You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 5 Next »

Macrofauna stromende wateren

1. Inleiding
De kennisregels hebben betrekking op de volgende watertypen (codes volgens Van der Molen & Pot (update februari 2007) Referenties en concept-maatlatten voor Meren voor de Kaderrichtlijn Water):
• R5 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand;
• R6 Langzaam stromend riviertje op zand/klei;
• R10 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem;
• R12 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem;
• R14 Snelstromende middenloop/benedenloop op zand;
• R15 Snelstromend riviertje op kiezelhoudende bodem;
• R18 Snelstromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem.

Omdat de rekenregels zijn gebaseerd op een dataset die ook deze kleinere watertypen omvat, zijn de kennisregels ook van toepassing op een aantal typen kleinere wateren (R4, R9, R11, R13 en R17).

2. Sturende variabelen

De volgende hydromorfologische variabelen zijn aangegeven als belangrijkste stuurfactoren op de macrofauna-maatlat (Royal Haskoning, 2005):

  • meandering/sinuositeit;
  • breedte- en dieptevariatie;
  • stroomsnelheid en stromingsdiversiteit;
  • oeverbegroeiing;
  • obstakels, zoals hout en bladpakketten in de stroming zorgen diversiteit in stroomsnelheden en dienen als habitat;
  • substraat.

De mate van meandering bepaalt voor een groot deel de diversiteit aan stroomsnelheid, breedte, diepte en substraat en is hierdoor een vrij goede totaal-variabele. Een belangrijke aanvullende variabele is de stroomsnelheid. Naast deze hydromorfologische variabelen beïnvloedt waterkwaliteit de maatlatscore voor macrofauna. De belangrijkste sturende chemische variabelen zijn:

  • zuurstofgehalte / BZV;
  • Fosfaatgehalte;
  • Stikstofgehalte.

In zoete wateren is fosfaat meer sturend dan stikstof.

3. Rekenregels

Relatie met maatlat
De EKR voor macrofauna in stromende wateren is gebaseerd op de volgende drie variabelen waarvoor de volgende indicatorsoorten zijn opgenomen (zie maatlat "macrofauna in stromende wateren):
• DN % (abundantie); het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren, gebaseerd op abundantieklassen;
• KM % (aantal taxa); het percentage kenmerkende taxa;
• KM % + DP % (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren, gebaseerd op abundantieklassen.

Voor de bepaling van de rekenregels in de KRW-Verkenner is de berekening van de EKR direct gekoppeld aan een aantal abiotische variabelen. Er is hierbij dus geen gebruik gemaakt van een tussenstap van abiotiek naar het percentage DN en KM, waaruit vervolgens de EKR kan worden berekend (zie hierboven).

Samenvatting
De rekenregels voor macrofauna in stromende wateren zijn ontwikkeld aan de hand van een selectie van fysisch-chemische variabelen. De geselecteerde variabelen hebben een grote invloed op de maatlatscore en zijn relatief eenvoudig te bepalen. De soortensamenstelling van macrofauna is zelden het gevolg van één stressor, maar wordt bepaald door een combinatie van stressoren. De volgende variabelen zijn gekozen als stuurfactoren:

  • fysisch: meandering en stroomsnelheid;
  • chemisch: totaal fosfaat en BZV.

Voor elk van deze variabelen is een formule afgeleid die de maximaal haalbare EKR op de macrofaunamaatlat berekent (Tabel 3.1; bijlage 2). Deze maximaal haalbare EKR is gebaseerd op plafondwaarden voor de stuurvariabelen. Voor alle variabelen dient een waarde ingevuld te worden. De laagste EKR-verwachting geldt als eindscore voor de maximaal haalbare EKR. Deelscores worden afgetopt op 1. De stuurvariabele die de laagste EKR-verwachting geeft, geldt als de bepalende stuurvariabele welke middels maatregelen moet worden hersteld.

Tabel 3.1: Rekenregels voor berekening van de maximaal haalbare EKR aan de hand van stuurvariabelen
Stuurvariabele Rekenregel
Meandering (klasse) EKRmax = -0.2563Ln(meanderingsklasse) + 0.9385
Stroomsnelheid (cm/s)
langzaam stromend water EKRmax = 0.1532Ln(stroomsnelheid) + 0.3999
Stroomsnelheid (cm/s)
snel stromend water EKRmax = 0.1342Ln(stroomsnelheid) + 0.1753
Totaal fosfaat (mg/l) EKRmax = -0.1911Ln(Ptot) + 0.5613
BZV (mg O2/l) EKRmax = -0.4152Ln(BZV) + 1.2635

Naast de bovengenoemde geselecteerde variabelen zijn substraat, oeverbegroeiing en obstakels eveneens belangrijke factoren voor macrofauna in beken. Deze variabelen zijn echter moeilijk te bepalen en kwantificeren. Voor een deel komen deze variabelen tot uiting in meandering: sterk meanderende beken hebben over het algemeen meer variatie in substraat en meer hoog opgaande begroeiing. Deze begroeiing resulteert in meer dood hout en blad in de beek. Rechtgetrokken beken liggen vaak in landbouwgebied waardoor er weinig hoog opgaande begroeiing langs de oever van de beek aanwezig is en de hoeveelheid dood hout en blad in het water verwaarloosbaar is. Beheer waarbij dood en levend plantenmateriaal uit de beek wordt verwijderd om een goede doorstroming te garanderen, draagt verder bij tot reductie van dood hout en blad in het water.

Afleiding rekenregels
Evt hier plaatsen; hangt van de lengte van de tekst af.

