Ecological knowledge base

Karper - Cyprinus carpio

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Karper - Cyprinus carpio

Regio

Nederland, West-Midden Eurazie

Watersysteem

plassen, meren en rivieren

Natuurparameter

vissen

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

www.naturfoto.cz Foto: Jiri Bohdal

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

Oorspronkelijk kwam de karper voor in de Kaspische Zee. Van hieruit heeft de karper zich zowel naar het oosten naar China, Japan, Zuid Rusland en naar het westen naar de Zwarte Zee en de Donau uitgebreid. Via de Donau heeft de karper zich naar Midden-Europa kunnen verspreiden. Deze verspreiding werd versneld door de Romeinen, die rond het begin van de jaartelling de Karper uit de Donau of uit Klein Azië haalden, en voor de kweek in Europa introduceerden #1.

Van nature kwam de Karper dus niet in Nederland voor, maar is er in de middeleeuwen uitgezet voor teelt- en consumptie. In de loop der eeuwen zijn er allerlei verschillende variëteiten ontwikkeld. Het oorspronkelijk in de middeleeuwen geïntroduceerde en daarna verwilderde type wordt wilde of boerenkarper genoemd. Hiernaast komen allerlei gekweekte variëteiten voor zoals schubkarper, spiegelkarper, rijenkarper en naaktkarper #1. Door het op grote schaal uitzetten van gekweekte voor de sportvisserij (in Nederland jaarlijks zo'n 40 - 100 ton), wordt de oorspronkelijke, wilde karper weg geconcurreerd. Mede als gevolg hiervan is de oorspronkelijke, wilde karper een bedreigde soort in Europa. Alleen in de Donau kan de populatie zich goed in stand houden #1.

Het oorspronkelijke wilde type van de karper heeft een langerekt lichaam, dat matig tot licht is afgeplat. De rugzijde is olijfgroen en de buikzijde geelachtig. De rugvin is donker en overige vinnen hebben een oranje glans. De eindstandige bek is goed uitstulpbaar en op de bovenlip zijn twee paar baarddraden aanwezig. Gekweekte varianten hebben een hogere rug. Schubkarper heeft nog een volledige beschubbing. De spiegel- en rijenkarper hebben beperkte beschubbing en bij de naaktkarper ontbreken schubben #1.

Voedselhabitat en strategie

De Karper is een omnivoor. Voedsel wordt gezocht in de oeverzone, op de bodem en in het open water. Een begroeide oeverzone met een slibbige bodem wordt geprefereerd omdat de voedselrijkdom hier groter is dan in vergelijking met kale oevers. Oligochaeten, muggenlarven, andere insectenlarven, crustaceën en kleine slakken vormen een belangrijk aandeel in het voedselpakket. In open water bestaat het voedsel uit plankton, zoöplankton en insectenlarven. Verder kunnen zaden ook een belangrijk aandeel in het voedselpakket hebben.
Het voedselpakket is sterk afhankelijk van het watersysteem en het seizoen. Zodra een bepaald voedseltype schaars wordt, kan de karper overschakelen op een ander voedseltype. Mede hiervoor is de karper een sterke voedselconcurrent van andere vissoorten #1.

Het voedsel van pas uitgekomen larven bestaat uit protozoën. In de eerste week na het uitkomen kunnen groenwieren een belangrijk aandeel in het voedselpakket vormen. Na 8 dagen worden ook mosselkreeften, cladoceren, copepoden en insectenlarven gegeten. Vanaf dag 10 bestaat het voedselpakket hoofdzakelijk uit de claddoceren Bosminia en Daphnia. Vanaf een lengte van 2 cm bestaat het dieet uit crustaceën, bodemfauna, en larven van haften #1.

