Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Wiki Markup
[home]
{scrollbar}
h1. Mattenbies - _Scripus lacustris_


h1. Algemeen
{section}{column:width=80%}
|| Algemene kenmerken || ||
| Naam soort(en)groep | Mattenbies - _Scripus lacustris_ |
| Regio | Nederland, Europa |
| Watersysteem | plassen, meren, benedenloop van rivieren, sloten en kanalen|
| Natuurparameter | macrofyten |
| Factsheet opgemaakt door | M.P. Weeber |{column}{column:width=20%}
| !Mattenbies www.hermansprenger.nl.jpg|thumbnail! |
| [www.hermansprenger.nl] Foto: H. Sprenger |
{column}{section}

h1. Habitat beschrijving

h3. Algemeen voorkomen

DeMattenbies mattenbies komt verspreid over de wereld in meerdere klimaatgebieden voor., met Alleenuitzondering invan de Arctische gebieden komt de plant niet voor. Mattenbies bestaat uit drie ondersoorten, namelijk stoelenbies (_S. lacustris lacustris_), ruwe bies (_S. lacustris tabernaemontani_) en Franse bies (_S. lacustris flevensis_). Naast deze ondersoorten is er ook de bastaardbies (_Scirpus x carinatus_), die een kruising is tussen stoelenbies (of ruwe bies) en de driekantige bies (_S. triqueter_). [#1].

Het zwaarte punt van de ondersoort stoelenbies ligt in de oceanische klimaatzone en het zwaartepunt van de ondersoort ruwe bies in de subcontinentale (warme) klimaatzone [#1]. In Nederland

Mattenbies is mattenbies een algemeen voorkomende plant diemet teeen vindengladde, isrolronde instengel waterendie waartot de350 stroomsnelheidcm niethoog tekan groot isworden. VoorbeeldenAan vande watertypenvoet waaris de mattenbiesstengel voorkomt20-25 zijncm plassen, meren, benedenloopdik. De bladeren van de rivieren,mattenbies slotenzijn engootvormig kanalen [#1]. De standplaats wordt aan de waterkant bepaald door de golfdynamiek en aan de landkant bij opslibbing door de verdringing door riet ( _Phragmites australis_), kleine lisdodde (_Typha angustifolia_ , liesgras (_Glyceria maxima_) en grote egelskop (_Sparganium erectum_). In het zoetwatergetijdegebied vormt stoelbies een gemeenschap met ondermeer pijlkruid (_Sagittaria sagittifolia_), kattestaart (_Lythrum salicaria_), zwanebloem (_Butomus umbellatus_), grote waterweegbree (_Alisma plantago-aquatica_) en dotterbloem (_Caltha palustris_) [#1]. Bij biezengrozen is dit met pioniervegetatie zoals driekantige bies en zeebies (_Scirpus maritus_) [#1]. De ondersoorten ruwe bies en Franse bies zijn kenmerkender voor brakwatergebieden, zoals waar stagnant water onderinvloed is van zoute kwel en in het brakwatergetijdegebied. Deze twee ondersoorten komen naast elkaar voor vaak samen met zeebies, grote waterweegbree, watereppe (_Sium latifolium_) en waterzuring (_Rumex hydrolapathum_) [#1]. In de zwak brakke wateren komt ook stoelbies voor. 

Mattenbies is een plant met een gladde, rolronde stengel die tot 350 cm hoog kan worden. Aan de voet is de stengel 20-25 cm dik. De bladeren van de mattenbies zijn gootvormig of vlak, meestal niet langer dan 20 cm en 1-7 mm breed. De bloeiwijze wordt omringd door een kort schutblad en bestaat uit enkele tot vele aartjes die op steeltjes staan en samen tuilvormig zijn [#1]. De bestuiving geschied door wind, waarna er zaad ontwikkeld wordt. De belangrijkste verbreiding vindt echter plaats via de rhizoomuitlopers van de wortelstok. Het wortelstelsel bezit luchtkanalen waardoor de plant in een zuurstofarm milieu kan standhouden [#1]. De bloeiwijze en bladeren van de plant steken boven het wateroppervlak uit. In de wintermaanden in de plant bovengronds afgestorven en vindt alleen in de wortelstokken de aanleg plaats van de spruiten die in het voorjaar uitgroeien. In mei wordt een nieuw wortelstelsel ontwikkeld, in de periode april-juni ontwikkelen de halmen zich , vanaf juni treedt de eerste bloei op, in half augustus verschijnen de eerste rijpe vruchten, vanaf eind augustus tot november vindt de zaadverspreiding plaats, in oktober sterven de "voorjaars"halmen af en in november de "zomer" halmen [#1]. De wortelstokken van de mattenbies vormen dikke matten die nog to lang nadat het milieu minder geschikt is geworden kunnen standhouden.