4. Maatregel - effect relaties

In de KRW-Verkenner kunnen maatregelen worden geselecteerd die een effect hebben op de ecologische toestand van de verschillende kwaliteitselementen (wat voor verstaan onder 'kwaliteitselementen'?). Tabel 4.1 geeft de huidige maatregelen uit de KRW-Verkenner weer. Hierbij is aangegeven welke rekenregel (en bijbehorende stuurvariabele) gebruikt moet worden om het effect van de maatregel te vertalen naar een effect op de maatlatscore (EKR). Maatregelen gericht op meandering (en gerelateerde stuurvariabelen), stroming en sanering van puntbronnen blijken het meest effectief voor macrofauna (Tabel 4.1). Vrijwel alle maatregelen uit de KRW-Verkenner hebben effect op één van de stuurvariabelen. Op locaties waar hermeanderen geen optie is door bijvoorbeeld ruimtegebrek kunnen natuurvriendelijke oevers en een natuurvriendelijk beheer voor een lichte ecologische verbetering voor macrofauna zorgen door het creëren van habitat (vooral in de vorm van vegetatie). Om het positieve effect van natuurvriendelijke oevers en natuurvriendelijk beheer tot uiting te laten komen in de maatlatscore kan een lichte verhoging van EKR doorgevoerd worden. Dit kan gedaan worden door het optellen van een vast getal van bijvoorbeeld 0.1 per maatregel (waarbij optellen?). Huidige gekanaliseerde (vaak slechte of ontoereikende) beken zouden dan door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en het uitvoeren van natuurvriendelijk beheer een klasse kunnen stijgen. Bij meer natuurlijk meanderende beken zijn deze maatregelen geen optie omdat deze beken over natuurlijke oevers beschikken die over het algemeen niet intensief beheerd worden.

Tabel 4.1: Maatregelen met bijbehorende rekenregel en effect op de macrofauna-maatlat. DM: negatief dominante indicatoren; KM: kenmerkende taxa
Maatregel effect op stuurvariabelen traject effect op macrofauna effect op EKR via rekenregel
landelijk mestbeleid N en P bakjesmodel toename KM + chemie / P
bufferstroken, spuitvrije zones, akkerrandenbeheer N en P bakjesmodel meer potentieel voor KM + chemie / P
nevengeul direct waarschijnlijk afneme %DM ++ KRW-maatlat / stroomsnelheid
hydromorfologie, stroomsnelheid bakjesmodel
substraat, habitat bakjesmodel
macrofyten KRW-macrofyten
natuurvriendelijke oevers habitat, structuur direct toename KM & DP ++ KRW-maatlat / stroomsnelheid
hydromorfologie, stroomsnelheid bakjesmodel
macrofyten KRW-macrofyten toename KM, toename DM
zomerbed verbreding hydromorfologie, stroomsnelheid bakjesmodel toename KM - KRW-maatlat / stroomsnelheid
habitat direct
vooroeververdediging habitat direct + KRW-maatlat
natuurlijke oever rivieren habitat, structuur direct toename KM ++ KRW-maatlat / stroomsnelheid
hydromorfologie, stroomsnelheid bakjesmodel
macrofyten KRW-macrofyten
puntbronnen saneren direct ++ chemie / P / BZV
O2 bakjesmodel toename KM
toxische stoffen, N en P bakjesmodel
diffuse bronnen saneren direct ++
toxische stoffen, N en P bakjesmodel toename KM chemie / P
verminderen mestgift landbouw direct ++
toxische stoffen, N en P bakjesmodel toename KM chemie / P
extensivering landbouw toxische stoffen, N en P bakjesmodel toename KM + chemie / P
riolering buitengebied verbeteren toxische stoffen, N en P bakjesmodel toename KM ++ chemie / P / BZV
O2 bakjesmodel
sanering overstorten direct toename KM ++ chemie / P / BZV
toxische stoffen, N en P bakjesmodel
O2 bakjesmodel
ecologisch onderhoud oevers substraat, structuur direct toename KM ++ KRW-maatlat
macrofyten toename KRW-macrofyten
baggeren vervuide waterbodem reductie N en P, toxische stoffen direct afname DM + chemie / P / BZV
verdieping bakjesmodel
O2 bakjesmodel
beekherstel/meanderen meandering bakjesmodel toename KM +++ meandering
macrofyten KRW-macrofyten
beperken voorbelasting Belgie toxische stoffen, N en P bakjesmodel toename KM ++ chemie / P
stuwen passeerbaar maken direct geen geen geen
stuw verwijderen stroomsnelheid bakjesmodel toename enkele soorten afhankelijk van verandering stroomsnelheid
ganzen & Meeuwen N en P bakjesmodel toename KM ++ chemie / P
waterstromen omleiden / scheiden hydromorfologie, stroomsnelheid direct of bakjesmodel geen geen geen
functieverandering / landgebruik N en P bakjesmodel toename KM ++ chemie / P
++ sterk positief effect, + positief effect, - negatief effect

4. Onzekerheid en validatie

Validatie langzaam stromende beken
In figuur 4.1 is de maatlatscore van 26 monsters uit langzaam stromende beken (R5 & R6) uitgezet tegen de door de rekenregels berekende EKR-score (welke dataset is gebruikt?). Uitbijters met een lagere maatlatscore dan de berekende score worden waarschijnlijk veroorzaakt door pressures die niet in de gekozen variabelen tot uiting komen (bestrijdingsmiddelen, zware metalen), calamiteiten of periodes van zeer lage stroomsnelheden. De kwaliteit voor een waterlichaam als geheel wordt berekend door de scores van een aantal monsters binnen hetzelfde waterlichaam te middelen. Van de geanalyseerde monsters week de berekende score hoogstens 2 klassen af van de EKR volgens de maatlatten en kwam 76% exact overeen in klasse.

Figuur 4.1: Vergelijking berekende EKR (volgens KRW-Verkenner) met de EKR volgens de maatlatten (berekend volgens samenstelling macrofauna-monsters)

Validatie aan de hand van dataset Roer en Overmaas
Een tweede dataset, afkomstig van Waterschap Roer en Overmaas, is op eenzelfde manier geanalyseerd. Hiervoor zijn 41 monsters gebruikt, waarvan 39 uit snelstromende beken (R17 en R18) en 2 uit langzaam stromende beken (R4 en R11). De scores van de KRW-Verkenner komen redelijk overeen met de maatlatscores (Figuur 4.2). De rekenregels van de KRW-Verkenner berekenen relatief lage scores als gevolg van een lage score voor meandering. De gegevens voor meandering komen uit een database van Waterschap Roer en Overmaas en zijn opgenomen Duitse methodes en definities, welke afwijken van de Nederlandse in interpretatie en classificatie. Zo worden wateren die in Nederland geclassificeerd worden als meanderend volgens de Duitse methode vaak als slingerend geclassificeerd. De uiteindelijke afwijking van de scores is over het algemeen slechts minder dan 1 kwaliteitsklasse en bij ruim de helft van de monsters komt de kwaliteitsklasse overeen.

