) en een zoutwaterfase (smolt-stadium). In het parr-stadium zijn de (jonge) dieren donker gekleurd met zwarte vlekken op de zijkant. Met het bereiken van het smoltstadium worden de vissen lichter van kleur. Met het opgroeien in de oceaan wordt de rug blauwgroen en ontstaan kleine donkere (kruisvormige) vlekjes, vooral boven de zijlijn. Tijdens de paaiperiode worden de volwassen dieren donker van kleur met grote rode en zwarte vlekken. In deze periode krijgen de mannetjes een omhooggekromde onderkaak (haakbek). De Zalm lijkt op de Zeeforel (Salmo trutta trutta), maar onderscheidt zich onder meer door een langere en dunnere staartbasis (de wortel) en een kleinere en spitsere kop #1.
Algemeen voorkomen
De zalm is een anadrome trekvis die voorkomt in de Noord-Atlantische oceaan. In Europa komt de vis voor vanaf de Poolcirkel tot in Noord Portugal. In Nederland kwam de vis voor als trekvis op weg naar paaigebieden in Belgie en Duitsland #2.
Voedselhabitat en strategie
Als juveniel eten zalmen kleine waterdiertjes, maar als ze groter worden eten ze al snel vis en kreeftachtigen.
Reproductie en migratie
Paai en opgroeigebieden liggen in de bovenloop van grote rivieren, in helder, schoon, zuurstofrijk water. Ze paaien boven ondiepe, slibvrije grindbanken met matige stroomsnelheid #2. Adulten trekken na minimaal 1 winter op zee naar de paaigronden. Juvenielen blijven 1 tot 3 jaar, bij een lengte van ca 15 cm, naar zee. Een klein deel van de mannetjes gaat niet naar zee. Na paaien sterven de adulten.
Leeftijd en mortaliteit
De leeftijd is afhankelijk van de duur van de juveniele periode, 1 tot 3 jaar, en het verblijf op zee van de adulten, 1 a 2 jaar #2.
Dosis-effect relaties
Stuwen en sluizen
zuurstof gehalte (mg/L) |
HSI |
---|---|
6 |
0 |
8 |
1 |
> 8 |
1 |
passeerbaarheids klasse |
HSI |
---|---|
1 |
1 |
2 |
1 |
3 |
1 |
4 |
1 |
5 |
0.6 |
6 |
0.3 |
7 |
0 |
Referentie: #4
NB: Deze rekenregel is een schatting. Voor passeerbaarheid is zowel de lengte van de passage als de stroomsneldheid van belang. Vistrappen en kunstwerken zijn in 7 klassen onderverdeeld, waarbij de laagste klasse een optimale passeerbaarheid aanduid (lage stroomsnelheid, korte passage, volledig open). De hoogste klasse geeft volledige onpasseerbaarheid aan. Voor de zalm is klasse 6 (50 m lang, 4-7 m/s stroom) nog gedeeltelijk passeerbaar. Echter, een verdere detaillering van de klassen wordt niet gegeven. #4 nemen aan dat de Haringvlietsluizen waar geen vistrappen aanwezig zijn in klasse 3 vallen, een lokatie met vistrappen zou in klasse 2 vallen. Er zijn meer gegevens nodig om de huidige obstakels te classifieren.
diepte (m) |
HSI |
---|---|
0 |
0 |
0.15 |
1 |
0.35 |
1 |
0.7 |
0 |
Referentie: #3
Deze rekenregel is niet van toepassing in Nederland.
Onzekerheid en validatie
(!)Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.
Toepassingsgebied
Deze rekenregels kunnen worden toegepast voor de trek van de vissen en de geschiktheid van het paaigebied.
Voorbeeld project
Geen voorbeelden beschikbaar
Referenties
1 http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000
2 Janssen, J.A.M. en Schaminee, J.H.J. Europese natuur in Nederland; soorten van de Habitat richtlijn. 2004
3 OVB. ed. J. Quak. De zalm, een beknot historisch en biologisch beeld. 1987.
4 De Vries, M.B. Module voor de analyse van barrieres voor trekvis. WL report T2011. 1996