Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Wiki Markup
{scrollbar}

h1. Droge hardhoutooibossen


h1. Algemeen
{section:border=false}{column}
|| Algemene kenmerken || ||
| Naam 

...

Droge hardhoutooibossen

Algemeen

...

width50%

Onzekerheid en validatie

(warning) De rekenregels zijn niet gevalideerd.

Toepasbaarheid

De Dosis-effectrelaties zijn voornamelijk gemaakt met behulp van gegevens uit Nederland.
Het habiatmodel is toepasbaar voor de grote rivieren in Nederland.

Voorbeeld project

De rekenregels van de overstromingsduur is gebruikt voor het rivieren gebied #2.

Referenties

...

Naam
soort(en)groep
 | Droge hardhoutooibossen
Section
borderfalse
Column

Algemene kenmerken

 

Regio

Nederland

Watersysteem

Rivieren

Natuurparameter

Habitattype

HR nr

H91F0

Factsheet opgemaakt door

M. Haasnoot

Column
Align
rightright

Image Removed

Foto: M. Haasnoot

Habitat beschrijving

Dit habitattype omvat de droge hardhoutbossen op hoge zandige oeverwallen langs de grote rivieren #1,#3. Kenmerkende soorten zijn Zomereik (Quercus robur), Gladde iep (Ulmus minor), Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en Gewone es (Fraxinus excelsior). De plantengemeenschap die bij dit habitattype hoort is Abelen-Iepenbos en wel in het bijzonder de associatie Violo odoratae-Ulmetum van het verbond Alno-Padion (onderverbond Ulmenion minoris).

Milieurandvoorwaarden.

Dit habitattype komt voor in het fluviatiele district. Het ontwikkelt zich voornamelijk op hoger gelegen zandige bodems, die zelden overstromen. Iepen komen tot ontwikkeling als de grondwaterstand in het groeiseizoen kan wegzakken tot minimaal 1-2 meter beneden maaiveld. Het Abelen-Iepenbos functioneert optimaal bij een gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand > 60 cm beneden maaiveld #4.

Beheer en ontwikkelingskansen

Bossen komen slechts tot ontwikkeling als er geen of zeer extensieve beweiding door grazers plaats vindt. In de literatuur staat voor zachthoutooibossen een maximum van 20-30 of 30-50 grazers per 100 ha #6.

Dosis-effect relaties

Belangrijkt milieufactoren die het voorkomen van dit habitattypen bepalen zijn: overstromingsduur, grondwaterstand, bodemtype en de begrazingsdichtheid.

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelduur (dagen/jaar)
typebar
titleOverstromingsduur
dataOrientationvertical
yLabelHabitat Geschiktheids Index

dagen/jaar

HGI

0-5

1

5-20

1

20-35

0.5

> 35

0

Referentie: #2, #5

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelgrondwaterstand in m onder maaiveld
typexyline
titleGrondwaterstand
dataOrientationvertical
yLabelHabitat Geschiktheids Index

dagen/jaar

HGI

0

0

0.4

0

0.6

1

1.5

1

Referentie: #4,#5

...

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelBodemtype
typebar
titleBodemtype
dataOrientationvertical
yLabelHabitat Geschiktheids Index

Bodemtype

HGI

zand

1

klei

0

leem

0

veen

0

Referentie: #3

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelAantal grote grazers per 100 ha
typebar
titleBeweiding
dataOrientationvertical
yLabelHabitat Geschiktheids Index

Aantal grazers per 100 ha

HGI

0-5

1

5-10

1

10-15

1

15-20

0.7

20-25

0.3

30-35

0

Referentie: #6

 |
| Regio | Nederland |
| Watersysteem | Rivieren |
| Natuurparameter | Habitattype |
| HR nr | H91F0 |
| Factsheet opgemaakt door | M. Haasnoot |{column}{column}{align:right}
| !Wilgenbos_M_Haasnoot.jpg|thumbnail,align=right,title=Wilgenbos! |
| Foto: M. Haasnoot |{align}{column}{section}


h1. Habitat beschrijving

Dit habitattype omvat de droge hardhoutbossen op hoge zandige oeverwallen langs de grote rivieren [#1],[#3]. Kenmerkende soorten zijn Zomereik (_Quercus robur_), Gladde iep (Ulmus minor), Gewone esdoorn (_Acer pseudoplatanus_) en Gewone es (_Fraxinus excelsior_). De plantengemeenschap die bij dit habitattype hoort is Abelen-Iepenbos en wel in het bijzonder de associatie _Violo odoratae-Ulmetum_ van het verbond _Alno-Padion_ (onderverbond _Ulmenion minoris_).

h3. Milieurandvoorwaarden.

