Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Wiki Markup
[Home]
{scrollbar}

h1. Snoek - _Esox lucius_

h1. Algemeen
{section}{column:width=80%}
|| Algemene kenmerken || ||
| Naam soort(en)groep | Snoek - _Esox lucius_ |
| Regio | Nederland, Eurazië, Noord-Amerika |
| Watersysteem | sloten, plassen, meren, rivieren  |
| Natuurparameter | vissen |
| HR nr |  |
| Factsheet opgemaakt door | M.P. Weeber |{column}{column:width=20%}
| !Snoek (www.mysites.nl).jpg|thumbnail!  |
| [www.mysites.nl] (vishunters) |
{column}{section}

h1. Habitat beschrijving


h3. Algemeen voorkomen

De snoek komt van nature in alle zoete wateren boven 40 graden noorderbreedte voor. De snoek is een van de meest algemene en wijdverspreide vissoorten van Nederland. Hij komt voor in helder en stilstaand of langzaam stromend water met een structuurrijke onderwater- en oevervegetatie. De vegetatie dient als schuilplaats en foerageergebiedfoerageergebiedt [#2]. Vanuit 

Afhankelijk van het voedselaanbod en de vegetatiewatertemperatuur slaatkan de snoek toesnel op de prooigroeien [#2]. Hij moetIn het hierbijeerste hebbenjaar vankunnen zijnal snelheidlengtes (kort)bereikt enworden verassing,van in de achtervolging verliest de snoek het. 

Afhankelijk van het voedselaanbod en de watertemperatuur kan de snoek snel groeien30 cm. De maximale lengte die de snoek kan bereiken is 140 cm [#2]. In het eerste jaar kunnen al lengtes bereikt worden van 30 cm. De maximale lengte die de snoek kan bereiken is 140 cm [#2]. 


h3. Voedselhabitat en strategie

Bij een 


h3. Voedselhabitat en strategie

Bij een lengte kleiner dan 10 cm leeft de snoek voornamelijk van kleine kreeftachtigen en insectenlarven. Bij een lengte groter dan 10 cm begint de jacht op vis en gewervelde dieren, zoals kikkers.  Bij het adulte stadium wordt naast kleine en grote vis en amfibieën, zelfs kleine watervogels en ratten gegeten. De snoek is dan ook geen kieskeurige eter; ze eten nagenoeg alles dat in hun betande bek past [#2]. 

h3. Reproductie en migratie


In het voorjaar (maart - april) vindt de paai plaats. De Hiervoorverplaatsing wordenrichting ondiepe,de vegetatierijkepaaiplaatsen waterenbegint opgezocht,meestal metal namevroeg oeverzonesin ende ondiepelente, sloten.direct Vaakna paaithet éénsmelten vrouwtjevan methet meerdere mannetjesijs. DeOm eierenbij wordende afgezetpaaiplaatsen opte waterplantenkomen, ofkunnen hardrelatief substraat.lange afstanden worden [#2]afgelegd. VoorHet hetmoment waarop uitkomende vanpaai deplaatsvindt, eierenwordt isbeïnvloed dedoor zuurstofrijkheidveranderingen vanin het waterpeil. water,Voor de paai worden zuurgraadondiepe, temperatuurluwe, envegetatierijke weersomstandighedenwateren vanopgezocht, belang.voornamelijk Daarnaastoeverzones mogenen deondiepe eierensloten. nietOok droogoverstroomd komengrasland teen liggen [#1].

h3. Algemeen voorkomen

De snoek komt van nature in alle zoete wateren boven de 40 graden noorderbreedte voor. De snoek is een van de meest algemene en wijdverspreide vissoorten van Nederland. Hij komt voor in helder en stilstaand of langzaam stromend water met een structuurrijke onderwater- en oevervegetatie. De vegetatie dient als schuilplaats en foerageergebied [#2]. 

Afhankelijk van het voedselaanbod en de watertemperatuur kan de snoek snel groeien 2. In het eerste jaar kunnen al lengtes bereikt worden van 30 cm. De maximale lengte die de snoek kan bereiken is 140 cm [#2]. 

h3. Voedselhabitat en strategie

Bij een lengte kleiner dan 10 mm leeft de snoek voornamelijk van zooplankton. Bij een lengte groter dan 10 mm begint de jacht op vis, insectenlarven en andere larvale snoeken. Bij een lengte van 10 cm jaagt de snoek op vis en gewervelde dieren, zoals kikkers. Volwassen snoeken eten naast kleine vis, grote vis en amfibieën, zelfs kleine watervogels en ratten. De snoek is opportunist en eet nagenoeg alles dat in zijn bek past, waaronder de eigen soort [#1][#2]. 