Figuur 4.2: Vergelijking berekende EKR (volgens KRW-Verkenner) met de EKR volgens de maatlatten (berekend volgens samenstelling veldmonsters) aan de hand van dataset Waterschap Roer & Overmaas.

5. Toepasbaarheid

De werking van de geselecteerde variabelen op de maatlatscore is bij alle hier beschouwde watertypen vrijwel gelijk. Het zijn in feite allemaal grotere permanente beken met verschillen in geologie (zand, veen, klei) die niet van direct belang zijn op de hier afgeleide rekenregels. Alleen voor stroomsnelheid moet onderscheid gemaakt worden tussen langzaam en snelstromende wateren (zie tabel 3.1); voor de variabelen meandering, fosfaat en BZV volstaan dezelfde rekenregels in beide watertypen.

6. Voorbeeldproject

7. Literatuur
Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek natuurdoeltypen. Rapport IKC-LNV, Wageningen.

Cremers, N., A. de Swaaf, R. Portielje, J. Kranenbarg, J. Elbersen & J. Delsma, 2005. KRW-Verkenner (fase 1); Deel rapportage spoor Afbeelding Kennis.

Elbersen, J.W.H., P.F.M. Verdonschot, B. Roels & J.G. Hartholt, 2003. Definitiestudie Kaderrichtlijn Water (KRW). I. Typologie Nederlandse Oppervlaktewateren. Alterra-rapport 669.

Hamme, H. van der, 1992. Macrofauna van Noord-Holland. Provincie Noord-Holland, Dienst Ruimte en Groen, Haarlem. Proefschrift K.U. Nijmegen.

Heinis, F. en C.H.M., Evers [red], in prep, 2006. Getalswaarden nutriënten voor de Goede Ecologische Toestand voor natuurlijke wateren. Royal Haskoning, Heinis Waterbeheer, RIVM en Alterra in opdracht van RIZA

Kaderrichtlijn Water, 2000. Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad. 23 oktober 2000; tot vastlegging van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.

Knoben, R.A.E. & P.A.M. Kamsma [red], 2004. Achtergronddocument referenties en maatlatten voor macrofauna. Landelijke expertgroep.

Limnodata neerlandica. Aquatisch-ecologische databank voor Nederland. www.limnodata.nl

Molen, D.T. van der [red], 2004b. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. Rapportnummer 2004-43.

Moller Pillot, H.K.M. & R. Buskens, 1990. De Nederlandse chironomidae. Deel 1c. Nederlanse faunistische mededelingen, Leiden.

Royal Haskoning, 2005. Validatie en verdere optimalisatie van de concept KRW-maatlatten voor de natuurlijke rivier- en meertypen. Royal Haskoning in samenwerking met Witteveen+Bos en Taken Landschapsplanning in opdracht van RIZA.

Verdonschot, P.F.M., 1990. Ecologische karakterisering van oppervlaktewateren in Overijssel. Rapport RIN, Leersum.

Verdonschot, P.F.M [red], 1995. Beken stromen. Leidraad voor ecologisch beekherstel. 95-03 WEW-06.

1 Watertypen
De rekenregels uit deze factsheet zijn van toepassing op de KRW-typen R4, R5, R6, R9, R10, R11, R12, R13, R14, R15, R17 en R18 (tabel 1) . Voor deze watertypen gelden nagenoeg dezelfde antropogene invloeden, stuurvariabelen, maatlatten en vergelijkbare rekenregels en relaties met de maatregelen. De grote rivieren, droogvallende bovenlopen en bronnen zijn minder vergelijkbaar.

Tabel 1: Kenmerken van watertypen uit dit factsheet (Elbersen et al., 2003 en Van der Molen, 2004)
Watertype Stroomsnelheid
(cm/s) Breedte
(m) Geologie
(>50%)
R5: Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand <50 3-8 Kiezel
R6: Langzaam stromend riviertje op zand/klei <50 8-25 Kiezel
R10: Langzaam stromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem <50 3-8 Kalk
R12: Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem <50 3-8 Organisch
R14: Snelstromende middenloop/benedenloop op zand >50 3-8 Kiezel
R15: Snelstromend riviertje op kiezelhoudende bodem >50 8-25 Kiezel
R18: Snelstromende middenloop/benedenloop op kalkhoudende bodem >50 3-8 Kalk
2 Opzet maatlat
De macrofaunamaatlat is opgebouwd uit kenmerkende (KM), positief dominante (DP) en negatief dominante taxa (DN) (Knoben et al., 2004 en Van der Molen, 2004). Toewijzing van soorten aan deze groepen indicatoren heeft plaats gevonden op grond van de eigenschappen van soorten. Negatief dominante soorten zijn soorten die bij dominant voorkomen een slechte ecologische toestand indiceren. Positief dominante soorten kunnen in de referentiesituatie dominant voorkomen. Kenmerkende soorten zijn soorten die in de referentiesituatie bij uitstek in het betrokken watertype voorkomen.

De maatlat is opgebouwd uit drie parameters waarin de indicatorsoorten zijn opgenomen:
• DN % (abundantie); het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren, gebaseerd op abundantieklassen;
• KM % (aantal taxa); het percentage kenmerkende taxa;
• KM % + DP % (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren, gebaseerd op abundantieklassen.

Met de scores van bovenstaande parameters wordt vervolgens in een formule de EKR uitgerekend.

