De ecotopen van het ondiepe water liggen in de natte zone van stagnante wateren, zoals meren en kanalen. De mechanische dynamiek varieert van sterk tot gering. Bij kanalen komt dit ecotoop voor bij oevers met een vooroever of met een aanliggende taludverdediging. Er is of geen beheer of extensief beheer. In kanalen wordt ondiep water achter vooroevers eens in de 5-10 jaar gebaggerd om dicht slibben te voorkomen. Het zoutgehalte varieert van zoet tot zout. Er worden 6 ecotopen onderscheiden:

 

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zonering

Dit ecotoop komt voor bij onverharde oevers zonder vooroever-verdediging.

Ecologie

Door de sterke dynamiek kan er geen vegetatie groeien en komen er geen schelpen voor en is daarom ongeschikt voor een ontwikkelde macrofaunagemeenschap. Voor vissen heeft dit ecotoop weinig te bieden door gebrek aan beschutting, te geringe diepte en te veel turbulentie. Er komen hooguit enkele kleine rheofiele vissoorten voor die goed aangepast zijn aan de dynamische omstandigheden, zoals de Rivierdonderpad, .

Kenmerkende soortenOtter, Dodaars

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zoneringBij brakke kanalen, zoals het Noordzeekanaal en het kanaal Gent-Terneuzen, komt het ecotoop voor bij onverharde oevers zonder vooroever-verdediging.
EcologieDoor de sterke dynamiek kan er geen vegetatie groeien en komen er geen schelpen voor en is daarom ongeschikt voor een ontwikkelde macrofaunagemeenschap.
Kenmerkende soorten Snavelruppia (alleen brak)

 

 

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zonering

Bij kanalen en meren komt dit ecotoop voor langs een aanliggende oever of achter de vooroever. Dit ecotoop komt verspreid over Nederland voor.

EcologieEens in de 5 tot 10 jaar baggeren voorkomt een teveel aan slib waardoor er waterplanten of driehoeksmosselen kunnen groeien. De bodemfauna, zoals wormen, muggenlarven en slakken zijn een voedselbron voor Kuifeenden, Tafeleenden, Brilduikers en diverse soorten vis. Ook komen hier vis- en bodemfauna-etende vogels voor zoals Fuut, Aalscholver en Zaagbek. . Het ondiepe water, al dan niet met waterplanten, biedt veel vissoorten schuil- en foerageergelegenheid in het larvale stadium en tot aan het eind van het eerste groeiseizoen.
Kenmerkende doelsoorten

Laatvlieger, Meervleermuis, Otter, Watervleermuis, Dodaars, Grote zilverreiger, Kleine zilverreiger

Amoebe-soortenToppereend, Kleine Zwaan, Nonnetje, Lepelaar, Kwak
Eco-elementBeschrijvingKenmerkende doelsoorten

Water-

planten

Eutrofe omstandigheden en veel slib belemmeren de groei van ondergedoken waterplanten terwijl drijvende waterplanten hier juist goed groeien. Bij een open vooroever-verdediging wordt de vooroeverzone regelmatig door de golfwerking schoongespoeld, en daarmee neemt de kans op het ontstaan van dit ecotoop toe. Waterplanten zorgen voor beschutting voor zoöplankton (met name grote watervlooien) en stimuleert een rijke macrofauna die bestaat uit mollusken en slakken, wormen en kreeftachtigen. Ook bieden waterplanten schuilgelegenheid aan het visbroed tegen roofvissen. De macrofauna vormt voedsel voor limnofiele en algemeen voorkomende vissen en voor eenden. Daarnaast foerageren diverse vogels op de waterplanten.

Dodaars, Grote zilverreiger, Kleine zilverreiger, Kleine zwaan, Visarend, Bittervoorn (bij voorkomen zwanenmossel), Kleine modderkruiper, Kroeskarper.
Driehoeks-mosselen

Driehoeksmosselen komen voor in rivieren en meren met zoet tot licht brak water. In hun volwassen stadium zijn het sessiele dieren, die zijn vastgehecht aan harde substraten, zoals een harde zandbodem, schelpen, stenen, basaltblokken of hout. Het zijn filter-feeders, die kleine deeltjes uit het water filteren en hiermee bijdragen aan de helderheid van het water. Deze uitgescheide deeltjes (pseudofaeces) vormen weer een voedselbron voor muggenlarven. De Driehoeksmossel zelf vormt een voedselbron voor mosseletende watervogels.

Rivierdonderpad

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zoneringBij kanalen en meren komt dit ecotoop voor langs een aanliggende oever of achter de vooroever. Dit ecotoop komt voor in brakke kanalen, zoals het Noordzeekanaal en het kanaal Gent-Terneuzen.
EcologieWanneer er niet te veel gebaggerd wordt, maar het ook niet te slibrijk is, kunnen hier schelpdieren zoals de mossel en kokkel groeien. In brakke meren zijn de bodemfauna, zoals wormen, muggenlarven en kreeftachtigen, een voedselbron voor vissen en vogels. De voedselzoekende en rustende dieren zijn afhankelijk van de bereikbaarheid

van bodemdieren. Bij een geleidelijke overgang kunnen steltlopers foerageren op de bodemfauna. Wanneer een geleidelijke overgang naar land ontbreekt, komen vooral eenden, ganzen en zwanen voor. Bij dit ecotoop wordt het eco-element begroeiing door schelpdieren onderscheiden.

Kenmerkende dooelsoorten

Lepelaar, Tureluur, Brede zannichellia (alleen brak), Snavelruppia (alleen brak), Spiraalruppia (alleen brak), Zilte waterranonkel

Eco-elementBeschrijvingKenmerkende dooelsoorten
SchelpdierenOndiep water dat bedekt is met schelpdieren, zoals mosselen, kokkels, het Nonnetje en het Wadslakje.

Brede zannichellia (alleen brak), Snavelruppia (alleen brak), Spiraalruppia
(alleen brak), Zilte waterranonkel.

 

 

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zoneringDit ecotoop komt voor op luwe plaatsen achter de vooroever.
EcologieDoor de slibbodems groeien hier geen waterplanten en is er geen goed ontwikkelde macrofauna-gemeenschap aanwezig. Wel komen er wormen voor, maar heeft alsnog weinig waarde voor vissen en vogels.

 

WatBescrhijving
Landschappelijke zoneringDit ecotoop komt voor op luwe plaatsen achter de vooroever. Dit ecotoop komt voor in brakke kanalen, zoals het Noordzeekanaal en het kanaal Gent-Terneuzen.
EcologieDoor de slibrijke bodem komen er vooral borstelwormen voor.
Kenmerkende doelsoorten

Lepelaar, Brede zannichellia (alleen brak), Snavelruppia (alleen brak), Spiraalruppia (alleen brak), Zilte waterranonkel (periodiek droog)

  • No labels