De ondergrond van deze groep ecotopen is verhard en meestal kunstmatig aangelegd als oeverbescherming. Uitzondering hierop zijn de harde klei- en veenbanken. Voorbeelden van verharde elementen zijn kribben, strekdammen, damwanden, stenen oevers, vooroevers, kaden, sluizen en stuwen. Er kan onderscheid gemaakt worden in aanliggende oeververdedigingen of vooroever-verdedigingen. Het substraat van verharde elementen kan bestaan uit stortsteen, hout, asfalt, metaal, doorgroeibare matten, basalt, graniet of een combinatie van deze materialen. Het type materiaal beïnvloedt de mechanische dynamiek. Breuksteen absorbeert de golfenergie en dempt de dynamiek. Damwanden veroorzaken golfreflectie en houden de dynamiek daarmee in stand. Daarnaast beïnvloedt het type verdedigingsmateriaal ook de bedekkingsgraad en de soortenrijkdom van de oevervegetatie. Op damwanden kan geen vegetatie groeien, op breuksteen kan een zekere mate van begroeiing met ruigtekruiden optreden en op doorgroeibare materialen kan een hoge bedekkingsgraad optreden van grassen en ruigtekruiden. Afhankelijk van het type substraat kan er wel of geen begroeiing plaatsvinden. De begroeiing met vegetatie of wieren wordt in deze ecotoopgroep als eco-element onderscheiden, waarbij het voorkomen van het eco-element afhangt van het type hard substraat.

Binnen deze ecotoopgroep worden 8 ecotopen onderscheiden:

 

 WatBeschrijving 
 Landschappelijke zonering

Dit ecotoop komt voor bij de kribvakstort-randen langs de Nieuwe - en Beneden Merwede en in de lage intergetijdenzone in met name de Oost- en Westerschelde. Dit ecotoop overlapt met de ecotopen grindbanken, zoete zandplaten en slikken, afslagoever, zoute zandplaten en matig dynamische zoute zandplaten. Het verschil komt door
het type substraat; harde klei of hard veen of zand.

Ecologie 

Bij de zoetwater klei- en veenbanken kan spaarzame begroeiing met mollusken voorkomen. Bij brak tot zout water is er bij een matige dynamiek begroeiing mogelijk van groen- en blaaswieren. Verder beperkt de fauna zich tot enkele in het substraat borende soorten als de Boormossel, maar deze zijn wel heel specifiek voor dit milieu.

 AMOEBE-soortenGroefwier, Suikerwier 

 WatBeschrijving 
Landschappelijke zonering 

Dit ecotoop is kaal door het harde substraat en/of de hoge dynamiek. Het komt op veel plaatsen voor, zoals langs de meeste grote kanalen en de oevers van grote meren grenzend aan “nieuw land”. Afhankelijk van de hoogteligging zal de overstromingsduur variëren.  

 EcologieKaal
Kenmerkende doelsoort Rivierdonderpad, Spiering.

 WatBeschrijving 
 Landschappelijke zonering

Dit ecotoop komt op veel plaatsen voor, zoals langs de meeste grote kanalen (bijv. Amsterdam-Rijnkanaal, Wilhemina kanaal, Twente kanaal) en de oevers van grote meren grenzend aan “nieuw land” (bijv. IJsselmeer, Randmeren). Afhankelijk van de hoogteligging zal de overstromingsduur variëren. Als het substraat doorgroeibaar is,
kan groei van ruderale en ruigtekruiden plaatsvinden (Eco-element Ruderale en ruigtekruiden). 