Reproductie en migratie

In Europa vindt in het oosten van Duitsland, Noord-Europa Zuid-Europa geen voortplanting plaats. In Nederland kan de karper zich nauwelijks met voldoende succes voortplanten om een populatie in stand te houden. Een belangrijk deel van rekruterende jonge karpers bestaat uit uitgezette exemplaren #1. In de meeste Europese landen loopt de paaiperiode van mei tot eind juni, en deze kan doorgaan tot eind juli. Bij slechte paaiomstandigheden, zoals een gebrek aan substraat of bij lage of sterk schommelende waterpeilen, kan de paai tot in augustus uitgesteld worden. Het tijdstip waarop er gepaaid wordt, is vooral afhankelijk van de temperatuur, vegetatierijkheid en rustig water #1.

Paai vindt plaats in met zachte vegetatie begroeide ondergelopen gebieden of in waterplantenvegetaties in het litoraal, waar de eieren aan de planten blijven plakken. Ook worden flab, stenen,fuiken,organisch materiaal en een kale bodem wel als paaisubstraat gebruikt. De eitjes worden onder hevig spartelen afgezet en door de verschillende mannetjes bevrucht. Paai vindt vaak in de vroege ochtend plaats. Bij goede weersomstandigheden legt de wilde karper de eieren in 3-4 parten in 3-4 dagen, bij minder gunstig weer wordt de paai onderbroken en verspreidt over 2-3 weken. Bij geteelde Karper worden alle eieren in één keer afgezet. Het gewicht aan geproduceerde eieren bedraagt 14-20% van het somatisch gewicht. De eieren hebben een diameter van 1.5-2.5 mm #1.

Afhankelijk van de temperatuur komen de eieren over het algemeen na 3-10 dagen uit . De larven zijn 5mm groot als ze uit het ei komen en binnen een aantal uur vrijzwemmend. Na 7-9 dagen verdwijnt de dooierzak, de larven hebben dan een lengte van 6-10 mm. Zolang er nog een dooierzak aanwezig is wordt de snelheid van de ontwikkeling door de temperatuur bepaald. Bij een lage temperatuur van 11-14 graden Celsius gaat het broed in rust, waarbij ze met de kop aan waterplanten blijven plakken. Na het dooierzak stadium is de ontwikkeling afhankelijk van temperatuur en voedselbeschikbaarheid #1.

Geslachtsrijpheid wordt in Europa door mannetjes na 3-4 en door vrouwtjes na 4-5 jaar bereikt bij een lengte van 40-45 cm. Het bereiken van de geslachtsrijpheid wordt sterk door de temperatuur en voedselomstandigheden bepaald. Een mannetje uit een snelgroeiende populatie kan al na 1 jaar geslachtsrijp zijn, een vrouwtje uit een langzaam groeiende populatie pas na 5 jaar #1.

Leeftijd en mortaliteit

De lengte van de karper is maximaal 150 cm waarbij een gewicht van 25-35 kg bereikt wordt. In Europa is de maximale lengte 70-107 cm met een gewicht van 10 kg. De maximale leeftijd is 20 jaar, maar meestal wordt een karper niet ouder dan 10 jaar. Ondanks het grote reproducerende vermogen van de karper is het aantal overlevenden in het 0+ stadium gering. In het larvale stadium kunnen kikkers, padden, eenden en waterkevers en –wantsen voor een hoge predatie zorgen. Predatie door vooral jonge snoek (Esox lucius) en snoekbaars (Stizostedion luciopera) kan het bestand 0+ en 1+ vis behoorlijk decimeren. Pas bij een lengte van zo'n 30 cm treedt er geen predatie meer op #1.

Milieu voorwaarden

De noordelijke begrenzing van het verspreidingsgebied van de warmteminnende karper ligt bij de 55-66 breedtegraad. Bij te lage temperaturen is tot op zekere hoogte nog goede groei mogelijk maar stokt de voortplanting. Verder stelt de Karper relatief lage eisen aan zijn habitat, maar de voorkeur gaat uit naar ondiep vegetatierijk stilstaand of langzaam stromend water met voldoende structuren en dekkingsmogelijkheden en een zanderige tot slibbige bodem. In gesloten systemen kan de Karper sterk dominant aanwezig zijn, in rivieren is dit meestal niet het geval #1.