EKR =

Unknown macro: { 200*(KM%/KMmax) + 2*(100-DN%) + (KM%+DP%) }

/500

NB. KMmax = het percentage kenmerkende soorten dat onder referentieomstandigheden mag worden verwacht. In bijlage 1 is de KMmax per watertype en de klassenindeling weergegeven.
3 Sturende variabelen
In fase 1 van de KRW-verkenner is gekozen voor een benadering gebaseerd op de stuurvariabele stromingsdiversiteit. Stromingsdiversiteit alleen lijkt niet voldoende om een score op de KRW-maatlat (EKR) te voorspellen (Cremers et al., 2005). Voor fase 2 is onderzocht of directe relaties zijn af te leiden tussen stuurvariabelen en de maatlatscore op basis van metingen. In het project 'Validatie en verdere optimalisatie KRW-maatlatten voor de natuurlijke rivier- en meertypen' (Royal Haskoning, 2005) zijn de volgende hydromorfologische parameters aangeven als belangrijkste stuurvariabelen op de macrofaunamaatlat:
• Meandering/sinuositeit;
• Breedte- en dieptevariatie;
• Stroomsnelheid en stromingsdiversiteit;
• Oeverbegroeiing;
• Obstakels, i.e. hout en bladpakketten in de stroming zorgen diversiteit in stroomsnelheden en dienen als habitat;
• Substraat.

De mate van meandering bepaalt voor een groot deel de diversiteit aan stroomsnelheid, breedte, diepte en substraat en is hierdoor een vrij goede totaalparameter. Een belangrijke aanvullende parameter is de stroomsnelheid. Naast deze hydromorfologische parameters beïnvloedt waterkwaliteit de maatlatscore voor macrofauna. De belangrijkste sturende chemische parameters zijn:
• Zuurstof / BZV;
• Fosfaat;
• Stikstof.

In zoete wateren is fosfaat meer sturend dan stikstof.
4 Rekenregels
De rekenregels voor macrofauna in stromende wateren zijn ontwikkeld aan de hand van een selectie van fysisch chemische parameters. De geselecteerde parameters hebben een grote invloed op de maatlatscore en zijn relatief eenvoudig te bepalen. De soortensamenstelling van macrofauna is zelden het gevolg van één stressor, maar wordt bepaald door een combinatie van stressoren. De volgende parameters zijn gekozen als stuurvariabelen:
• Fysisch: meandering en stroomsnelheid
• Chemisch: totaal fosfaat en BZV

Substraat, oeverbegroeiing en obstakels zijn naast de geselecteerde parameters belangrijke stuurvariabelen voor macrofauna in beken. Deze parameters zijn echter moeilijk te bepalen en kwantificeren. Voor een deel komen deze parameters tot uiting in meandering: sterk meanderende beken hebben over het algemeen meer variatie in substraat en meer hoog opgaande begroeiing. Deze begroeiing resulteert in meer dood hout en blad in de beek. Rechtgetrokken beken liggen vaak in landbouwgebied waardoor er weinig hoog opgaande begroeiing langs de oever van de beek aanwezig is en de hoeveelheid dood hout en blad in het water verwaarloosbaar is. Beheer waarbij dood en levend plantenmateriaal uit de beek wordt verwijderd om een goede doorstroming te garanderen, draagt verder bij tot reductie van dood hout en blad in het water.

Voor elke parameter is een formule afgeleid (zie bijlage 2) die de maximaal haalbare EKR op de macrofaunamaatlat berekent (Tabel 3). Deze maximaal haalbare EKR is gebaseerd op plafondwaarden voor de stuurvariabelen. Voor alle parameters dient een waarde ingevuld te worden. De laagste EKR-verwachting geldt als eindscore voor maximaal haalbare EKR. Deelscores worden afgetopt op 1. De stuurvariabele die de laagste EKR-verwachting geeft, geldt als de bepalende stuurvariabele welke middels maatregelen moet worden hersteld.

Tabel 3: rekenregels voor berekening van de maximaal haalbare EKR aan de hand van stuurvariabelen
Stuurvariabele Rekenregel
Meandering (klasse) EKRmax = -0.2563Ln(meanderingsklasse) + 0.9385
Stroomsnelheid (cm/s)
langzaam stromend water EKRmax = 0.1532Ln(stroomsnelheid) + 0.3999
Stroomsnelheid (cm/s)
snel stromend water EKRmax = 0.1342Ln(stroomsnelheid) + 0.1753
Totaal fosfaat (mg/l) EKRmax = -0.1911Ln(Ptot) + 0.5613
BZV (mg O2/l) EKRmax = -0.4152Ln(BZV) + 1.2635

De werking van de geselecteerde parameters op de maatlatscore is bij alle hier beschouwde watertypen vrijwel gelijk. Het zijn in feite allemaal grotere permanente beken met verschillen in geologie (zand, veen, klei) die niet van direct belang zijn op de hier af te leiden rekenregels. Bijlage 3 toont aan dat rekenregels voor de parameters meandering, fosfaat en BZV niet apart voor langzaam en snelstromende type wateren afgeleid hoeven te worden, maar dat dezelfde rekenregels volstaan voor beide typen. Alleen voor stroomsnelheid dient onderscheid gemaakt te worden in snel- en langzaam stromende rivieren.
5 Betrouwbaarheid uitkomsten
Validatie langzaam stromende beken
In figuur 1 is de maatlatscore van 26 monsters uit langzaam stromende beken (R5 & R6) uitgezet tegen de door de rekenregels berekende EKR-score. Uitbijters met een lagere maatlatscore dan de berekende score worden waarschijnlijk veroorzaakt door pressures die niet in de gekozen parameters tot uiting komen (bestrijdingsmiddelen, zware metalen), calamiteiten of periodes van zeer lage stroomsnelheden. De kwaliteit voor een waterlichaam als geheel wordt berekend door de scores van een aantal monsters binnen hetzelfde waterlichaam te middelen. Van de geanalyseerde monsters week de berekende score hoogstens 2 klassen af van de EKR volgens de maatlatten en kwam 76% exact overeen in klasse (Figuur 2).

