Home

Vochtige alluviale bossen

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Vochtige alluviale bossen

Regio

Europa

Watersysteem

Rivieren, beken

Natuurparameter

Habitattype

HR nr

H91E0

Factsheet opgemaakt door

M. Haasnoot

 

Habitat beschrijving

Dit habitattype bevat een breed scala bossen die voorkomen langs rivieren en beken. Deze bossen behoren tot drie verschillende plantensociologische verbonden, te weten het:

  • Alno-Padion (Vogelkers, Essen, Iepenbos),
  • Alnion glutinosae (Elzenbossen) en
  • Salicion albae (Wilgenbossen en -struwelen)#1.

Alno-Padion is het centrale verbond. De boomlaag bestaat voornamelijk uit de Gewone es (Fraxinus excelsior). Op kleiige afzettingen langs de rivieren bestaat dit vooral uit Essen-Iepenbos (Fraxino-Ulmetum) en langs beken zijn dit Vogelkers-Essenbos (Pruno-Fraxinetum) en Goudveil-Essenbos (associatie Carici remotae-Fraxinetum). De hardhoutbossen van het Alno-Padion verbond behoren tot habitattype 91F0.

Van het Alnion glutinosae zijn de beekdal-elzenbroeken op plaatsen met (basenrijke) kwel van belang. In de boomlaag domineert Zwarte els (Alnus glutinosa). Deze boom groeit op standplaatsen waar de grondwaterstand in de wortelzone blijft. De basenrijke variant wordt gekenmerkt door onder andere Bittere veldkers (Cardamine amara) en Verspreidbladig en Paarbladig goudveil (Chrysosplenium alternifolium, Chrysosplenium oppositifolium).

De zachthoutooibossen van het Salicion albae verbond zijn rivierbegeleidende bossen die tot ontwikkeling komen op oevers van rivieren. Behalve langs de riveren komen deze bossen ook voor langs wateren in het zoetwatergetijdegebied. Kenmerkende soorten zijn Schietwilg (Salix alba) of Katwilg (Salix viminalis). Daarnaast is Zwarte populier (Populus nigra) een opmerkelijke soort. De ondergroei bestaat merendeels uit triviale moeras- en ruigteplanten zoals Grote brandnetel (Urtica dioica), Gewone smeerwortel (Symphytum officinale), Rietgras (Phalaris arundinacea), Kleefkruid (Galium aparine), Grote kattenstaart (Lythrum salicaria) en Gele lis (Iris pseudacorus).

Algemeen voorkomen

Langs de grote rivieren op oeverwallen en in kommen. Langs beken in Achterhoek, Twente, Noord-Brabant, Midden- en Zuid Limburg, en aan de rand van de veluwe en bij de stuwwal van Nijmegen.

Milieurandvoorwaarden

Dit habitattype type komt voor in het fluviatiele, Kempens, Gelders, Drents district.

Kieming van wilgen en populieren vindt plaats om droogvallende bodems. Door de korte levensduur van zaden vindt kieming en vestiging alleen plaats indien tijdens de periode van zaadverspreiding de condities van de bodem optimaal zijn. Kieming vindt niet plaats op plekken die zijn uitgedroogd dan wel pas laat in het seizoen droogvallen #6. Als gevolg van een langdurige overstroming kunnen kiemplanten dood gaan. Oudere planten zijn hier wel tegen bestand.

De bosgemeenschappen vallen onder de groep hardhoutooibos en zachthoutooibos, welke voorkomen bij respectievelijk een overstromingsduur van 2 tot 50 dagen/jaar en 50 tot 150 dagen/jaar #2. Schietwilgen zijn goed bestand tegen langdurige overstromingen en komen dus vaak op lage deel van de rivieroever voor en kunnen zich goed handhaven bij overstromingsduren tussen de 80 tot 140 dagen/jaar #6. Zwarte populieren komen meer voor op hogere delen dan Schietwilgen en wel met een gemiddelde overstromingsduur tussen de 2- en 50 dagen/jaar. In het zoetwatergetijdegebied kwamen voor de afsluiting van het Haringvliet wilgengrienden voor in de Biesbosch in de zone tussen 45 beneden tot 35 cm boven het gemiddeld hoogwater van 1.35 m NAP. De ontwikkeling was optimaal tot 1 m NAP #7. De essen-iepenbossen komen in het Nederlandse rivierengebied voor in gebieden die minder dan 5 dagen per jaar overstromen #5. In het buitenland komen ze ook voor in gebieden die langduriger overstromen (50 dagen per jaar en max 15 dagen aaneengesloten langs de Oberrhein #5. Volgens Dister #8 komen hooggelegen essen-iepenbossen tot ontwikkeling op lokaties die minder dan 20 dagen/jaar overstromen. Schoor en Van Splunder #9 vonden langs de Donau in Hongarije essen-iepenbossen bij een gemiddelde overstormingsduur van 8 - 20 dagen/jaar.

De gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand bij bosgemeenschappen behorende tot dit habitattype ligt tussen de 10 en 80 cm #4,#6. Schietwilgen hebben een grote tolerantie voor overstromingen, maar zijn niet bestand tegen permanente verzadiging van de bodem. De wortelzone moet gedurende 2 maanden in het groeiseizoen goed doorlucht zijn. Zwarte populieren kunnen tegen sterk wisselende en periodiek lage grondwaterstanden. Het essen-iepenbos komt van nature voor langs de rand van het riverdal, waar de kweldruk vanuit het aangrenzende hogere gebied het hoogst is. Op plekken waar de grondwaterstand langdurig in de wortelzone is, komt de Zwart els voor #5. Voor Essen-iepenbossen is behalve de overstromingen ook de laagste grondwaterstand in het groeiseizoen van belang. Voor een optimale ontwikkeling moet de laagste grondwaterstand in het groeiseizoen meer dan 1-2 meter beneden maaiveld liggen #10.

De bodem waar dit type om voorkomt bestaat uit zand, leem of klei #4. Zwarte populieren staan voornamelijk op zandige bodems #6. Op kleiige bodems domineert de Gewone es en op zandige bodems de Gladde iep.

Beheer en ontwikkelingskansen

In het zoetwatergetijdegebied komt in de wilgenbossen ook de Duitse dot voor (Salix dasyclados). Deze soort is in het verleden aangeplant in verband met de griendcultuur.
Wilgen en populieren bossen komen slechts tot ontwikkeling als er geen of zeer extensieve beweiding door grazers plaats vindt. In de literatuur staat een maximum van 20-30 of 30-50 grazers per 100 ha #6.

Dosis-effect relaties

Belangrijke milieufactoren die het voorkomen van dit habitattypen bepalen zijn: overstromingsduur, bodemtype en de begrazingsdichtheid. Grondwaterstand wordt vooral bepaald door de waterstand/overstromingsduur en wordt daarom niet als extra parameter meegenomen. In onderstaande rekenregels zijn de condities voor verschillende bostypen samengevoegd, daar deze samen het habittatype vormen. Bij verschillende overstromingsduren en bodemtypen kunnen echter andere vegetatietypen overheersen. Bij de effectmodellering is het daarom het overwegen waard om toch onderscheid te gaan maken tussen de verschillende bostypen. Daarvoor kan gebruik gemaakt worden van Duel et al #5 en #6. De dosis-effect relaties voor Schietwilgenbos, Zwarte Populierenbos, Essen-Iepenbos, Elzen-Essenbos zijn reeds opgenomen (zie kopje subvegetatietypen). Voor het Essen-Iepenbos en Elzen-Essenbos zijn ook de regels voor de grondwaterstand opgenomen.

 

Stroomdiagram

 

 

 

 

Dosis-effect relaties

Rivierengebied - alle bossen van H91E0
Bar chart for Overstromingsduur showing Habitat Geschiktheids Index by duur (dagen/jaar)

dagen/jaar

HGI

0-5

0.5

5-140

1

140-165

0.7

165-180

0.3

Referentie: #5,#6

Bar chart for Beweiding showing Habitat Geschiktheids Index by Aantal grote grazers per 100 ha

Aantal grazers per 100 ha

HGI

0-5

1

5-10

1

10-15

1

15-20

0.7

20-25

0.3

30-35

0

Referentie: #5

Bar chart for Bodemtype showing Habitat Geschiktheids Index by Bodemtype

Bodemtype

HGI

zand

1

klei

1

leem

1

veen

0

Referentie: #1

  

Zoetwatergetijdegebied - Schietwilgenbos
Bar chart for Waterdiepte showing Habitat Geschiktheids Index by (m bij GHW)

 