De zaden van de mattenbies ontkiemen voornamelijk in ondiep water. Het toenemen van het waterpeil na het vormen van de eerste stengels heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de vegetatie [#1]. Bij steile oevers kan de mattenbies zich vanaf ondiep water uitbreiden naar het diepere water. In 1-2 meter diep water kunnen de zaden van de mattenbies zeer moeilijk ontkiemen. Herbij is de groei in de eerste jaren traag, maar wanneer de stengels het wateroppervlak weten te bereiken verloopt de groei normaal [#1].  

De ondersoorten bezitten enkele morfologische verschillen. De stengel van de stoelenbies is veelal donkergroen van kleur en 75 - 350 cm lang en 12 goed ontwikkelde bladeren. De stengel van de ruwe bies is blauwgroen en 50 - 275 cm groot en heeft slechts een zeer kort stengelblad die soms ontbreekt. De Franse bies heeft een blauwgroene stengel, is 75 - 150 cm groot en heeft 1-2 goed ontwikkelde stengelbladeren [#1]. De Franse bies wordt beschouwd als een intermediair soort van de stoelenbies en de ruwe bies. 
 
Mattenbies vormt samen met andere oevervegetatie een geschikt gebied voor paaiende vissen en broedvogels. Zoogdieren gebruiken de oevervegetatie om zich ongezien te kunnen verplaatsen.
Voor de grauwe gans (Anser anser) is de mattenbies een belangrijke voedselbron. In de herfst worden de groene plantendelen gegeten en in de winter wordt er op de wortelstokken gefoerageerd. Vraat door gansen kan de uitbreiding van de mattenbies richting het water sterk afremmen [#1]. Ook de knobbelzwaan (Cygnus olor), meerkoeten (Fulica atra) en eenden foerageren op de mattenbies. 
De wilde eend (Anas plathyrhynchos), krakeend (Anas strepera) en tafeleend (Aythya ferina) consumeren de zaden van de matenbies en dragen zo in een belangrijke mate bij aan de zaadverspreiding [#1]. De meerkoet en fuut (Podiceps cristatus) gebruiken de halmen van de mattenbies als bouwmateriaal voor hun nest.  

h3. Milieurandvoorwaarden

Door het afsluiten van het Haringvliet is het getijdeninvloed sterk vermindert en door de toenemende beroepsvaart en hun scheepsgolven is de erosie van de oevers toegenomen. Dit heeft er toe geleid dat er veel biezenvelden zijn verdwenen [#1]. Een manier om de scheepsgolven tegen te gaan is de aanleg van vooroevers die de biezenvelden tegen verder achteruitgang moeten beschermen en herstel mogelijk maken. 

h3. Beheer en ontwikkelingskansen

Bij het jaarlijks maaien van de soort verdwijnt deze. Als er om het jaar wordt gemaaid kan de soort zich handhaven [#1].

h1. Dosis-effect relaties

h4. Stroomdiagram
De SI waarde staat voor de standplaatsgeschiktheid voor de mattenbies:

|| HGI|| Geschiktheid ||
| 1.0 | optimaal |
| 0.7 - 0.9 | goed |
| 0.4 - 0.6 | matig |
| 0.1 - 0.3 | slecht |
| 0.0 | ongeschikt |

In het standplaatsmodel voor de mattenbies is er een verdeling aangebracht in de vegetatietypen waarin de mattenbies voorkomt:

|| Submodel || vegetatietype || kenmerkende soorten ||
| Lacustris | Scirpetum lacustris | stoelenbies |
| Maritimi | Scirpetum maritimi | ruwe bies, Franse bies, zeebies, grote waterweegbree, watereppe, waterzuring (in zwak brak water ook stoelenbies)|
| Calthetosum | Scirpo-Phragmitetum calthetosum | stoelenbies, pijlkruid , kattestaart, zwanebloem, grote waterweegbree, dotterbloem |
 
Het volgende stroomdiagram toont hoe de standplaatsindex voor mattenbies kan worden bepaald aan de hand van de diverse modellen.

