home

Kokkel - Cerastoderma edule

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Kokkel - Cerastoderma edule

Regio

Nederland, Europa

Watersysteem

zee

Natuurparameter

weekdieren

Factsheet opgemaakt door

V. Harezlak en K.E. van de Wolfshaar

Foto:Erik Veldhuis, Bron: wikipedia

RWS model

Binnen RWS zijn er een aantal pogingen gedaan om habitatgeschiktheidsmodellen voor de kokkel op te stellen:

• Het model voor de Oosterschelde
• Het model voor de Waddenzee
• Het model voor de Westerschelde

Het Oosterschelde en Waddenzee model worden in 1 rapport behandeld #1. Het Westerschelde model was bedoeld om de steltloperverspreiding te modelleren, die qua voeding afhankelijk is van de kokkel. De modellering van de kokkelverspreiding in deze studie heeft niet het gewenste opgeleverd: de respons curven zijn afgeleid uit gegevens van een helft van de Westerschelde en werden gevalideerd met gegevens van de andere helft van de Westerschelde. Hieruit bleek dat het model te weinig voorspelkracht had (pers. comm. F. Twisk). Uit deze informatie wordt afgeleidt dat de omzetting van het RWS kokkelmodel naar HABITAT het Oosterschelde en Waddenzee modellen betreft. Deze modellen zijn hieronder uitgewerkt en toegelicht voor toepassing in HABITAT. De respons curven in beide modellen zijn afgeleidt via de Generalized Linear Modelling (GML) methode #2 #1. Beide modellen hebben andere respons curven en zullen als zodanig ook apart gepresenteerd worden.

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

De Kokkel komt voor in de Atlantische Oceaan en randzeeën, van Noordoost-Noorwegen tot West-Afrika, en de Middellandse Zee. De Kokkel behoort tot de familie der kokkelachtigen en is een veelvoorkomend schelpdier in estuariene en kunstwateren. Het is een wit/grijsbruin schelpje met ribbels. Nederland is één van de grootste kokkelproducetnen van Europa. De meeste kokkels worden naar Italië en Spanje geëxporteerd. Kokkels leven voornamelijk in de intergetijdezone en komen onderandere in de Westerschelde, Oosterschelde en de Wadenzee voor. De schelp is in doorsnede hartvormig en voorzien van afgeronde ribbels. De Kokkel graaft zich met de sterke voet circa 2 tot 3 centimeter in zandige tot slikkige bodems in. Hoe groter de Kokkel, hoe dieper ingegraven.

Milieurandvoorwaarden

De kokkel komt laag in het intergetijdengebied voor, ingegraven in zand, slib of fijn grind. Het is een zoutwatersoort, maar komt tot minimale zoutgehaltes van 2 promille nog voor #3, hoewel extreem lage zoutgehalten (3 promiel tot 6 promiel) kunnen leiden tot massale sterfte van de Kokkel #12. Voor het voorkomen in Nederland betekent dit dat de kokkel vooral in de Waddenzee en in estuaria te vinden is #3. In de omgezette modellen is dit impliciet al als randvoorwaarde meegenomen. De groeisnelheid van kokkels is negatief gecorreleerd met slibgehalten #4, doordat hoge slibgehalten de goede filtercapaciteit in de weg staat #5. Droogvaltijd is ook van invloed op het voorkomen en ontwikkeling van de kokkel omdat een lange droogvalduur zorgt voor kortere blootstelling aan benodigde nutriënten #6 #7 en geeft een grotere gevoeligheid voor strenge winters #8#11. Stroomsnelheid is in het kader van voedselvoorziening ook van belang doordat een te lage stroomsnelheid te weinig voedingsstoffen aanvoert, maar een te hoge stroomsnelheid kan leiden tot het uitspoelen van kokkels #9 #10. Aan de hand van persoonlijke communicatie blijkt dat de Kokkel net als de Strandgaper detritus van de bodem op kan eten en dat stroomsnelheid hierom niet limiterend moet zijn #11. Hierin spreken het model van de Oosterschelde en Waddenzee het model van het Veerse Meer tegen.