 Ecologie De harde ondergrond vormt in ondiep water een geschikte habitat voor macrofauna, zoals Driehoeksmosselen, muggenlarven en kreeftachtigen. Rond de waterlijn komen mossen voor en bijzondere macrofaunasoorten, die van oorsprong voorkomen in zuurstofrijke en stromende wateren, zoals beken en rivieren.
 Kenmerkende doelsoorten Spiering, Rivierdonderpad
Eco-elementBeschrijvingKenmerkende doelsoorten
Ruderale en ruigtekruiden

Plantensoorten die op het harde substraat groeien zijn ruigtekruiden, ruderale kruiden en grassen. Van de ruderale kruiden, die kenmerkend zijn voor plaatsen waar stenig materiaal van elders aan het
substraat is toegevoegd, komen soorten van de Bitterzoetgemeenschap en de Bijvoetgemeenschap voor. De Bitterzoetgemeenschap komt vooral voor op kribben in het rivierengebied en op vooroever-verdedigingen van stortsteen in het zoete getijdengebied en kanalen en bestaat uit een dominantie van de woekerende halfstruik Bitterzoet met begeleidende soorten als Reukloze kamille, Beklierde duizendknoop, Heermoes, Kweek, Vijfvingerkruid. De Bijvoetgemeenschap komt tot ontwikkeling op puin van zand met stenen of kleiig materiaal, zoals in langs rivieren op basalt-taluds of langs kanalen waar de bodem verstevigd is. De soorten van de Bijvoetgemeenschap zijn Bijvoet en Boerenwormkruid met begeleidende soorten als Kweek, Duizendblad, Kropaar, Raket, Akkerdistel, Engels raaigras, Veldbeemdgras en Paardenbloem. Ruigtekruiden, die veel voorkomen op hard substraat zijn Haagwinde, Grote brandnetel, Moerasspirea, Harig wilgeroosje. Op warme en dicht begroeide plaatsen kan een bijzondere vlinder-, bijen- en wespenfauna voorkomen.

 -

 WatBeschrijving  
 Landschappelijke zonering

Dit ecotoop is te vinden in het Noordzeekanaal en het Gent-Terneuzen kanaal en drijvende elementen (exclusief schepen) in havenstelsels, zoals parallel aan de Nieuwe Waterweg. De invloed van het kanaalwater op het hard substraat is afhankelijk van de hoogteligging.

 
 EcologieOnder water is het hard substraat geschikt voor begroeiing met Kiezelalgen, Brakwatermosselen, Brakwaterpokken, Driehoeksmosselen (zwak brak water) en kreeftachtigen, zoals de Brakwaterpissebed en Slijkgarnalen. Ook het Zuiderzeekrabje kan tussen de stortstenen worden aangetroffen. Met name de mosselen vormen een goede voedselbron voor duikeenden. Op of boven de waterlijn groeit vegetatie op kussens van fijne wortels met ingevangen dood organisch materiaal. Soorten als Stomp kweldergras, Gewoon kweldergras, Zeeweegbree, Fioringras, Ruwe bies, Heen en Riet kunnen zich hier vestigen. 

Wat Beschrijving 
 Landschappelijke zoneringDit ecotoop bevindt zich in ondiep water of rond de waterlijn. De dynamiek is sterk tot matig. Dit ecotoop komt plaatselijk voor in havens, op golfbrekers en verstevigingen langs de hele kustlijn, zoals Nieuwe Waterweg en het parallel daaraan verlopende havenstelsel, Ooster- en Westerschelde, Hollandse Kust en Noordzeekust-Waddeneilanden, Eems-Dollard.
 EcologieIn het ondiepe deel, dat onder invloed van zonlicht staat, kan zich een soortenrijke gemeenschap van wieren bevinden van vooral suikerwieren en roodwier. Daarnaast komen er allerlei mobiele en vastzittende soorten voor, zoals Zeeanjelier, Golfbrekersanemoontje, Dodemansduim, Kalkkokerworm, Broodspons, Geweispons, mosselen, Japanse zakpijp en Gorgelpoliep.
Kenmerkende soortGroene zeedonderpad
AMOEBE-soorten Purperslak, Wilde Mosselbank, Zeeklit, Groefwier

 WatBeschrijving  
Landschappelijke zonering 

Dit ecotoop komt voor in de verstevigde elementen op de dijkglooiing van zoute tot brakke getijdenwateren. Afhankelijk van de hoogteligging zal de droogvalduur variëren tussen de 50 en 90%. Dit ecotoop komt plaatselijk voor in havens, op golfbrekers en verstevigingen langs de hele kustlijn, zoals de Nieuwe Waterweg en het parallel daaraan verlopende havenstelsel, Ooster- en Westerschelde, Hollandse Kust en Noordzeekust-Waddeneilanden,
Eems-Dollard. 