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Submodel Lacustris | Submodel Calthetosum | Submodel Maritimi "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "SI Mattenbies"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum van het gebruike standplaatsmodel"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\

Het standplaatsmodel van de mattenbies is verdeeld in enkele watertypes

|| standplaats factoren || Lacustris ||   ||   || Maritimi ||   || Calthetosum ||
|   | Meer | Rivier | Strang | Meer | Getijdewater | Getijdewater |
| waterdiepteof vlak, meestal niet langer dan 20 cm en 1-7 mm breed. De bloeiwijze wordt omringd door een kort schutblad en bestaat uit enkele tot vele aartjes die op steeltjes staan en samen tuilvormig zijn [#1]. De bestuiving geschied door wind, waarna er zaad ontwikkeld wordt. De belangrijkste verbreiding vindt echter plaats via de rhizoomuitlopers van de wortelstok. Het wortelstelsel bezit luchtkanalen waardoor de plant in een zuurstofarm milieu kan standhouden [#1]. De bloeiwijze en bladeren van de plant steken boven het wateroppervlak uit. In de wintermaanden in de plant bovengronds afgestorven en vindt alleen in de wortelstokken de aanleg plaats van de spruiten die in het voorjaar uitgroeien. In mei wordt een nieuw wortelstelsel ontwikkeld, in de periode april-juni ontwikkelen de halmen zich, vanaf juni treedt de eerste bloei op, in half augustus verschijnen de eerste rijpe vruchten, vanaf eind augustus tot november vindt de zaadverspreiding plaats, in oktober sterven de "voorjaars"halmen af en in november de "zomer" halmen [#1]. 

De ondersoorten bezitten enkele morfologische verschillen. De stengel van de stoelenbies is veelal donkergroen van kleur en 75 - 350 cm lang en 12 goed ontwikkelde bladeren. De stengel van de ruwe bies is blauwgroen en 50 - 275 cm groot en heeft slechts een zeer kort stengelblad die soms ontbreekt. De Franse bies heeft een blauwgroene stengel, is 75 - 150 cm groot en heeft 1-2 goed ontwikkelde stengelbladeren [#1]. De Franse bies wordt beschouwd als een intermediair soort van de stoelenbies en de ruwe bies. 

Mattenbies vormt samen met andere oevervegetatie een geschikt gebied voor paaiende vissen en broedvogels. Zoogdieren gebruiken de oevervegetatie om zich ongezien te kunnen verplaatsen.
Voor de grauwe gans (Anser anser) is de mattenbies een belangrijke voedselbron. In de herfst worden de groene plantendelen gegeten en in de winter wordt er op de wortelstokken gefoerageerd. Vraat door ganzen kan de uitbreiding van de mattenbies richting het water sterk afremmen [#1]. Ook de knobbelzwaan (Cygnus olor), meerkoeten (Fulica atra) en eenden foerageren op de mattenbies. De wilde eend (Anas plathyrhynchos), krakeend (Anas strepera) en tafeleend (Aythya ferina) consumeren de zaden van de matenbies en dragen zo in een belangrijke mate bij aan de zaadverspreiding [#1]. De meerkoet en fuut (Podiceps cristatus) gebruiken de halmen van de mattenbies als bouwmateriaal voor hun nest.

h3. Milieurandvoorwaarden
In Nederland is mattenbies een algemeen voorkomende plant die te vinden is in wateren waar de stroomsnelheid niet te groot is, zoals plassen, meren, benedenloop van rivieren, sloten en kanalen [#1]. De standplaats wordt aan de waterkant bepaald door de golfdynamiek en aan de landkant bij opslibbing door de verdringing door riet ( _Phragmites australis_), kleine lisdodde (_Typha angustifolia_ , liesgras (_Glyceria maxima_) en grote egelskop (_Sparganium erectum_) [#1]. 

