home

H1320 - Slijkgraslanden

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Slijkgraslanden

Regio

Nederland

Watersysteem

Kust- en overgangswateren

Natuurparameter

Habitattypen

HR nr

H1320

Factsheet opgemaakt door

M. Haasnoot

Habitat beschrijving

Dit habitattype omvat pionierbegroeiingen van periodiek met zout water overspoelde slikken, waarin Slijkgrassen (Spartina) domineren. Tot dit habitattype behoort dan ook het Slijkgras verbond (Spartinion). Kenmerkende soorten zijn Klein slijkgras (Spartinetum maritimae) en Engels slijkgras (Spartinetum townsendii).

Algemeen voorkomen

Slijkgraslanden komen voor op de laagste zones van schorren en vooral op de overgang tussen schor en slik. In Nederland in de Oosterscheldebekken.
Het habitattype komt in goed ontwikkelde vorm voor in alle luwe kustzones van het Waddengebied en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta. Een relatief groot oppervlak aan Saginion-begroeiing wordt aangetroffen in de Grevelingen op drooggevallen, voormalige zandplaten #1.

Milieurandvoorwaarden

Slijkgras groeit op zachte met zout water doordrenkte grond. De slijkgrassoorten in Nederland zijn niet alleen zouttolerant, maar hebben ook zout nodig om te groeien. De bodem is slibrijk. #6

Slijkgrasplanten zijn aangepast aan zuurstofloosheid door grote luchtholten in de wortelstokken die de luchttransport naar de wortels mogelijk maken #6. Hierdoor verdragen ze diepere en langduriger inundatie tijdens het groeiseizoen. De gemiddelde inundatiediepte bij hoogwater kan tot 1 meter bedragen. De gemiddelde inundatieduur tot 6 uur. Volgens meetgegevens in de Haringvliet #3 komt dit type samen met H1320 voor tussen de gemiddeld laag waterlijn (GLW) en de gemiddeld hoog waterlijn (GHW) en dan met name tussen halftij en GHW. Tussen GLW en halftij komt voornamelijk slik voor met hier en daar H1310 en H1320.

Erosie, bijvoorbeeld door golfslag en stroming, beperkt de vestiging van slijkgrasplanten, maar eenmaal gevestigd is de plant hier beter tegen bestand. Vanwege de gevoeligheid voor golfslag, komen slijkgraslanden alleen op luwe plekken. Bij een te hoge dynamiek kan de vegetatie geen stand houden en is er slechts kaal strand. Habitattype H1320 kan tegen een hogere dynamiek (maximaal matige dynamiek) dan H1310.

De in de literatuur aangegeven chloride-gehaltes verschillen en variëren tussen 0.3 g Cl/L tot 70 g Cl/L #3, #4, #5.

Beheer en ontwikkelingskansen

In begraasd terrein kunnen open gevallen plekken in slijkgrasvelden gekoloniseerd worden door Gewoon kweldergras (Puccinellia maritima). Dit groeit langzaam dicht. Bij verdere opslibbing gaat deze vegetatie over in Plantagini-Limonietum (Associatie van Lamsoor en Zeeweegbree). Bij beweiding kan het Puccinellinetum maritimae lange tijd stand houden #3.In onbegraasd terrein wordt dit vervangen door Heen (Bolboschoenus maritimus).

Dosis-effect relaties


Stroomdiagram



Dosis-effect relaties

Bar chart for Waterdiepte showing Habitat Geschiktheids Index by stroomsnelheid (m/s)

 

HGI

< GLW

0

GLW - halftij

0.4

halftij - GHW

1

> GHW

0

GLW = gemiddeld laag water
GHW = gemiddeld hoog water

Xyline chart for Zoutgehalte showing Habitat Geschiktheids Index by zoutgehalte (g Cl/l)

 

HGI

0

0

0.3

0

4

0.5

5

1

10

1

Bar chart for Dynamiek showing Habitat Geschiktheids Index by mate dynamiek

 

HGI

laag

1

matig

1

hoog

0

De mate van dynamiek is niet gekwantificeerd (bijvoorbeeld in termen van stroomsnelheid, golfhoogte). Dit dient in een project verder uitgezocht te worden.

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.

Toepassbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn van toepassing op oevers bij zoute en brakke wateren.

Voorbeeld project

Er is geen voorbeeld projekt beschikbaar.

Referenties

1 http://www.minlnv.nl/natura2000
2 Haasnoot, M. en K.E. van de Wolfshaar (ed). (2006). Habitat analyse in het kader van de Planstudie/MER voor Krammer, Volkerak en Zoommeer. WL report Q4015
3 Hansson Ecodata. Calibratie van het model EMOE voor de vegetatie van de voordelta van het Haringvliet. Freiburg, 2005.
4 Schaminée, J.H.J., Weeda, E.J. en Westhoff, V. (1998). De vegetatie van Nederland. Deel 4. Plantengemeenschappen van de kust en van binnenlandse pioniermilieus. Opulus Press, Uppsala-Leiden.
5 Van der Meulen, Y.A.M.. Meren Ecotopen Stelsel. RIZA nota 97.076. 1997
6 Weeda, E.J., J.H.J. Schaminee, L. van Duuren (2003). Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland. Deel3 Kust en binnenlandse pioniermilieus. KNNV Uitgeverij.