Gele Plomp - Nuphar lutea
Algemeen
Algemene kenmerken |
|
---|---|
Naam soort(en)groep |
Gele Plomp - Nuphar lutea |
Regio |
Nederland, Europa |
Watersysteem |
meren, strangen en rivieren |
Natuurparameter |
macrofyten |
Factsheet opgemaakt door |
M.P. Weeber |
Habitat beschrijving
Algemeen voorkomen
Gele plomp kan in geheel Nederland worden aangetroffen, maar vooral in laagveen- en kleigebieden. De Gele plomp wordt zelden aangetroffen in brakke wateren en rivieren. In het zomerbed van de Maas en in de benedenloop van de IJssel is de gele plomp in geringe abundantie aangetroffen. In oude rivierlopen en kleiputten die weinig in direct contact staan met de rivier komt de gele plomp wel in hoge abundantie voor #1.
Gele plomp is een waterplant met gele bloemen die met zijn bovenste bladeren op het wateroppervlak drijft. Het is een overblijvende plant met wortelstokken. Hiermee overwintert de Gele plomp ondergronds. Tijdens de bloei bevindt zich 50% van de gele plomp bovengronds. De maximale biomassa bereikt de gele plomp in de maanden juli-augustus. Wanneer de gele plomp de aspectbepalende soort is kan zijn bedekkingsgraad oplopen tot 30-45% #1. De gele plomp is een overblijvende waterplant van mesotrofe meren, plassen, oude rivierlopen, kanalen, vaarten en stadswateren #1.
De gele plomp wordt in ondiepe delen van wateren aangetroffen. De voorwaarde hiervoor is dat het water stilstaand en (matig) voedselrijk is. Ook mag er niet al te veel golfslag aanwezig zijn. Richting de landzijde gaat de gele plomp over in een gordel van meerjarige helofyten, zoals grote lisdodde (Typha latifolia), mattenbies ( Scripsus lacustris) en riet (Phragmites australis). De oevervegetatie kan de gele pomp verdrijven bij het ontstaan van drijftillen en verlanding. Richting de waterzijde gaat de gele plomp over in submerse vegetatie.
De watervegetaties waarin de gele plomp de overheersende soort is wordt gerekend tot de Potameto-Nupharetum associatie. Naast de gele plomp kan in meren en plassen de witte waterlelie worden aangetroffen. In langzaamstromend water juist schedefonteinkruid en doorgroeid fonteinkruid en in doorbraakkolken, kleiputten en oude rivierstrangen watergentiaan #1.
Milieurandvoorwaarden
De gele plomp ondervindt invloed van waterstroming, waterdiepte, peildynamiek, zuurgraad, voedselrijkheid, zoutgehalte, doorzicht, substraat en windwerking. Zoals eerder vermeldt, ondervindt de gele plomp nadelige effecten van hoge stroomsnelheden, zout en golven. Waterdiepte en peildynamiek bepalen of de drijfbladeren het wateroppervlak kunnen bereiken. Doorzicht is niet bepalend voor de groei naar het wateroppervlak, doordat de initiële groei wordt gevoed vanuit de wortelstokken. De gele plomp heeft een voorkeur voor bodems met een hoog organische stofgehalte. De gele plomp kan een zomer met droogval van wateren overleven wanneer de bodem vochtig blijft, zodat de wortelstokken niet uitdrogen. Bij opeenvolgende droge zomers zal de gele plomp verdwijnen. Bij een fluctuatie van het waterpeil van gemiddeld >2.5 komen de watervegetaties met gele plomp alleen optimaal voor in bekade uiterwaarden die gemiddeld minder dan 20 dagen per jaar in direct contact met de rivier staan. In wateren die meer dan >40-50 dagen per jaar in direct contact met de rivier staan komen vegetaties met gele plomp in het algemeen niet voor #1.
Dosis-effect relaties
Stroomschema
Het habitatmodel maakt onderscheid in de watersystemen stagnante wateren (stroomsnelheid <0.1 m/s); stagnante wateren in uiterwaard, die periodiek onder directe invloed staan van de rivier en langzaamstromende wateren (stroomsnelheid 0.1-0.3 m/s)
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Waterdiepte | Windwerking | Substraat | Zuurgraad | Chloridegehalte | Eutrofiegraad "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "SI Gele Plomp (stagnante wateren)"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Waterdiepte | Peildynamiek | Windwerking | Substraat | Zuurgraad | Chloridegehalte | Eutrofiegraad | "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "SI Gele Plomp ((semi)stagnante wateren in de uitwerwaarden)"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Stroomsnelheid | Waterdiepte | Peildynamiek | Substraat | Zuurgraad | Chloridegehalte | Eutrofiegraad | "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "SI Gele Plomp ( stromende wateren )"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
Dosis-effectdiagrammen
voedselrijkheid (klasse) |
ortho-fosfaatgehalte (mg P/L) |
totaal-stikstofgehalte (mg N/L) |
SI |
---|---|---|---|
voedselarm |
< 0.03 |
< 0.5 |
0 |
matig voedselrijk |
0.03 - 0.08 |
0.5 - 1.0 |
1 |
voedselrijk |
0.09 - 0.15 |
1.0 - 2.0 |
1 |
zeer voedselrijk |
0.16 - 0.25 |
2.0 - 5.0 |
0.5 |
extreem voedselrijk |
> 0.25 |
> 5.0 |
0.5 |
Referentie: #1
strijklengte (m) |
SI |
---|---|
0 |
1 |
300 |
1 |
1000 |
0 |
Referentie: #1
NB. De strijklengte wordt bepaald aan de hand van een zuidwestenwind (algemene windrichting in Nederland). hierbij wordt de methode van Valg gebruikt.
Onzekerheid en validatie
Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.
De dosis-effect relaties zijn samengesteld aan de hand van een literatuuronderzoek #1
Toepasbaarheid
Deze dosis-effect relaties zijn toepasbaar op zoete wateren in Nederland #1.
Voorbeeld project
Er is geen voorbeeld project
Referenties
1 Duel, H., Specken, B. (1994) Standplaatsmodel Gele Plomp: een model voor het analyseren van de standplaatskwaliteit van wateren voor vegetaties met gele plomp (Nuphar lutea). INRO-TNO, Afdeling Planning, Delft. februari 1994