In het zoetwatergetijdegebied vormt stoelbies een gemeenschap met ondermeer pijlkruid (_Sagittaria sagittifolia_), kattestaart (_Lythrum salicaria_), zwanebloem (_Butomus umbellatus_), grote waterweegbree (_Alisma plantago-aquatica_) en dotterbloem (_Caltha palustris_). Bij biezengrozen is dit met pioniervegetatie zoals driekantige bies en zeebies (_Scirpus maritus_) [#1]. De ondersoorten ruwe bies en Franse bies zijn kenmerkender voor brakwatergebieden, zoals waar stagnant water onderinvloed is van zoute kwel en in het brakwatergetijdegebied. Deze twee ondersoorten komen naast elkaar voor, vaak samen met zeebies, grote waterweegbree, watereppe (_Sium latifolium_) en waterzuring (_Rumex hydrolapathum_). In de zwak brakke wateren komt ook stoelbies voor  [#1]. 

De zaden van de mattenbies ontkiemen voornamelijk in ondiep water. Het toenemen van het waterpeil na het vormen van de eerste stengels heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de vegetatie. Bij steile oevers kan de mattenbies zich vanaf ondiep water uitbreiden naar het diepere water. In 1-2 meter diep water kunnen de zaden van de mattenbies zeer moeilijk ontkiemen. Hierbij is de groei in de eerste jaren traag, maar wanneer de stengels het wateroppervlak weten te bereiken verloopt de groei normaal [#1].  

Beroepsvaart en hun scheepsgolven kunnen leiden tot erosie van oevers. Dit heeft negatieve gevolgen voor biezenvelden [#1].

h3. Beheer en ontwikkelingskansen

Bij het jaarlijks maaien van de soort verdwijnt deze. Als er om het jaar wordt gemaaid kan de soort zich handhaven [#1].

h1. Dosis-effect relaties

h4. Stroomdiagram

In het Habitatmodel voor de mattenbies is er een verdeling aangebracht in de vegetatietypen waarin de mattenbies voorkomt:

|| Submodel || vegetatietype || kenmerkende soorten ||
| Lacustris | Scirpetum lacustris | stoelenbies |
| Maritimi | Scirpetum maritimi | ruwe bies, Franse bies, zeebies, grote waterweegbree, watereppe, waterzuring (in zwak brak water ook stoelenbies)|
| Calthetosum | Scirpo-Phragmitetum calthetosum | stoelenbies, pijlkruid , kattestaart, zwanebloem, grote waterweegbree, dotterbloem |
 
Het volgende stroomdiagram toont hoe de standplaatsindex voor mattenbies kan worden bepaald aan de hand van de diverse modellen.

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Submodel Lacustris | Submodel Calthetosum | Submodel Maritimi "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "SI Mattenbies"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum van het gebruike standplaatsmodel"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\

Het standplaatsmodel van de mattenbies is verdeeld in enkele watertypes

|| standplaats factoren || Lacustris ||   ||   || Maritimi ||   || Calthetosum ||
|   | Meer | Rivier | Strang | Meer | Getijdewater | Getijdewater |
| waterdiepte | x | x | x | x | x | x |
| peilfluct. |   | x |   |   |   |   |
| peildyn. |   |   | x |   |   |   |
| stroomsnelh. |   | x |   |   |   |   |
| wind-expos. | x |   | x | x |   |   |
| slibgehalte | x | x | x | x | x | x |
| zuurgraad | x | x | x | x | x | x |
| peilfluct.chloride | x  | x |  x | x  | x  |  x |
| peildyn.fosfaat |  x |   | x  |  x | x  |   |
| stroomsnelh.nitraat |   | x  |   | x  |  x |   |
| wind-expos.beheer | x | x  | x | x |  x | x |
 |
|Hierbij slibgehalteonderscheiden |we xde |watertypen xop |de xvolgende omschrijvingen:
|| xwatertype || xomschrijving | x |
| zuurgraadLacustris Meer | xvoor |stagnante xzoete |wateren, xzoals |meren, xplassen, |kanalen xen | xvaarten |
| chlorideLacustris rivier | xvoor |stromende x | x | x | x | xzoete wateren |
| fosfaatLacustris |strang x | voor (semi) |stagnante zoete wateren |in xde |uiterwqaarden xvan |rivieren, zoals  |
| nitraat |   |   |   | x | x |   |
| beheer | x | x | x | x | x | x |
 