Figuur 1: Vergelijking berekende EKR met de EKR volgens de maatlatten

Figuur 2: Afwijking van de berekende EKR ten opzichte van de EKR volgens de maatlatten (in klassen)

Validatie a.h.v. dataset Roer en Overmaas
Een tweede dataset, afkomstig van Waterschap Roer en Overmaas, is op dezelfde manier geanalyseerd. Hiervoor zijn 41 monsters gebruikt, waarvan 39 uit snelstromende beken (R17 en R18) en 2 uit langzaam stromende beken (R4 en R11). De resultaten van deze validatie worden gepresenteerd in figuur 3 en 4. De scores van de verkenner komen redelijk overeen met de maatlatscores. De rekenregels van de verkenner berekenen relatief lage scores als gevolg van een lage score voor meandering. De gegevens voor meandering komen uit een database van Waterschap Roer en Overmaas en zijn opgenomen Duitse methodes en definities, welke afwijken van de Nederlandse in interpretatie en classificatie. Zo worden wateren die in Nederland geclassificeerd worden als meanderend volgens de Duitse methode vaak als slingerend geclassificeerd. De uiteindelijke afwijking van de scores is over het algemeen slechts minder dan 1 kwaliteitsklasse en bij ruim de helft van de monsters komt de kwaliteitsklasse overeen.

Figuur 3: Vergelijking berekende EKR met de EKR volgens de maatlatten

Figuur 4: Afwijking van de berekende EKR ten opzichte van de EKR volgens de maatlatten (in klassen)

Relaties met maatregelen

In de KRW-verkenner kunnen maatregelen worden geselecteerd welke effect hebben op de ecologische toestand van de verschillende kwaliteitselementen. Tabel 4 geeft de huidige maatregelen uit de KRW-verkenner weer. Hierbij is aangegeven welke rekenregel (en welke stuurvariabele) gebruikt moet worden om het effect van de maatregel te vertalen naar een effect op de maatlatscore (EKR). Maatregelen gericht op meandering (en verwante stuurvariabelen), stroming en sanering van puntbronnen blijken het meest effectief voor macrofauna (Tabel 4). Vrijwel alle maatregelen uit de verkenner hebben effect op een van de stuurvariabelen. Op locaties waar hermeanderen geen optie is door bijvoorbeeld ruimtegebrek kunnen natuurvriendelijke oevers en een natuurvriendelijk beheer voor een lichte ecologische verbetering voor macrofauna zorgen door het creëren van habitat (vooral in de vorm van vegetatie). Om het positieve effect van natuurvriendelijke oevers en natuurvriendelijk beheer tot uiting te laten komen in de maatlatscore kan een lichte verhoging van EKR doorgevoerd worden. Dit kan gedaan worden door het optellen van een vast getal van bijvoorbeeld 0.1 per maatregel. Huidige gekanaliseerde (vaak slechte of ontoereikende) beken zouden dan door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en het uitvoeren van natuurvriendelijk beheer een klasse kunnen stijgen. Bij meer natuurlijk meanderende beken zijn deze maatregelen geen optie omdat deze beken over natuurlijke oevers beschikken die over het algemeen niet intensief beheerd worden.

Tabel 4: Maatregelen met bijbehorende rekenregel en effect op de macrofaunamaatlat

++ sterk positief effect, + positief effect, - negatief effect

6 Literatuur

Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek natuurdoeltypen. Rapport IKC-LNV, Wageningen.

Cremers, N., A. de Swaaf, R. Portielje, J. Kranenbarg, J. Elbersen & J. Delsma, 2005. KRW-verkenner (fase 1); Deel rapportage spoor Afbeelding Kennis.

Elbersen, J.W.H., P.F.M. Verdonschot, B. Roels & J.G. Hartholt, 2003. Definitiestudie Kaderrichtlijn Water (KRW). I. Typologie Nederlandse Oppervlaktewateren. Alterra-rapport 669.

Hamme, H. van der, 1992. Macrofauna van Noord-Holland. Provincie Noord-Holland, Dienst Ruimte en Groen, Haarlem. Proefschrift K.U. Nijmegen.

Heinis, F. en C.H.M., Evers [red], in prep, 2006. Getalswaarden nutriënten voor de Goede Ecologische Toestand voor natuurlijke wateren. Royal Haskoning, Heinis Waterbeheer, RIVM en Alterra in opdracht van RIZA

Kaderrichtlijn Water, 2000. Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad. 23 oktober 2000; tot vastlegging van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.

Knoben, R.A.E. & P.A.M. Kamsma [red], 2004. Achtergronddocument referenties en maatlatten voor macrofauna. Landelijke expertgroep.

Limnodata neerlandica. Aquatisch-ecologische databank voor Nederland. www.limnodata.nl

Molen, D.T. van der [red], 2004b. Referenties en concept-maatlatten voor rivieren voor de Kaderrichtlijn Water. Rapportnummer 2004-43.

Moller Pillot, H.K.M. & R. Buskens, 1990. De Nederlandse chironomidae. Deel 1c. Nederlanse faunistische mededelingen, Leiden.

Royal Haskoning, 2005. Validatie en verdere optimalisatie van de concept KRW-maatlatten voor de natuurlijke rivier- en meertypen. Royal Haskoning in samenwerking met Witteveen+Bos en Taken Landschapsplanning in opdracht van RIZA.

Verdonschot, P.F.M., 1990. Ecologische karakterisering van oppervlaktewateren in Overijssel. Rapport RIN, Leersum.

Verdonschot, P.F.M [red], 1995. Beken stromen. Leidraad voor ecologisch beekherstel. 95-03 WEW-06.

Bijlage 1: KMmax en KRW-klassen macrofaunamaatlatten rivieren

Tabel 1: KMmax per KRW-type (kleine stromende wateren)
KRW-type KMmax
R01 56
R02 63
R03 56
R04 26
R05 33
R06 36
R09 26
R10 33
R11 26
R12 33
R13 36
R14 51
R15 51
R17 36
R18 51

Tabel 2: EKR en ecologische toestand
Maatlatscore
(EKR) Ecologische
toestand
0.8-1.0 Zeer goed
0.6-0.8 Goed
0.4-0.6 Matig
0.2-0.4 Ontoereikend
0-0.2 Slecht

Bijlage 2: Ontwikkeling Kennisregels macrofauna rivieren

Inleiding
De kennisregels die in fase 1 van de Verkenner ingebouwd zijn, berekenen de EKR op basis van stroomsnelheidsverdelingen over het dwarsprofiel van een stromend water. Dit wordt gedaan via het bakjesmodel in combinatie met autecologische informatie over de voorkeur van soorten voor stroming. In de praktijk blijkt deze aanpak niet de gewenste resultaten op te leveren. Hiervoor zijn de volgende redenen aan te wijzen:
• voor veel soorten ontbreekt de autecologische informatie of is niet volledig;
• er is geen directe relatie tussen afzonderlijke soorten en de maatlatparameter %KM;
• niet alle soorten uit deelmaatlat %KM reageren specifiek op stroming;
• voor stagnante wateren is deze aanpak niet bruikbaar.