HGI

< -0.5

0

-0.5 --0.35

0.5

-0.35-0.4

1

>0.4

0

Referentie: #5

Xyline chart for Overstromingsduur showing Habitat Geschiktheids Index by duur (dagen/jaar)

dagen/jaar

HGI

0

0

20

0

40

1

50

1

Referentie: #5

Bar chart for Beweiding showing Habitat Geschiktheids Index by Aantal grote grazers per 100 ha

Aantal grazers per 100 ha

HGI

0-5

1

5-10

1

10-15

1

15-20

0.7

20-25

0.3

30-35

0

Referentie: #5

 
Rivierengebied - subbostypen van H91E0
Bar chart for Overstromingsduur - Zwarte populieren showing Habitat Geschiktheids Index by duur (dagen/jaar)

dagen/jaar

HGI

<20

0

20-35

0.5

35-50

1

50-65

0.7

65-80

0.3

>80

0

Referentie: #5,

Bar chart for Overstromingsduur - Schietwilgenbos showing Habitat Geschiktheids Index by duur (dagen/jaar)

dagen/jaar

HGI

<50

0

50-65

0.3

65-80

0.7

80-140

1

140-165

0.7

165-180

0.3

>180

0

Referentie: #5,

 
Bar chart for Overstromingsduur - Essen-Iepenbos showing Habitat Geschiktheids Index by duur (dagen/jaar)

dagen/jaar

HGI

0-5

0.5

5-20

1

20-35

0.5

>35

0

Referentie: #6,

Bar chart for Overstromingsduur - Elzen-Essenbos showing Habitat Geschiktheids Index by duur (dagen/jaar)

dagen/jaar

HGI

<20

0

20-35

0.5

35-50

1

50-65

0.7

65-80

0.3

>80

0

Referentie: #5,

 
Xyline chart for Grondwaterstand - Essen-Iepenbos showing Habitat Geschiktheids Index by duur (m)

dagen/jaar

HGI

0

0

-0.5

0

-0.8

1

-1.5

1

Referentie: #6,

Xyline chart for Grondwaterstand - Elzen-Essenbos showing Habitat Geschiktheids Index by duur (m)

dagen/jaar

HGI

0

0

-0.2

1

-0.6

1

-0.7

0

-0.8

0

Referentie: #6,

 

Onzekerheid en validatie

(warning)  De rekenregels zijn niet gevalideerd.

Toepasbaarheid

De Dosis-effect relaties zijn voornamelijk gemaakt met behulp van gegevens uit Nederland.
Het habitatmodel is toepasbaar voor rivieren en beken in Nederland.

Voorbeeld project

De dosis-effect relaties voor zacht- en hardhoutooibos zijn gebruikt voor het rivieren gebied #2.

Referenties

1 Janssen, J.A.M. en Schaminee, J.H.J. (2004). Europese natuur in Nederland; Habitat typen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. ISBN: 9050111661
2 Klijn, F., S.A.M. van Rooij, M. Haasnoot, B.L.W.G. Higler & B.S.J. Nijhof. (2002) Ruimte voor de Rivier, Ruimte voor de Natuur. WL-rapport Q2824.10, Alterra-rapport 513. ISSN 1566-7197
3 http://www.minlnv.nl/natura2000
4 Runhaar, H. Waternood. Hydrologische randvoorwaarden voor natuur.
5 Duel, H. & B. Specken (1994). Standplaatsmodel Essen-Iepenbos: een model voor het bepalden van de standplaatskwaliteit van rivieroevers en uiterwaarden voor essen-iepenbossen (Fraxino-Ulmetum). TNO-BSA. RIZA werkdocument 96.046x
6 Duel, H. & B. Specken (1994). Standplaatsmodel Wilgen-populierenbos: een model voor het analyseren van de standplaatskwaliteit van rivieroevers voor wilgen-populierenbossen (Salicion albea). TNO-BSA. RIZA Werkdocument 96.046x
7 Zonneveld, I.S. (1960). De Brabantse Biesbosch. Een studie van bodem en vegetatie van eene zoetwatergetijdegebied. Proefschrift, Wageningen.
8 Dister, E. (1980). Geobotanische Untersuchungen in der Hessische Rheinaue als Grundlage fur die Naturschutzarbeit. Georg August Universitat, Gottingen.
9 Schoor, M.M. & I. van Splunder (1993). The relation between vegetation and hydrology/morphology. FLoodplain rehabilitation Gemenc. Vegetation studies. Working document 1B. RWS-RIZA Arhnem.
10 Westhoff, V. & A.J. den Held (1969). Plantengemeenschappen in Nederland. Zutphen.