Hierbij onderscheiden we de watertypen op de volgende omschrijvingen:
|| watertype || omschrijving ||
| Lacustris Meer | voor stagnante zoete wateren, zoals meren, plassen, kanalen en vaarten |
| Lacustris rivier | voor stromende zoete wateren |
| Lacustris strang | voor (semi) stagnante zoete wateren in de uiterwqaarden van rivieren, zoals oude rivierlopen |
| Maritimi meer | van stagnante brakke wateren |
| Maritimi getijde | voor getijde brakke wateren |
| Calthetosum getijde | voor getijde zoete wateren |

Hierbij nzijn stagnante wateren gedefineerd als wateren met een gemiddelde stroomsnelheid <0.1 m/s. Getijdewateren zijn gedefineerd als wateren met een gemiddeld getijdeverschil van > 50 cm.  

De module Lacustris strang is de peildynamiek opgebouwd uit de peilfluctuatie en de mate van isolatie ten opzichte van de rivier. 


h4. Dosis-effect relaties

h5. Waterdiepte

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=bar|title= Waterdiepte (Lacustris stagnant water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| waterdiepte (cm) || HGI ||
| < 30 | 0 |
| 30 - 50 | 0.5 |
| 50 - 100 | 1 |
| 100 - 150 | 0.5 |
| 150 - 200 | 0.2 | 
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld zomerpeil. Het areaal oeverzone wordt gerekend als het oppervlak met een waterdiepte van 30 - 200 cm.
{column}oude rivierlopen |
| Maritimi meer | van stagnante brakke wateren |
| Maritimi getijde | voor getijde brakke wateren |
| Calthetosum getijde | voor getijde zoete wateren |

Hierbij nzijn stagnante wateren gedefineerd als wateren met een gemiddelde stroomsnelheid <0.1 m/s. Getijdewateren zijn gedefineerd als wateren met een gemiddeld getijdeverschil van > 50 cm.  

De module Lacustris strang is de peildynamiek opgebouwd uit de peilfluctuatie en de mate van isolatie ten opzichte van de rivier. 


h4. Dosis-effect relaties

h5. Waterdiepte

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=barxyline|title= Waterdiepte (Lacustris stromendstagnant water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| waterdiepte (cm) || HGI ||
|0|0|
| <3020 | 0 |
| 30 - 50 | 0.5 |
| 50 - 80|1|
| 100 | 1 |
|150|0.5|
| 80 -200 100 | 0.5 2 |
|225|0|
| > 100 250| 0 | 
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld laagwaterpeil. Het areaal oeverzone wordt gerekend als het oppervlak met een waterdiepte van 30 - 100 cm.

{column}{section}
{section}
zomerpeil. 
{column}{column:width=50%}
{chart:type=barxyline|title= Waterdiepte (MaritimiLacustris stagnantstromend water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| waterdiepte (cm) || HGI ||
|0|0|
| <10 20| 0 |
| 10 - 35 | 30|0.5 |
| 30 - 50 | 1 |
| 50 - 80 | 0.6 1|
| 80 - 100 | 0.25 |
| > 100120 | 0 |
|125|0| 
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld zomerpeil. Het areaal oeverzone wordt gerekend als het oppervlak met een waterdiepte van 30 - 100 cm.laagwaterpeil. 

{column}{section}
{section}
{column:width=50%}
{chart:type=barxyline|title= Waterdiepte (Maritimi stromendstagnant water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| waterdiepte (cm) || HGI ||
|0|0|
| <10 8| 0 |
| 10 - 30 | 0.5 |
|35|1|
| 30 - 50 | 1 |
| 50 - 80 | 0.6 |
| 80 - 100 | 0.2 |
| > 100120 | 0 |
|125|0| 
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil. Het areaal oeverzone wordt gerekend als het oppervlak met een waterdiepte van 10 - 100 cm.