Voor fase 2 zijn twee benaderingen nader onderzocht op bruikbaarheid:
• gebruik maken van de dosis-responsmodellen die in project RISTORI zijn ontwikkeld;
• gebruik maken van directe, empirische relaties tussen stuurvariabelen en de maatlatscore uit het validatieproject van de maatlatten (Royal Haskoning, 2005).
Inmiddels zijn de maatlatten gevalideerd en is de discrete score op in tienden tussen 0 en 1 vertaald in een continue formule. Hieronder zijn beide benaderingen uitgewerkt.

1. Dosis-effectmodellen; Mogelijke toepasbaarheid van RISTORI in KRW-Verkenner
Het doel van RISTORI is het voorspellen van effecten van waterbeheer en waterhuishouding in regionale wateren op macrofauna soorten. Aan de hand van scenariostudie, waarbij uitkomsten van verschillende varianten met elkaar vergeleken worden en getest worden op samenhang tussen maatregel en effect op de soort. Onderscheid wordt gemaakt tussen de biologische typen 'stromende wateren' en 'sloten'.

Getoetste variabelen
-voor macrofauna in sloten:
pH, diepte, O2, P-totaal, N-totaal, NH4, Ca, Cl, monsterperiode, breedte wateroppervlak, profiel oever, substraat, bodem, grondgebruik.
-voor macrofauna in stromende wateren:
pH, diepte, O2, P-totaal, N-totaal, NH4, Cl, monsterperiode, breedte wateroppervlak, stroomsnelheid, lengteprofiel, profiel oever, substraat, bodem, grondgebruik.

Betrouwbaarheid van de responsmodellen
Voor het grootste deel van de taxa is het mogelijk gebleken om een stabiel model te berekenen. Slechts weinig van deze modellen scoren echter 'voldoende' of 'goed' voor zowel modelcontrole, betrouwbaarheid en validatie. Dit geldt voor beide biologische groepen. Omdat de modellen 'matig' tot '(zeer) slecht' op een of meerdere punten van modelcontrole, betrouwbaarheid en validatie scoren, dienen ze met zorgvuldigheid gebruikt te worden en is nadere studie vereist om de betrouwbaarheid van de effectsvoorspelling door deze modellen in te kunnen schatten.

RISTORI praktijk toets
Probleem bij uitvoeren praktijktoetsen in RISTORI: gegevens van zowel korte tijd voor als na de ingreep zijn bij de waterbeheerders in slechts weinig gevallen beschikbaar. Dit probleem kan opgelost worden door een gestandaardiseerde monitoring uit te voeren van de veranderde wateren net voor en net na een ingreep.

Toets resultaten RISTORI t.o.v. cenotype benadering Verdonschot et al. (2002)
De voorspelde cenotypen na de uitvoer van de maatregelen zijn voor beide modellen vergelijkbaar met de waar genomen levensgemeenschappen. Vooral op hoofdgroepniveau komen de resultaten van de soortsmodellen en de cenotype modellen overeen met de waargenomen cenotypen in het veld.

RISTORI in Verkenner
RISTORI berekent de effecten van maatregelen per soort op basis van individuele organismen en maakt daarbij gebruik van meerdere type modellen. De keuze voor het best passende model verschilt per soort en wordt bepaald aan de hand van de betrouwbaarheid van de modellen. De KRW-verkenner wil echter algemene effecten van beheersmaatregelen op macrofauna bepalen voor verschillende watertypen. Een keuze voor soortspecifieke modellen ligt dan niet voor de hand. Een maatregel effectanalyse is niet toe te passen als de soortensamenstelling van een ecosysteem niet bekend is. Wat in de praktijk kan betekenen dat in vele gevallen geen effect van een maatregel voorspeld kan worden mits gemonitoord is op de individuele soortensamenstelling korte tijd voor het uitvoeren van een maatregel.
Daar de toets de beste resultaten behaalt op hoofdgroepniveau (i.e. dominante groepen binnen het cenotype), kan voor eventueel gebruik van RISTORI bij het voorspellen van maatregeleffect voor de KRW-maatlat gekozen worden om de voorspelling aan de hand van dominant positieve en dominant negatieve soorten uit te voeren en de voorspelling te richten op te verwachten cenotypen ipv individuele soorten. Maatregeleffecten voor soorten met een lage abundantie worden door RISTORI niet voldoende voorspeld waardoor het risico bestaat op foutieve interpretatie van een maatregeleffect op kenmerkende of gevoelige soorten.
RISTORI wordt echter continu verbeterd en kan op dit moment gebruikt worden als methode voor validatie van de rekenregels die ontwikkeld zijn voor de Verkenner.

2. Voorstel voor het voorspellen van maatregeleffecten op de KRW-maatlatten
Soortsresponsmodellen blijken praktisch moeilijk toe te passen en in vele gevallen niet betrouwbaar genoeg om te gebruiken in de KRW-verkenner. Bij de ontwikkeling van de KRW-verkenner wordt gestreefd naar een kwantitatieve effectsvoorspelling van maatregelen op de macrofaunamaatlat. Hiertoe wordt naar relaties van chemische en hydrologische parameters met de KRW-maatlat voor macrofauna gezocht. Deze lopen niet in alle gevallen volgens duidelijke trendlijnen. Wel zijn voor alle parameters waarden aan te geven waarboven of waaronder het bereiken van een GEP niet mogelijk is; de plafondwaarden. De respons van de KRW-maatlat op een verandering van de ingevoerde chemische of hydrologische parameter is vervolgens te voorspellen in de vorm van een maximaal haalbare EKR-score.