Dosis-effect relaties

Oosterschelde

Er is gekeken naar 6 verschillende variabelen die de biomassadichtheid van kokkels in de Oosterschelde kunnen verklaren: diepte, droogvalduur, stroomsnelheid, saliniteit, mediane korelgrootte en percentage slib. Door een te kort aan data zijn uiteindelijk de korelgrootte en percentage slib niet meegenomen en is de diepte aangenomen verdisconteerd te zijn in de droogvalduur. Uit de GML methode bleek vervolgens dat saliniteit niet significant bijdraagt aan de voorspelling van waar kokkels in de Oosterschelde voorkomen. Zodoende wordt voor het kokkelmodel in de Oosterschelde enkel de droogvalduur en de stroomsnelheid meegenomen. Door gebruik te maken van kokkeldata in de Oosterschelde is de biomassadichtheid omgezet in habitatgeschiktheid (Geurts van Kessel, 2003; Kater et al., 2004).


Stroomdiagram



Line chart for Droogvalduur showing HGI by droogvalduur (%)

Droogvalduur (%)

HGI

0

0.38

10

0.6

20

0.8

30

0.95

35

1.0

40

0.95

50

0.8

60

0.58

70

0.35

80

0.18

90

0.1

100

0.0

Referentie: #1

Line chart for Stroomsnelheid showing HGI by stroomsnelheid (cm/s)

Stroomsnelheid (cm/s)

HGI

5

0.25

10

0.4

20

0.9

25

1.0

30

0.95

40

0.6

50

0.22

60

0.05

70

0.0

Referentie: #1

Waddenzee

Voor de Waddenzee zijn de volgende variabelen meegenomen: diepte, droogvalduur, afstand van bank tot geul, slibgehalte, stroomsnelheid en golfwerking. Uit de GML methode komt naar voren dat voor de Waddenzee de volgende vier variabelen van belang zijn: droogvalduur, slibgehalte, afstand tot de geul en stroomsnelheid (in volgorde van afnemende invloed). De uitkomst uit het model betreft de biomassadichtheden van de kokkels (Geurts van Kessel, 2003; Kater et al., 2004). Voor omzetting naar de habitatgeschiktheid index is ervan uitgegaan dat hoge dichtheden corresponderen met hoge habitatgeschiktheden en lage dichtheden corresponderen met lage habitatgeschiktheden


Stroomdiagram



Bar chart for Droogvalduur showing HGI by droogvalduur (%)

Droogvalduur (%)

HGI

0-10

0.6

10-20

0.5

20-30

0.7

30-40

0.9

40-50

1.0

50-60

0.8

60-70

0.25

70-80

0.15

80-90

0.05

90-100

0.05

Referentie: #1

Bar chart for Slibgehalte showing HGI by slibgehalte (%)

Slibgehalte (%)

HGI

0-10

1.0

10-20

0.7

20-30

0.5

30-40

0.4

40-50

0.2

50-60

0.1

60-100

0.01

Referentie: #1

Bar chart for Afstand tot de geul showing HGI by afstand tot de geul (m)

afstand tot de geul (m)

HGI

0-200

0.7

200-300

0.7

300-400

0.6

400-500

0.5

500-700

1.0

700-900

0.8

900-1100

0.7

1100-1400

0.75

1400-2000

0.75

2000-4000

0.1

> 4000

0.75

Referentie: #1

Bar chart for Stroomsnelheid showing HGI by stroomsnelheid (cm/s)

Stroomsnelheid(cm/s)

HGI

0-0.2

0.05

0.2-0.3

0.1

0.3-0.4

0.5

0.4-0.5

0.8

0.5-0.6

1.0

0.6-0.7

0.7

0.7-0.8

0.5

0.8-1.0

0.3

1.0-1.2

0.1

> 1.2

0.05

Referentie: #1

Veerse Meer

Voor het Veerse Meer zijn de volgende variabelen meegenomen: zoutgehalte, stroomsnelheid en waterdiepte. Deze variabelen zijn gebasseerd op het werk van Ysebaert en Meire (1999) die met behulp van een logistische regressie op de Westerschelde data de grenswaarden hebben bepaald #12 #11.