{column}{section}
{section}
zomerpeil.

{column}{column:width=50%}
{chart:type=barxyline|title= Waterdiepte (CalthetosumMaritimi stagnantstromend water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| waterdiepte (cm) || HGI ||
|0|0|
|8|0
| < 40 10| 0 .5|
| 40 -25 60 | 0.65 |
| 6035| - 100 | 1 1 |
|50|1|
| 100 -80 130 | 0.6 |
| 130 - 180100 | 0.32 |
| > 130120 | 0 |
|125|0| 
{chart}
Referentie: [#1]
NB.. Gemeten Tenten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil. Het areaal oeverzone wordt gerekend als het oppervlak met een waterdiepte van 40 - 180 cm.

{column}{column:width=50%}{column}{section}

h5. Peildynamiek

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= PeilfluctuatieWaterdiepte (Calthetosum Rivier & Strang stagnant water) |xlabel= max. amplitude rivierpeil (mwaterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| max. amplitude rivierpeil (mwaterdiepte (cm) || HGI ||
|0|0|
|30|0|
| 0 | 1 40|0.6|
|60|1|
| 2.5100 | 1 |
| 5130 | 0.6 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Dit is het verschil tussen het gemiddeld hoogwaterpeil (gemiddeld 1 dag per jaar overschreden) en gemiddeld laagwaterpeil (gemiddeld 5 dagen per jaar onderschreden).
{column}| 180 | 0.3 |
| 200 | 0 |
|210|0| 
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Ten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil.

{column}{column:width=50%}{column}{section}

h5. Peildynamiek

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= IsolatiePeilfluctuatie ( Rivier & Strang ) |xlabel= gemiddeldemax. overschreidingsduuramplitude rivierpeil van drempelhoogte (dagen/jaarm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| verbindingmax. metamplitude de rivierrivierpeil (dagenm) || HGI ||
| 0 | 1 |
| 202.5 | 1 |
| 40 | 0.8 |
| 50 - 80 | 0.6 |
| 80 - 100 | 0.2 |
| > 1005 | 0 | 
{chart}
Referentie: [#1]
NB. HetDit is gaathet hierverschil omtussen het gemiddeld hoogwaterpeil (gemiddeld aantal1 dagendag per jaar datoverschreden) heten watersysteemgemiddeld inlaagwaterpeil open(gemiddeld verbinding5 staatdagen metper dejaar rivieronderschreden). 
{column}{section}

h5. Chloride gehalte

{section}
{column:width=50%}

{chart:type=barxyline|title= ChloridegehalteIsolatie (Strang) Lacustris|xlabel= &gemiddelde Calthetosumoverschreidingsduur )rivierpeil |xlabel=van chloridegehaltedrempelhoogte (mgdagen/ljaar)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| chloridegehalte (mg/l| verbinding met de rivier (dagen) || HGI ||
| 0 - 50 | 1 |
| 50 - 10020 | 1 |
| 100 -40 150 | 0.8 |
| 15050 - 20080 | 0.6 |
| 20080 - 250100 | 0.42 |
| 250> -100 300 | 0.2 |
| 300 - 350 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om het gemiddelde chloridegehalte.
{column} gaat hier om het gemiddeld aantal dagen per jaar dat het watersysteem in open verbinding staat met de rivier. 
{column}{section}

h5. Chloride gehalte

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=barxyline|title= Chloridegehalte ( Lacustris & MaritimiCalthetosum ) |xlabel= chloridegehalte (mg/l)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| chloridegehalte (mg/l) || HGI ||
|0|1|
|100|1|
| <150 300 | 0.8 |
| 300 - 1000200 | 0.56 |
| 1000 - 3000250 | 10.4 |
| 3000 - 10.000 300 | 0.52 |
| > 10.000350 | 0 |
|360|0|
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om het gemiddelde chloridegehalte.

