Zoals aangegeven op de pagina ‘RWES-Aquatisch', is diepte een belangrijk conditionele factor (indelingskenmerk). Natuurlijk is diepte op zichzelf niet de sturende factor, maar het is een indicator voor abiotische factoren die wel samenhangen met de diepte, zoals licht beschikbaarheid en de mate van golfdynamiek. In rivieren en nevengeulen met een diepe bedding leidt de beperkte lichtbeschikbaarheid en hoge dynamiek tot afwezigheid van waterplanten en dominantie van de zwaardere kiezelwieren. Dit type ecotoop is belangrijk voor specifieke macrofauna soorten, zoals Gammarus tigrinus en de larven van dansmuggen. Harde constructies zorgen voor geschikt habitat voor tal van andere macrofauna soorten. Ook voor stroom minnende vissen, zoals karperachtigen als barbeel, sneep, kopvoorn en serpeling is dit type ecotoop belangrijk. Voor trekvissen, zoals migrerende salmoniden en zeeforel, fungeert dit type ecotoop als corridor. Wanneer de bedding matig diep is, neemt de lichtbeschikbaarheid toe, waardoor waterplanten zoals rivierfonteinkruid, schedefonteinkruid, gele plomp en (op een grindbodem) vlottende waterranonkel kunnen groeien. Echter, het voorkomen van deze waterplanten zullen door de grote dynamiek, mede als gevolg van scheepvaart, maar zeer beperkt voor komen. Dit type ecotoop herbergt veel verschillende habitats voor macrofauna. En ook hier zorgen harde substraten voor een grote diversiteit van habitats, die onder andere worden gebruikt door haften en de mosselwants Aphelocheirus aestivalis. Op zandbodems komen met name macrofaunasoorten voor zoals de gravende libellen-nimfen Gomphus flavipes. De matig diepe bedding van rivieren en nevengeulen dient eveneens als leef- en paaigebied voor riviervissen zoals barbeel, sneep, kopvoorn en serpeling. Ook dit type ecotoop wordt door trekvissen als corridor gebruikt Het sediment in de ondiepe bedding van de geul en kribvakken vormt door de mechanische krachten van golven, stroming en de zuigende werking van scheepvaart, geen stabiel substraat. Daardoor kunnen waterplanten zich hier niet vestigen. In de ondiepe nevengeul lukt dat, door minder scheepvaart, wel. Ook voor macrofauna zijn de geul en kribvakken een moeilijk milieu: er komen alleen enkele storingstolerante macrofauna soorten voor. Echter, op verdedigingswerken tegen erosie vestigen zich wel relatief veel macrofauna soorten, zoals kokerjuffer en driehoeksmosselen. In het watersysteem ‘Rivieren’ (en dus ook in de rivierbegeleidende wateren) zijn de volgende soorten representatief: Soortsgroep | Soort |
---|
Zoogdieren | Otter, waterspitsmuis | Vogels | Aalscholver, kuifeend, nonnetje, tafeleend, visdief, visarend, zwarte stern | Vissen | Paling, baars, blankvoorn, brasem, snoekbaars | Amfibieën en reptielen | Ringslang | Macrofauna | Asellus aquaticus, Caenis luctuosa, Microtendipes gr. chloris, Polypedilum gr. sordens, Potamothrix moldaviensis, Valvata piscinalis | Plankton | Oscillatoria, Cyclotella, Stephanodiscus, Skeletonema, Scenedesmus, Crucigenia, Chlamydomonas, Monorhaphidium |
| | | |
---|
| Diep zomerbed, zand |
Matig diep zomerbed, zand | Ondiep zomerbed, zand |
---|
Diep zomerbed, hard | Matig diep zomerbed, hard | Ondiep zomerbed, hard |
| | Matig diepe nevengeul, zand | Ondiepe nevengeul, zand |
---|
| Matig diepe nevengeul, hard | Ondiepe nevengeul, hard |
|