 
 Ecologie

Afhankelijk van het type substraat zal het substraat kaal zijn of ijl begroeid met pioniersoorten. Daarom wordt het eco-element begroeiing met pioniersoorten onderscheiden.

 
Eco-elementBeschrijvingKenmerkende doelsoorten
Pioniersoorten

Door de sterke dynamiek is het harde substraat spaarzaam begroeid met pioniersoorten, zoals Zeepokken, darmwieren, Zeesla en Purperwier.

-

Wat Beschrijving  
Landschappelijke zonering Dit ecotoop is te vinden op de verharde elementen die op de dijkglooiing liggen van zoute tot brakke getijdenwateren. Afhankelijk van de hoogteligging zal de droogvalduur varieren tussen de 50 en 90%. Dit ecotoop komt plaatselijk voor in havens, op golfbrekers en verstevigingen langs de hele kustlijn, zoals de Nieuwe Waterweg en het parallel daaraan verlopende havenstelsel, Ooster- en Westerschelde, Hollandse Kust en Noordzeekust-Waddeneilanden, Eems-Dollard. 
 EcologieDoor de matige dynamiek is een rijke begroeiing mogelijk, welke afhangt van het type substraat. Daarom wordt binnen dit ecotoop het eco-element begroeiing met bruinen roodwieren onderscheiden. 
Eco-elementBeschrijvingAMOEBE- soorten
Bruin- en roodwieren

De flora en fauna op het harde substraat is in verschillende mate bestand tegen uitdroging en golfslag. Ze vinden de meest gunstige vestigingsplaats op een specifieke hoogte op de dijk. De dijk is rijk begroeid met bruinwieren, zoals Blaaswier, Kleine Zee-eik, Zeesla en Purperwier, en roodwieren, zoals Iers mos, Kernwier, Hoorntjeswier, Kussenvormende roodwier, Korstwier. Verder kunnen er nog sponzen, zakpijpen,
anemonen, mosselen, oesters en alikruiken voorkomen.

Purperslak, Wilde Mosselbank, Groefwier, Suikerwier

 WatBeschrijving  
 Landschappelijke zonering

Dit ecotoop komt vorm op de verharde elementen van de buitenberm, welke niet vaak overstroomt. Het ecotoop komt plaatselijk voor op verstevigingen langs de hele kustlijn, zoals de Nieuwe Waterweg en het parallel daaraan verlopende havenstelsel, Ooster- en Westerschelde, Hollandse Kust en Noordzeekust-Waddeneilanden, Eems-Dollard). 

 
 Ecologie

Door de geringe dynamiek is een rijke begroeiing mogelijk, welke afhangt van het type substraat. Daarom wordt binnen dit ecotoop het eco-element begroeiing met brakke en zoute vegetatie onderscheiden.

 
Eco-elementBeschrijvingKenmerkende doelsoort
Brakke en zoute vegetatie

De buitenberm staat onder invloed van spatwater en in deze zone (de spatwaterzone) komen plantensoorten voor, die aangepast zijn aan sterk wisselende zoutconcentraties zoals Zeeaster, Lamsoor, Zeeweegbree, Zeealsem, Klein schorrekruid en Kweldergras. Bovendien kunnen er vloedmerkplanten voorkomen, die kenmerkend zijn voor aanspoelgordels, zoals Strandmelde, Zeepostelein, Zeekool en Strandkamille. Op steenachtig materiaal komen diverse korstmossen voor, zoals Calaplaca en Xanthoria, Lecanora en Verrucaria in respectievelijk de kleuren geel, grijs en zwart.

Spaanse zuring
  • No labels