{column}{section}

h5. Zuurgraad

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= ZuurgraadChloridegehalte (Lacustris &Maritimi Calthetosum) |xlabel= zuurgraadchloridegehalte (pHmg/l)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| zuurgraadchloridegehalte (pHmg/l) || HGI ||
|0|0|
|250|0|
| 0300 | 0.5 |
| 3.51000 | 01 |
| 43000 | 1 |
| 810000 | 10.5 |
| 8.511000 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om het gemiddelde chloridegehalte.
{column}{section}

h5. Zuurgraad

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Zuurgraad (MaritimiLacustris & Calthetosum) |xlabel= zuurgraad (pH)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| zuurgraad (pH) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 73.5 | 0 |
| 84 | 1 |
| 108 | 1 |
| 118.5 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}{section}

h5. Overige

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=barxyline|title= Zuurgraad Stroomsnelheid(Maritimi) |xlabel= stroomsnelheidzuurgraad (m/spH)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| stroomsnelheidzuurgraad (m/spH) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 7 | 0 |
| 8 | 1 |
| 0.310 | 1 |
| 0.511 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid van de rivier bij een gemiddelde afvoer.
{column}
{column}{section}

h5. Overige

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=barxyline|title= WindexpositieStroomsnelheid |xlabel= windexpositiestroomsnelheid (m/s)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| windexpositie || HGI ||
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Deze factor speelt een belangrijke rol voor meren en strangen, zowel in het zoete als het brakke water. Deze parameter is echter nog niet uitgewerkt. Wel is bekend dat de mattenbiesvegetaties voorkomen op luwe lokaties, maar ook lokaties met enige golfwerking zolang deze lokaties niet te sterk geëxponeerd zijn [#1].stroomsnelheid (m/s) || HGI ||
| 0 | 1 |
| 0.3 | 1 |
| 0.5 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid van de rivier bij een gemiddelde afvoer.

{column}{column:width=50%}
{column}{section}

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=bar|title= Fosfaat (Lacustris) |xlabel= ortho-fosfaatgehalte (mg P/L)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| ortho-fosfaatgehalte (mg P/L) || HGI ||
|0|0.5|
| < 0.03 02| 0.5 |
| > 0.03 | 1 ||1|
|0.05|1|

{chart}
NB>NB: Het gaat hier om het gemiddelde gehalte aan ortho-fosfaat.
Referentie: [#1]
{column}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title= Nitraat (Matritimi) |xlabel= nitraatgehalte (mg N/L) |ylabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| nitraatgehalte (mg N/L) || HGI ||
|0|1|
| < 2.0 | 1 1|
|2|0.5|
| > 2.0 | 3|0.5 |

{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om het gemiddelde gehalte nitraat.

{column}{section}
{section}
{column:width=50%}
{chart:type=bar|title= Slibgehalte|xlabel= gehalte organischestof (% ADW)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| gehalte organischestof (% ADW) || HGI ||
| < 10 | 0.2 |
| 10 - 15 | 0.3 |
| 15 - 20 | 0.4 |
| 20 - 25 | 0.7 |
| >25 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hier om het slibgehalte in de oeverzone. 
{column}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title= Beheer |xlabel= maaibeheer (klassen) |ylabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| maaibeheer (klassen) || HGI ||
| jaarlijks | 0 |
| 1 x 2 jaar | 0.8 |
| 1 x >2 jaar | 1 |
| geen maaibeheer | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}{section}

h1. Onzekerheid en validatie

Dit model is opgeteld aan de hand van de beschikbare literatuur. Dit model is nog niet gevalideerd aan de hand van meetgegevens [#1]. 

h1. Toepasbaarheid

De toepassing van het standplaatsmodel van mattenbies is om de potentieële mogelijkheid voor ontwikkeling van deze plant te bepalen in de oeverzone van stagant tot stromend water, zoet tot brak [#1]. Dit model richt zich hierbij alleen op de vegetatietypes waarin mattenbies overheerst. Er dient rekening mee gehouden te worden dat windexpositie nog niet is uitgewerkt in dit model. 

h1. Voorbeeld project

-

h1. Referenties

1 {anchor:1} Duel, H., Specken,B., 1995. Standplaatsmodel Mattenbies: een model voor het analyseren van de kwaliteit van oevers voor de ontwikkeling van vegetaties met mattenbies (Scirpus lacustris). INRO-BSA, Werkgroep Planning, Delft. februari 1995