Dit habitattype komt voor in het fluviatiele district. Het ontwikkelt zich voornamelijk op hoger gelegen zandige bodems, die zelden overstromen. Iepen komen tot ontwikkeling als de grondwaterstand in het groeiseizoen kan wegzakken tot minimaal 1-2 meter beneden maaiveld. Het Abelen-Iepenbos functioneert optimaal bij een gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand > 60 cm beneden maaiveld [#4].

h3. Beheer en ontwikkelingskansen

Bossen komen slechts tot ontwikkeling als er geen of zeer extensieve beweiding door grazers plaats vindt. In de literatuur staat voor zachthoutooibossen een maximum van 20-30 of 30-50 grazers per 100 ha [#6].

h1. Dosis-effect relaties

Belangrijkt milieufactoren die het voorkomen van dit habitattypen bepalen zijn: overstromingsduur, grondwaterstand, bodemtype en de begrazingsdichtheid.
\\
h4. Stroomdiagram
\\
{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Overstromingsduur|Grondwaterstand|Bodemtype|Beweiding"
shape = "record"
];


"node3" [
label = "HGI algemeen"
shape = "record"
];



"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];


{flowchart}
\\

{section}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Overstromingsduur |xlabel=duur (dagen/jaar)|yLabel=Habitat Geschiktheids Index |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| dagen/jaar|| HGI ||
| 0-5 | 1 |
| 5-20| 1 |
| 20-35 | 0.5 |
| > 35 | 0 |
{chart}Referentie: [#2], [#5]{column}{column:width=50%}

{chart:type=xyline|title=Grondwaterstand |xlabel=grondwaterstand in m onder maaiveld |yLabel=Habitat Geschiktheids Index |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| dagen/jaar|| HGI ||
| 0 | 0 |
| 0.4 | 0 |
| 0.6 | 1 |
| 1.5 | 1 |
{chart}Referentie: [#4],[#5]\\ {column}{section}  
\\ {section}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Bodemtype|xlabel=Bodemtype|yLabel=Habitat Geschiktheids Index |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| Bodemtype || HGI ||
| zand | 1 |
| klei | 0 |
| leem | 0 |
| veen | 0 |
{chart}
Referentie: [#3]
{column}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Beweiding|xlabel=Aantal grote grazers per 100 ha|yLabel=Habitat Geschiktheids Index |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| Aantal grazers per 100 ha || HGI ||
| 0-5 | 1 |
| 5-10 | 1 |
| 10-15 | 1 |
| 15-20 | 0.7 |
| 20-25 | 0.3 |
| 30-35 | 0 |
{chart}
Referentie: [#6] \\ {column}{column:width=50%}{column}{section}
\\

h1. Onzekerheid en validatie

(!) De rekenregels zijn niet gevalideerd.

h1. Toepasbaarheid

De Dosis-effectrelaties zijn voornamelijk gemaakt met behulp van gegevens uit Nederland.
Het habiatmodel is toepasbaar voor de grote rivieren in Nederland.

h1. Voorbeeld project

De rekenregels van de overstromingsduur is gebruikt voor het rivieren gebied [#2].

h1. Referenties

1 {anchor:1} Janssen, J.A.M. en Schaminee, J.H.J. (2004). Europese natuur in Nederland; Habitat typen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. ISBN: 9050111661
2 {anchor:2} Klijn, F., S.A.M. van Rooij, M. Haasnoot, B.L.W.G. Higler & B.S.J. Nijhof. (2002) Ruimte voor de Rivier, Ruimte voor de Natuur. WL-rapport Q2824.10, Alterra-rapport 513. ISSN 1566-7197
3 {anchor:3} [http://www.minlnv.nl/natura2000

...

]
4

...

 {anchor

...

:4} Runhaar, H. Waternood. Hydrologische randvoorwaarden voor natuur.

...


5

...

 {anchor

...

:5} Duel, H. & B. Specken (1994). Standplaatsmodel Essen-Iepenbos: een model voor het bepalden van de standplaatskwaliteit van rivieroevers en uiterwaarden voor essen-iepenbossen (Fraxino-Ulmetum). TNO-BSA. RIZA werkdocument 96.046x

...


7

...

 {anchor

...

:7} Westhoff, V. & A.J. den Held (1969). Plantengemeenschappen in Nederland. Zutphen.