De snoek is een zichtjager. Hierom is de snoek vooral overdag actief. Vanuit de waterplanten slaat de snoek op de prooi. Hierbij moet hij het hebben van zijn snelheid (kort) en het verrassingseffect. In een achtervolging houdt de snoek zijn prooi niet bij [#1]. In de lente en het begin van de zomer consumeert de snoek meer voedsel dan in de andere seizoenen [#1].
 
h3. Reproductie en migratie

In het voorjaar (maart - april) vindt de paai plaats. De verplaatsing richting de paaiplaatsen begint meestal al vroeg in de lente, direct na het smelten van het ijs. Om bij de paaiplaatsen te komen kunnen relatief lange afstanden worden afgelegd. Het moment waarop de paai plaatsvindt wordt beïnvloed door veranderingen in het waterpeil. Voor de paai worden ondiepe, luwe, vegetatierijke wateren opgezocht, voornamelijk oeverzones en ondiepe sloten. Ook overstroomd grasland en poelen worden gebruikt. Vaak vormt één vrouwtje met meerdere mannetjes een groep, waarbij de eieren op diverse geschikte plaatsen worden afgezet [#1][#2]. De tijd waarop de eieren uitkomen is afhankelijk van de temperatuur [#1]. 

De larven zijn na het uitkomen slechts enkele dagen actief. Hierna klampen zij zich vast aan waterplanten, waarmee ze voorkomen dat ze afzakken naar de zuurstofloze bodem. Na 16 tot 24 dagen begint de dispersie vanaf hun geboorteplaats. Ondanks dat ze weg trekken van hun geboorte grond, blijven ze een voorkeur houden voor ondiepe wateren met beschutting van vegetatie. Vanaf een lengte van 6.5 mm wordt de snoek als juveniel gezien. Na 2 tot 3 levensjaren kunnen de meeste snoeken meedoen aan de voortplanting.  Dit wordt voornamelijk door de lengte van de snoek bepaald, bij mannelijke snoeken is dit vanaf een lengte van 34 tot 42 cm en bij vrouwelijke snoeken is dit vanaf een lengte van 40 tot 42 cm [#1]. 
poelen worden gebruikt. Vaak vormt één vrouwtje met meerdere mannetjes een groep, waarbij de eieren op diverse geschikte plaatsen worden afgezet [#1] [#2]. De tijd waarop de eieren uitkomen is afhankelijk van de temperatuur [#1]. 

De larven zijn na het uitkomen slechts enkele dagen actief. Hierna klampen zij zich vast aan waterplanten, waarmee ze voorkomen dat ze afzakken naar de zuurstofloze bodem. Na 16 tot 24 dagen begint de dispersie vanaf hun geboorteplaats. Ondanks dat ze weg trekken van hun geboorte grond, blijven ze een voorkeur houden voor ondiepe wateren met beschutting van vegetatie. Vanaf een lengte van 6.5 mm wordt de snoek als juveniel gezien. Na 2 tot 3 levensjaren kunnen de meeste snoeken meedoen aan de voortplanting.  Dit wordt voornamelijk door de lengte van de snoek bepaald, bij mannelijke snoeken is dit vanaf een lengte van 34 tot 42 cm en bij vrouwelijke snoeken is dit vanaf een lengte van 40 tot 42 cm [#1]. 

h3. Voedselhabitat en strategie
De snoek is een zichtjager. Hierom is de snoek vooral overdag actief. Vanuit de waterplanten jaagt de snoek op de prooi. Hierbij moet hij het hebben van zijn snelheid (kort) en het verrassingseffect. In een achtervolging houdt de snoek zijn prooi niet bij [#1].

Bij een lengte kleiner dan 10 mm leeft de snoek voornamelijk van zooplankton. Bij een lengte groter dan 10 mm begint de jacht op vis, insectenlarven en andere larvale snoeken. Bij een lengte van 10 cm jaagt de snoek op vis en gewervelde dieren, zoals kikkers. Volwassen snoeken eten naast kleine vis, grote vis en amfibieën, zelfs kleine watervogels en ratten. De snoek is opportunist en eet nagenoeg alles dat in zijn bek past, waaronder de eigen soort [#1] [#2]. In de lente en het begin van de zomer consumeert de snoek meer voedsel dan in de andere seizoenen [#1].
 
h3. Milieuvoorwaarden

Voor het uitkomen van de eieren zijn de zuurstofrijkheid van het water, zuurgraad, temperatuur, sedimentatie en weersomstandigheden van belang. In de optimale situatie worden de eieren afgezet op een dichte mat met korte vegetatie, ondiep en beschut tegen de wind, waarbij de omstandigheden circulatie van het water toelaten. Daarnaast mogen de eieren niet droog komen te liggen [#1]. Het sterk fluctueren van het waterniveau is negatief voor de ontwikkeling van vegetatie [#1].  

Grote snoeken worden op grotere diepte aangetroffen. Diepte zelf blijkt hierbij niet bepalend te zijn, maar de temperatuur, in het water opgeloste zuurstof, vegetatie en aanwezigheid van voedsel. Een sterke temperatuur stijging kan er voor zorgen dat de bovenlaag van een meer zuurstof arm wordt. De tolerantie van de snoek voor een laag zuurstofgehalte lijkt af te nemen met het toenemen van de lichaamsgrootte [#1]. 