3. Directe empirische relaties
In de volgende paragrafen is per parameter een formule afgeleid aan de hand waarvan vervolgens een eindscore op de macrofaunamaatlat kan worden bepaald. Voor alle parameters dient een waarde ingevuld te worden. De eindscore is de verwachte EKR bij een bepaalde combinatie van parameterwaarden en wordt bepaald door de laagste uitkomst (i.e. EKRmax van de bepalende stuurvariabele).

3.1 Meandering
De mate van meandering wordt uitgedrukt in sinuositeit. Sinuositeit is de lengte van de beek gedeeld door de lengte van het stroomdal. In het verleden zijn veel Nederlandse beken gekanaliseerd (rechtgetrokken) waardoor de sinuositeit sterk afnam. Als gevolg hiervan is veel stromings- en substraatdiversiteit verdwenen en daarmee de specifieke habitats voor diverse kenmerkende beeksoorten. Door de snelle afvoer nam met name in de zomer de stroomsnelheid dusdanig af dat op veel plekken het water periodiek stil kwam te staan, wat leidde tot sedimentatie van slib. Tegenwoordig wordt door middel van beekherstel/hermeanderen getracht de sinuositeit te herstellen. Op basis van sinuositeit kunnen 5 klassen in meandering worden onderscheiden:
1: Meanderend (sinuositeit >1.5)
2: Slingerend (sinuositeit 1.26-1.5)
3: Zwak slingerend (sinuositeit 1.06-1.25)
4: Gestrekt (sinuositeit 1.01-1.05)
5: Recht (sinuositeit 1)

In onderstaande grafiek is de relatie van meandering met de EKR weergegeven (lineair).

Figuur 3.1: Relatie EKR met meanderingsklasse

Binnen één klasse van de stuurvariabele, in dit geval meandering, kunnen meerdere EKR-klassen bereikt worden (Figuur 3.1). Er is dus niet een continue rekenregel af te leiden voor iedere waarde van een stuurvariabele, want niet-beperkende waarden van stuurvariabelen corresponderen met meerdere KRW-klassen. Pas in het geval dat een waarde beperkend wordt, is deze bepalend voor de maximaal haalbare KRW-klasse. Deze bepalende waarden kunnen aangeduid worden als plafondwaarden. Rekenregels die deze plafondwaarden berekenen, geven aan wanneer een stuurvariabele beperkend wordt. De onderstaande rekenregels zijn gebaseerd op een regressie door de plafondwaarden van de stuurvariabele.
Figuur 3.2: Maximale EKR bij een meanderingsklasse

Figuur 3.2 geeft de maximaal haalbare EKR voor verschillende klassen van meandering weer. Uit deze relatie volgt de volgende rekenregel:
EKRmax= -0.2563Ln(meanderingsklasse) + 0.9385

3.2 Stroomsnelheid
Naast meandering is stroomsnelheid een belangrijke parameter voor de macrofauna in stromende wateren. Voor stroomsnelheid is onderscheid gemaakt tussen snel- en langzaam stromende wateren. In onderstaande grafiek is de relatie van stroomsnelheid met de EKR weergegeven voor de snelstromende beken (figuur 3.3) en de langzaam stromende beken (figuur 3.4). Per stroomsnelheidklasse van 20 cm/s is vervolgens de maximaal haalbare EKR bepaald (EKRmax). Om deze ook daadwerkelijk te bereiken zullen de andere stuurfactoren (meandering, chemie) optimaal moeten zijn. De relatie tussen deze EKRmax en de stroomsnelheid is weergegeven in figuur 3.5 (snelstromende beken) en figuur 3.6 (langzaam stromende beken). Vooral de data van de langzaam stromende beken vertoont een grote spreiding, wat het afleiden van een rekenregel lastig maakt. Deze spreiding wordt veroorzaakt door verschillen in onder andere meandering en chemie. Er is gekozen voor een praktische benadering waarbij een logaritmisch verband is verondersteld tussen de stroomsnelheid en de EKR (vergelijkbaar met de snelstromende beken). De weergegeven plafondrelatie lijkt de praktijk goed te beschrijven.

Figuur 3.3: Relatie EKR met stroomsnelheid bij snelstromende beken

Figuur 3.4: Relatie EKR met stroomsnelheid bij langzaam stromende beken

Figuur 3.5: Maximale EKR per stroomsnelheidsklasse van 20 cm/s voor snel stromende beken

Figuur 3.6: Afleiding formule voor langzaam stromende beken a.h.v plafondwaarden en gemiddelden

Uit de bovenstaande figuren zijn de volgende formules afgeleid:
Formule langzaam stromende beken: EKRmax = 0.1532Ln(stroomsnelheid) + 0.3999
Formule snelstromende beken: EKRmax = 0.1342Ln(stroomsnelheid) + 0.1753

Voorwaarden bij deze formule zijn:
• Bij de snelstromende beken dient een vermenigvuldigingsfactor van 1.22 gehanteerd te worden omdat anders pas bij extreem hoge stroomsnelheden (>200 cm/s) de score 1 gehaald kan worden. Bij een factor van 1.22 is de score 1 mogelijk vanaf 120 cm/s. Deze factor wordt alleen gebruikt bij een stroomsnelheid boven 50 cm/s (ondergrens snelstromende beken).
• Bij beken waaraan een snelstromend watertype is toegekend maar waar de stroomsnelheid onder 50 cm/s ligt, wordt de formule voor snelstromende beken gebruikt zonder vermenigvuldigingsfactor. De score bij dergelijke beken zou anders te hoog worden voorspeld.
• In de formule dient de gemiddelde stroomsnelheid ingevoerd te worden. De ingevoerde waarden moeten hoger zijn dan 0. Eventuele uitkomsten boven 1 worden als 1 meegenomen in de verdere berekening.