Dosis-effect relaties

De Dosis-effect relaties voor de Karper zijn opgesteld met de componenten beschutting/voedsel, waterkwaliteit en voortplanting.

Stroomdiagram



Formule 1 = wortel( ( ("Percentage litoraal" + "Vegetatiedichtheid" ) / 2 ) * "Stroomsnelheid" )





HGI Beschutting/voedsel

Xyline chart for Percentage littoraal showing HGI by littoraal(%)

littoraal(%)

HGI

0

0.2

25

1

35

1

85

0

Referentie: #1

Xyline chart for Vegetatiedichtheid showing HGI by gem. bedekking(%)

gem. bedekking(%)

HGI

0

0.2

25

0.7

35

1

55

1

90

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het gemiddelde percentage waterplanten in het litoraal in het groeiseizoen.

Xyline chart for Stroomsnelheid showing HGI by gem. stroomsnelheid (cm/s)

gem. stroomsnelheid (cm/s)

HGI

0

1

10

1

25

0.7

60

0.4

150

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid in het voorjaar.

HGI Waterkwaliteit Karper

Xyline chart for Zuurgraad showing HGI by zuurgraad (pH)

zuurgraad (pH)

HGI

4.5

0

5.5

0.2

6.5

1

7.5

1

9

0.7

10.5

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde zuurgraad in het groeiseizoen.

Xyline chart for Zuurstofgehalte (Adult) showing HGI by gem. zuurstofgehalte (mg/L)

gem. zuurstofgehalte (mg/L)

HGI

1

0

2

0.1

4.5

0.5

6

1

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde zuurstofgehalte verspreid over het groeiseizoen in het litoraal en in het open water.

Xyline chart for Zoutgehalte showing HGI by chloride gehalte (ppm)

chloride gehalte (ppm)

HGI

0

1

2200

1

7200

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het gemiddelde zoutgehalte tijdens het groeiseizoen.

Xyline chart for Temperatuur (Adult) showing HGI by max. gem. watertemperatuur (graden Celsius)

max. gem. watertemperatuur (graden Celsius)

 

HGI

8

0

23

1

28

1

32

0.2

40

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het maximale gemiddelde watertemperatuur in de zomer.

HGI Voortplanting

Xyline chart for Temperatuur (paai) showing HGI by max. watertemperatuur (graden Celsius)

max. watertemperatuur (graden Celsius)

HGI

13

0

18

1

22

1

28

0

Referentie: #1
NB: Het gaat hier om het maximale watertemperatuur gemeten in het litoraal tijdens de maanden april-juni.

Xyline chart for Temperatuur (ei, larve) showing HGI by max. watertemperatuur (graden Celsius)

max. watertemperatuur (graden Celsius)

HGI

12.5

0

16

0.5

17

1

25

1

26

0.5

32.5

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om de maximale watertemperatuur voor eieren en larven gemeten in het litoraal tijdens de maanden april-juni.

Xyline chart for Zuurstofgehalte (ei) showing HGI by gem. zuurstofgehalte (mg/l)

gem. zuurstofgehalte (mg/l)

HGI

4.5

0

6

0.5

9

1

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het gemiddelde zuurstofgehalte gemeten in het litoraal tijdens de maanden april-juni.

Xyline chart for Waterdiepte in litoraal showing HGI by gem. waterdiepte (m)

gem. waterdiepte (m)

HGI

0.10

0

0.30

1

0.60

1

1.0

0.7

1.8

0.3

3

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde waterdiepte gemeten in het litoraal tijdens de maanden april-juni.

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.

Toepasbaarheid

Deze rekenregels zijn toepasbaar voor stilstaande en stromende, zoete en brakke wateren in Europa.

Voorbeeld project

Er is geen voorbeeld project beschikbaar.

Referenties

1 Van Breukelen, S. (1992) Habitat Geschiktheid Index Model. De Karper Cyprinus carpio L. .Organisatie ter Verbetering van de Binnevisserij. juli 1992

  • No labels