Bar chart for Zoutgehalte showing HGI by zoutgehalte (promille)

zoutgehalte (promille)

HGI

0

0

18

0

22

1

35

1

Referentie: #11,#12

Bar chart for Stroomsnelheid showing HGI by stroomsnelheid (m/s)

stroomsnelheid (m/s)

HGI

0

1

0.5

1

0.7

0

1

0

Referentie: #11,#12

Bar chart for Waterdiepte showing HGI by diepte winter (m)

diepte winter (m)

HGI

0

0

0.05

0

1

1

5

1

8

0

10

0

Referentie: #11,#12

Het verschil in variabelen in de getoonde gebieden kan zijn veroorzaakt doordat in de Oosterschelde data met betrekking tot sedimentsamenstelling niet beschikbaar was. Ook verschil in dynamiek in het systeem kan hebben geleid tot verschillen in de significantie van variabelen. Het Veerse Meer is waarschijnlijk gebaseerd op een grovere habitat indicatie.

Onzekerheid en validatie

(warning) Het Oosterschelde model, het Waddenzee model en het Veerse Meer model zijn niet gevalideerd #1 #2 #11. Er is echter wel een validatie uitgevoerd op het Westerschelde model met behulp van een Monte-Carlo analyse, maar dit gaat meer in op de fout in de diverse kaartlagen die worden gebruikt #13.

Toepasbaarheid

Het Oosterschelde model kan enkel worden toegepast op de Oosterschelde en het Waddenzee model enkel op de Waddenzee #1. Het Veerse meer model dient enkel toegpast te worden op het Veerse meer#11.

Voorbeeld project

Oosterschelde #1 en #2 en Waddenzee #1.

Referenties

1 Kater, B.J., A.G. Brinkman, J.M.D.D. Baars en G.Aarts (2004): "Kokkelhabitatkaarten voor de Oosterschelde en Waddenzee", RICO document C060/03.
2 Geurts van Kessel., A.J.M., B.J. Kater en T.C. Prins (2003): "Veranderende draagkracht van de Oosterschelde voor kokkels", RIKZ document 2003.043, RIVO document C062/03, ISBN 90-369-3487-7.
3 Tydeman, P. Ecologisch profiel van de litorale kokkelbank (Cerastoderma edule). Werkdocument RIKZ/0596.617x Watersysteemverkenningen. 1995
4 Wanink, J.H. en L. Zwarts (1993): "Environmental effects on the growth rate of intertidal invertebrates and some implications for foraging waders", Neth. J. Sea Res 31, 407-418.
5 Verschoore de la Houssaye, J. (1998): "GISsen naar habitat- en ecotopenkaarten voor de Westerschelde", RIKZ afstudeeropdracht.
6 Danker, N. en J.J. Beukema (1981):"Distributional patters of macrozoöbenthic species in relation to some environmental factors", in: N. Dankers, H. Kühl, W.J. Wolff (Eds.): "Invertebrates of the Wadden Sea", Balkema, Rotterdam. 96-103
7 Zwart, L. (1988): "De bodemfauna van de Fries-Groningse waddenkust", R.IJ.P. flevobericht nr 294. 195 pp.
8 Strasser, M., T. Reinwald en K. Reise (2001): Differential effects of the severe winter of 1995/96 on the intertidal bivalves Mytilys edulis, Cerastoderma edule and Mya arenaria in the Northern Wadden Sea", Helgol. Mar.Res. 55, 190-197.
9 Verway, J. (1981): "The Cockie (Cerastoderma edule), Life histories of some important Wadden Sea invertebrates", in: N. Dankers, H. Kühl en W.J. Wolff (Eds.): "Invertebrates of the Wadden Sea", Balkema, Rotterdam. 155-116.
10 Wolff, W. J. (1973): "The estuary as a habitat", Zool. Verh, (Leiden) 126, 242.
11 Wijsman, J. Onderzoek naar de toekomstige waterkwaliteit en ecologie van het Veerse Meer. Studie naar het effect van het doorlaatmiddel en aanvullende maatregelen. Deel 2: Opzet en verificatie van de Habitat Evaluatie Procedure. WL|Delft Hydraulics. november 2002
12 Ysebaert, T., Meire, P. (1999): Macrobenthos of the Schelde estuary: predicting macrobenthos species responses in the estuarine environment. A statistical analysis of the Schelde estuary macrobenthos within the ECOFLAT project. Report Institute of Nature Conservation IN 99/19. Brussel, belgium. 226 p.
13 Van Vooren, W.G.M. (1997) Het voorkomen van Kokkels in de Westerschelde. Modelleren van Groeimogelijkhedenkaart met Monte Carlo simulatie. RIKZ/OS.97.843.x