3.3 Chemische parameters

3.3.1 Fosfaat
In zoete wateren is fosfaat meestal het groeibeperkende element waardoor een verhoogd fosfaatgehalte vaak lijdt tot eutrofiëring. In figuur 3.7 is de relatie van totaal fosfaat met de EKR weergegeven (lineair).

Figuur 3.7: Relatie EKR met fosfaat

Voor een bepaalde fosfaatconcentratie (afgerond op 1 decimaal) is vervolgens de maximaal haalbare EKR bepaald. Om deze ook daadwerkelijk te bereiken mogen andere stuurfactoren (meandering, stroomsnelheid) niet beperkend zijn. De relatie tussen EKRmax en totaal fosfaat is weergegeven in figuur 3.8.

Figuur 3.8: Maximale EKR bij fosfaatconcentraties afgerond op 1 decimaal

De formule die hieruit volgt is:
EKRmax = -0.1911Ln(Ptot) + 0.5613

Voorwaarden bij deze formule zijn:
• het zomergemiddelde totaal fosfaat moet ingevoerd worden.
• ingevoerde waarden moeten hoger zijn dan 0. Eventuele uitkomsten boven 1 worden als 1 meegenomen in de verdere berekening.

3.4.2 BZV
Een hoog BZV-gehalte kan periodiek tot lage zuurstofconcentraties lijden. Met name kenmerkende beeksoorten zijn gevoelig voor dergelijke lage zuurstofconcentraties. In figuur 3.9 is de relatie van BZV met de EKR weergegeven (lineair). Voor een bepaalde BZV-concentratie (afgerond op 1 decimaal) is vervolgens de maximaal haalbare EKR bepaald. Om deze ook daadwerkelijk te bereiken mogen andere stuurfactoren (meandering, stroomsnelheid) niet beperkend zijn. De relatie tussen EKRmax en BZV is weergegeven in figuur 3.10.

De formule voor de relatie van EKRmax met BZV is:
EKRmax = -0.4152Ln(BZV) + 1.2635

Voorwaarden bij deze formule zijn:
• In de formule dient het zomergemiddelde BZV ingevoerd te worden.
• De ingevoerde waarden moeten altijd hoger zijn dan 0. Eventuele uitkomsten boven 1 worden als 1 meegenomen in de verdere berekening.

Figuur 3.9: Relatie EKR met BZV

Figuur 3.10: Maximale EKR bij BZVconcentraties afgerond op halve milligrammen per liter

3.5. Berekening eindscore
De eindscore wordt bepaald door de laagste uitkomst voor EKRmax, nadat deze berekend is via alle stuurvariabelen. Dit is ten slotte de maximaal haalbare EKR, bepaald door de meest beperkende stuurvariabele. De scores worden afgetopt bij 1. De stuurvariabelen worden in de afgeleide rekenregels van elkaar afzonderlijk beschouwd. Met behulp van multiple regression zou de relatieve invloed van de stuurvariabelen op de EKR-bepaling verduidelijkt kunnen worden. Feit blijft dat de meest beperkende stuurvariabele de maximaal haalbare EKR bepaalt.

Bijlage 3 Analyse clustering van beken
1. Inleiding
De werking van de geselecteerde parameters (meandering, stroomsnelheid en chemie) op de maatlatscore is bij alle hier beschouwde watertypen vrijwel gelijk. Het zijn in feite allemaal grotere permanente beken met verschillen in geologie (zand, veen, klei) die niet van direct belang zijn op de rekenregels. Alleen voor stroomsnelheid dient onderscheidt gemaakt te worden in de snel- en langzaam stromende rivieren. Voor de andere parameters (meandering, chemie; totaal fosfaat en BZV) is ervoor gekozen om alle typen te clusteren bij het afleiden van de rekenregels. Bovendien is de beschikbare dataset is niet uitgebreid genoeg om voor alle watertypen aparte rekenregels af te leiden. Vooral voor de snelstromende rivieren ontbreekt het aan gegevens over meandering. Vanuit de projectgroep is de vraag gekomen of het clusteren van de langzaam- met snelstromende beken voor meandering, fosfaat en BZV geoorloofd is. Per parameter is dit in deze bijlage onderzocht.

2. Meandering
Per meanderingsklasse is de maximale EKR bepaald (plafondwaarden). Onderstaand zijn deze plafondwaarden afzonderlijk voor langzaam en snelstromende beken weergegeven. De plafondwaarden van de snelstromende wateren wijken ongeveer 1 meanderingsklasse af van die van langzaam stromende wateren (figuur 1). Wanneer voor deze afwijking wordt gecorrigeerd door de meetwaarden voor meandering één klasse op te schuiven, komen de relaties goed overeen (figuur 2).

Figuur 1: Maximale EKR bij een meanderingsklasse uitgesplitst voor langzaam en snelstromende beken

Figuur 2: Maximale EKR bij een meanderingsklasse uitgesplitst voor langzaam en snel stromende beken met aangepaste meandering voor de snelstromende beken

3. Fosfaat
Voor een bepaalde fosfaatconcentratie (afgerond op 1 decimaal) is de maximale EKR bepaald (plafondwaarden). Figuur 3 geeft de relatie tussen EKRmax en totaal fosfaat weer voor langzaam- en snelstromende wateren (logaritmisch). De relaties van de EKR met de concentratie totaal fosfaat komen goed overeen.

Figuur 3: Maximale EKR bij fosfaatconcentraties afgerond op 1 decimaal uitgesplitst voor langzaam en snelstromende beken

4. BZV
Voor een bepaalde BZV-concentratie (afgerond op 1 decimaal) is de maximale EKR bepaald (plafondwaarden). Figuur 4 geeft de relatie tussen EKRmax en BZV weer voor langzaam- en snelstromende beken (logaritmisch). De relaties van de EKR met de concentratie BZV komen voor beide groepen watertypen vrij goed overeen (figuur 4).

Figuur 4: Maximale EKR bij BZVconcentraties afgerond op halve milligrammen per liter uitgesplitst voor langzaam en snelstromende beken

5. conclusie
Voor meandering, totaal fosfaat en BZV volstaan dezelfde afgeleide rekenregels voor zowel langzaam- als snelstromende wateren.

  • No labels