Watervleermuis - Myotis daubentonii

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Watervleermuis - Myotis daubentonii

Regio

Nederland, Europa

Watersysteem

allerlei type wateren

Natuurparameter

zoogdieren

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

www.vleermuis.net Foto: R.Janssen

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

De watervleermuis (Myotis daubentonii) is een boombewonende vleermuissoort, maar wordt ook op kerkzolders, in grotten, bunkers en holle ruimten en spleten in (beton)bruggen aangetroffen #1 en #2. De verspreiding is echter met name gekoppeld aan het aanbod van oude, holle bomen #1. De verspreiding toont een duidelijk relatie met de oudere bossen op de duinen in het westen van Nederland en de hogere zandgronden en het krijtlandschap in het oosten en het zuiden van Nederland. Ook is de soort te vinden in het laagland bij oude bossen en parken en in het noordwesten op zolders als er geen bossen in de buurt zijn #1.

De watervleermuis is een grote vleermuis met een spanwijdte van 20 tot 30 cm en een gewicht van 14 tot 20 gram. Net als de meervleermuis heeft de watervleermuis opvallend grote voeten die hij gebruikt om insecten van het wateroppervlak te scheppen. De soort is te onderscheiden van andere Myotis soorten door de bruine neus met in verhouding vrij grote neusknobbels. De buikvacht is grijswit met een donkere ondervacht en deze steekt duidelijk af tegen de middel- tot donkerbruingrijze rugvacht #1.

Voedselhabitat en strategie

Het minimale wateroppervlak waarbij de watervleermuis is waargenomen is 40 m2. Grotere wateren (100 m2) vormen een meer gebruikelijk voedselhabitat. Het oppervlak kan ook opgemaakt worden uit een serie nabij gelegen wateren binnen een straal van enkele tientallen/honderden meters #2.

Het jachtgebied bestaat uit allerlei typen wateren. Vooral beschutte wateren als vijvers in landgoederen en parken, smalle vaarten, en langzaam stromende beken worden gebruikt. Hierbij jaagt de watervleermuis circa 5 tot 30 cm boven het wateroppervlak. Watervleermuizen zijn met name te vinden boven mesotrofe wateren, hier is het insecten aanbod namelijk het hoogst. Watervleermuizen zijn opportunistische jagers waardoor het insectenaanbod daarom wel eens de meest bepalende factor van voorkomen kan zijn #2. De soort wordt zelden jagend aangetroffen boven water dat met kroos of waterlelies bedekt is of door riet of boomopslag wordt onderbroken.

De watervleermuis jaagt ook boven land. Dit doet hij voornamelijk relatief laag boven bospaden, in beschutte open plekken van het bos of hoger tussen de boomkronen #1. De watervleermuis jaagt voornamelijk op dansmuggen (Chironomidae), maar ook op langpootmuggen (Tipulidae), vlinders (Lepidoptera) en kevers (Coleoptra) #2. Bij het jagen kan de homerange variëren van enkele tot 10 kilometers, afhankelijk van de ligging van de kolonie ten opzichte van het jachtgebied #1. Op de weg naar het jachtgebied blijft de watervleermuis in het algemeen in de beschutting van bosranden, houtwallen en andere lijnvormige elementen #2. Het jachtgebied dient daarom bij voorkeur te grenzen aan (potentieel) koloniegebied of verbonden te zijn aan het kolonie gebied door middel van lijnvormige elementen #1. Rondom een lichtbron (lantarenpaal) wordt een areaal van 10 meter door de watervleermuis gemeden. Op het moment dat dit areaal overlapt met potentieel jachtgebied dan zal de watervleermuis hier niet jagen #2.

Reproductie, migratie en leefgebied

De watervleermuis overwinterd in koele vochtige ondergrondse ruimten met een min of meer constante temperatuur #2. Hiervoor gebruiken ze voornamelijk ondergrondse objecten, zoals grotten, kalksteengroeven, oude steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en (kasteel)kelders. Hierbij blijft de watervleermuis in een stabiele winterslaap van september/oktober tot maart/april #1.

Paren vindt voor zover tijdens de winterslaap en in de najaarszwermen plaats #1. Vanaf april vormen de vrouwtjes kraamgroepen, waarbij in de tweede helft van juni de jongen worden geboren die in de tweede helft van juli uitvliegen #2. Kraamkolonies variëren van enkele tientallen tot meer dan honderd individuen en bestaat uit een verwante groep vrouwelijke watervleermuizen #1.

Dosis-effect relaties

Stroomdiagram

Dosis-effect relaties

Xyline chart for Emerse waterplanten showing HGI by bedekking emerse waterplanten (%)

bedekking emerse waterplanten (%)

HGI

0

1

50

0.5

100

0

Referentie: #2

Xyline chart for Lichtbron showing HGI by per. wateropperlvak overlap met lichtoppervlak (%)

per. wateropperlvak overlap met lichtoppervlak (%)

HGI

0

1

50

0.5

100

0

Referentie: #2

Xyline chart for Grootte wateroppervlak showing HGI by grootte wateroppervlak (m2)

grootte wateroppervlak (m2)

HGI

0

0

40

0.1

100

1

200

1

Referentie: #2

Overige
Xyline chart for Afstand lijnvormig element showing HGI by afstand lijnelement tot water (km)

afstand lijnelement tot water (km)

HGI

0

1

1

0

2

0

Referentie: #2

Bar chart for Kolonieboom binnen 5 km showing HGI by aanwezigheid geschikte verblijfplaats (klassen)

aanwezigheid geschikte verblijfplaats (klassen)

HGI

geen koloniebomen of 30 oude bomen

0

wel koloniebomen of 30 oude bomen

1

Referentie: #2

Bar chart for Breedte water showing HGI by breedte water (m)

breedte water (m)

HGI

0 - 5

0

5 - 10

1

> 10

1

Referentie: #2

Xyline chart for Beschutting showing HGI by oeverbeschutting (%)

oeverbeschutting (%)

 

HGI

0

0

25

1

100

1

Referentie: #2
NB. Hierbij wordt uitgegaan van oeverstukken die bij elkaar minimaal 4 kilometer lengte hebben. Als beschutting worden bomen , dijken en erfbeplanting meegenomen die binnen een straal van 10 meter van de daadwerkelijke oever aanwezig zijn. Het percentage staat voor het deel van de oeverstukken dat beschut is #2.

Bar chart for Trofiegraad showing HGI by voedselrijkdom (klassen)

voedselrijkdom (klassen)

HGI

oligotroof

0.1

mesotroof

1

eutroof

0.7

Referentie: #2

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

De rekenregels zijn opgesteld aan de hand van lieratuuronderzoek #2

Toepasbaarheid

De rekenregels zijn opgesteld om het potentiële jachtgebied van de watervleermuis te bepalen (geldig in de periode maart-september). Het model is niet geldig in open (polder)landschappen (kleigebieden) #2.

Voorbeeld project

Geen

Referenties

1 www.vleermuis.net (Watervleermuis) 10 december 2012

2 Hollands., H., J.O. Reinhold (1999). HSI-modellen voor 5 oevergebonden zoogdiersoorten. Voorlopige versie op basis van huidige ecologische kennis. Dienst Weg- en Waterbouwkunde

  • No labels