De snoek komt voor in oligotroof, mesotroof en licht eutroof water. Hierbij is er, door het voedselaanbod en de jachtmethode, een voorkeur voor mesotroof water. Zout en brakwater worden gemeden [#1].


h1. Dosis-effect relaties

h4. Stroomdiagram

In dit model is het paaigebied en het gebied van voorkomen van de snoek samen genomen.

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Aandeel paai habitat | Peildaling | Aandeel waterplanten/beschutting | Zichtdiepte | Zuurgraad | Vriesvrije periode | Temperatuur | Aandeel poelen, traag stomend - en stilstaand water | Silt depositie "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Snoek"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Stroomsnelheid paaihabitat | Waterplanten paaihabitat | Waterdiepte paaihabitat "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "Geschiktheid Paaihabitat"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];

{flowchart}
\\


h4. Dosis-effect relaties

h5. Paaihabitat

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Aandeel paaihabitat|xlabel= aandeel paaihabitat (%)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| Aandeel paaihabitat (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 10 | 0.8 |
| 20 | 0.9 |
| 30 | 1 |
| > 30 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Aandeel paaihabitat = "Aandeel habitat < 1 m diep met vegetatie" / "Aandeel habitat beschikbaar"
{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Waterdiepte paaihabitat|xlabel=gem. waterdiepte paaihabitat (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| gem. waterdiepte paaihabitat (cm)|| HGI ||
| 0 | 0 |
| 10 | 0 |
| 30 | 1 |
| 60 | 1 |
| 140 | 0 |
| 200 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Stroomsnelheid paaihabitat|xlabel=max. stroomsnelheid paaiperiode (cm/s)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| max. stroomsnelheid paaiperiode (cm/s) || HGI ||
| 0 | 1 |
| 10 | 0.5 |
| 20 | 0.2 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Beschutting in paaihabitat|xlabel= gem. beschutting van waterplanten/objecten in paaiperiode (%)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| gem. beschutting van waterplanten/objecten in paaiperiode (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 40 | 0 |
| 60 | 0.5 |
| 80 | 1 |
| 100 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}{section}

h5. Overig

{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Peildaling| xlabel= max. daling waterpeil t.o.v. GLW in paaiperiode (cm)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| max. daling waterpeil t.o.v. GLW in paaiperiode (cm) || HGI ||
| 0 | 1 |
| 50 | 0.3 |
| 100 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Aandeel waterplanten/beschutting|xlabel=aandeel waterplanten/beschutting (%) |yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
||aandeel waterplanten/beschutting (%) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 50 | 1 |
| 100 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Zichtdiepte|xlabel=gem. zichtdiepte in de zomer (cm)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| gem. zichtdiepte in de zomer (cm) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 0.4 | 0 |
| 1 | 0.7 |
| 3 | 1 |
| 4 | 1 | 
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Zuurgraad|xlabel= min. of max. zuurgraad in de zomer (pH)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| min. of max. zuurgraad in de zomer (pH) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 4.5 | 0 |
| 5.5 | 1 |
| 9 | 1 |
| 9.5 | 0 |
| 14 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}{section}{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Vriesvrije periode|xlabel= benodigde duur van een vriesvrij seizoen (dgn) |yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| benodigde duur van een vriesvrije periode (dgn) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 50 | 0 |
| 120 | 1 |
| 180 | 1 |
| 220 | 0 |
| 300 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}

{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title=Temperatuur|xlabel= gem. watertemperatuur in paaiperiode (graden Celius)|yLabel=HGI| dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| gem. watertemperatuur in paaiperiode (graden Celius) || HGI ||
| 0 | 0 |
| 4.4 | 0 |
| 7 | 0.8 |
| 9 | 1 |
| 12 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

{section}
{column:width=50%}
{chart:type=xyline|title= Aandeel poelen, traag steomend - en stilstaand water (< 5 cm/s)|xlabel= aandeelpoelen, traag stromend - en stilstaand water in de zomer (%)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical}
|| aandeelpoelen, traag stromend - en stilstaand water (%) ||HGI ||
| 0 | 0 |
| 100 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}

{column:width=50%}
{chart:type=XYline|title= Stroomgradient|xlabel= hellingshoek van de stroom (m/km)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| hellingshoek van de stroom (m/km) || HGI ||
| 0 | 1 | 
| 0.75 | 1 |
| 2.5 | 0.3 |
| 5 | 0.1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

h1. Onzekerheid en validatie

(!) Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.

h1. Toepasbaarheid

Deze habitateisen zijn opgesteld voor Noord-Amerika [#1].

h1. Voorbeeld project

Er is geen voorbeeldproject beschikbaar.

h1. Referenties

1 {anchor:1} Inskip, P.D., 1982. HABITAT SUITABILITY INDEX MODELS: NORTHEN PIKE, Biological services program and Division of ecological services, U.S. Fish and Wildlife Service , juli 1982
2 {anchor:2} [www.ravon.nl] (Snoek) 18 december 2012