Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.

In de natte tot drassige, zeer frequent tot frequent overspoelde zone groeien moerasplanten en helofyten. Deze planten zijn afhankelijk van regelmatige overstroming en droogval en zijn aangepast aan verzadigde bodems. Het aandeel helofyten/overige moerasplanten en de voorkomende soorten verschilt binnen deze groep van elkaar op basis van de 4 inrichtingsvariabelen (conditionele factoren). Tussen helofytensoorten bestaan verschillen in hun plaats op de oever: Gele lis en Rietgras staan hoog op de oever, Riet en Heen vertonen een grote variatie in diepte en Liesgras, Lisdodde en Biezen staan onder water of rond de waterlijn. De dynamiek varieert van matig tot gering. Het zoutgehalte kan zoet, zwak brak of brak zijn. Afhankelijk van de mate van beheer, de dynamiek en het toegepaste peilbeheer verschilt de soortenrijkdom. Bij een lagere dynamiek neemt de soortenrijkdom toe. Het maaibeheer (tijdstip, frequentie) beïnvloedt de vitaliteit van de helofyten en de soortenrijkdom. Door jaarlijks in de winter te maaien en af te voeren zal Riet gedurende lange tijd in optimale conditie blijven. Als er slechts eens in de twee á drie jaar wordt gemaaid en afgevoerd dan neemt de vitaliteit van het riet af en vindt in plas-dras situaties moerasplantenontwikkeling plaats en slaan op de hogere gedeelten ruigtekruiden op. Bij intensieve begrazing en zomermaaien maakt het riet plaats voor graslanden. Bij extensieve begrazing neemt de soortenrijkdom toe en ontstaat een gevarieerde structuur van rietbegroeiing met moerasplanten op open plekken. Tenslotte is het peilbeheer belangrijk voor de groei en ontwikkeling van helofyten. Een natuurlijk peil is het beste voor de vitaliteit van Riet en een hoge soortenrijkdom. Bij een tegennatuurlijk peil ligt de moerashelofytenzone hoger op de oever en heeft het riet moeite zich op de lange termijn te handhaven door de hogere kans op vriesschade en begrazing. Door strooiselophoping kan bij een tegennatuurlijk peil op den duur verlanding optreden. Deze ecotoopgroep is opgesplitst in 10 ecotopen:

 

Anchor
soortenarm_helo
soortenarm_helo

 

Wat Beschrijving
 Landschappelijke zonering

Het Dit ecotoop komt voor in de natte zone van stagnante wateren . De waar de dynamiek is matig tot gering .
Afhankelijk van de breedte en het beheer is de helofytenvegetatie meer of minder soortenrijk. Bij een
smalle strook is. Dit ecotoop is soortenarm omdat het smalle stroken (<3m), geen maaibeheer en een onnatuurlijk peilbeheer is de helofytenvegetatie
soortenarmbetreft. Dit ecotoop komt veel voor langs het Ijsselmeer, de Randmeren en Rijkskanalen. De
klassenindeling van dit ecotoop overlapt met de ecotopen matig en gering dynamisch zoet tot zwak brak
ondiep water (nummer I.3 en I.5). Het verschil tussen de ecotopen is het successiestadium; in ondiep
, waarbij het verschil het successiestadium is: in ondiep water kunnen helofyten gaan groeien.

 Ecologie

Er kunnen diverse Diverse soorten helofyten voorkomen, zoals Riet, biezen, zeggen en lisdodden, kunnen voorkomen, maar de
vegetatie is relatief soortenarm. Het ecotoop is foerageergebied voor weinig veeleisende soorten als Fuut
en Wilde eend. Tevens Wel heeft dit ecotoop een belangrijke functie als paai- en opgroeigebied voor
vissoorten (, waaronder Snoek ) en als biotoop voor een soortenrijke macrofaunagemeenschap.

 Kenmerkende doelsoorten

Otter, Dodaars, Grote zilverreiger, Kleine zilverreiger, Krooneend,
Pijlstaart Zomertaling, Bittervoorn, Kroeskarper, Bittervoorn (bij aanwezigheid zwanemosselenzwanenmosselen),
Grote modderkruiper

 AMOEBE-soortenMattenbies, Snor, Bruine kiekendief, Grote karekiet

Anchor
soortenrijk_helo
soortenrijk_helo

 

Wat Beschrijving
 Landschappelijke zonering

Het ecotoop omvat de natte zone van stagnante wateren. De , waar de dynamiek is matig tot gering . Het
beheer/gebruik bestaat uit een extensief maaibeheer. is. In brede natte stroken (>3m) kan ontwikkelt zich met een
extensief beheer een soortenrijkere helofytengordel vestigen dan in smalle stroken. Daarnaast leidt een natuurlijk peilbeheer
en extensief maaien en het afvoeren van het maaisel (verarmen) tot meer soorten. Dit ecotoop komt in Nederland relatief
weinig voor, aangezien het afhankelijk is van een natuurlijk peilbeheer. Dit wordt alleen in de
Oostvaardersplassen toegepast en gedeeltelijk in het Volkerak-Zoommeer (gereguleerd peil). De
klassenindeling van dit ecotoop overlapt met de ecotopen matig en gering dynamisch zoet tot zwak brak
ondiep water (nummer I.3 en I.5). Het verschil tussen de ecotopen is het successiestadium; in ondiep
, waarbij het verschil het successiestadium is: in ondiep water kunnen helofyten gaan groeien.

 Ecologie

Er komen een Een soortenrijke gemeenschap van verschillende soorten helofyten voor, zoals Riet, biezen,
zeggen en lisdodden. Bij grotere breedte zijn er naast de weinig veeleisende watervogels als Fuut , en
Wilde eend ook mogelijkheden voor veeleisende insekten als insecten, zoals de Beekrombout, en zoogdieren, zoals de
Woelrat en de Waterspitsmuis. Tevens Daarnaast heeft dit ecotoop een belangrijke functie als paai- en
opgroeigebied voor veel vissoorten (waaronder Snoek) en als biotoop voor een soortenrijke
macrofaunagemeenschap.

 Kenmerkende soorten

Otter, Dodaars, Grote zilverreiger, Kleine zilverreiger, Pijlstaart,
Zomertaling, Bittervoorn (bij zwanemosselenzwanenmosselen), Grote modderkruiper, Kroeskarper, Meerval,
Bittervoorn , Grote modderkruiper (kleine wateren), Kleine kroosvaren, Krabbenscheer

 AMOEBE-soortenMattenbies, Snoek, Snor, Bruine kiekendief, Grote karekiet

Anchor
zoet_biezen
zoet_biezen

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zonering

Dit ecotoop is een

  

Het ecotoop omvat gesloten biezenvegetatie in het zoetwater getijdengebied (Biesbosch) in ondiep water
of langs de waterlijn. Er mag , waarbij geen langdurige droogval optreden (hydrologieklasse 1g). De dynamiek is
matig. Er vindt ofwel geen beheer of een extensief maai- of beweidingsbeheer plaats.optreedt.

Ecologie 

De biezensoorten Driekantige bies en Heen komen voor als typische pioniervegetatie voor op zand en
slikplaten en aan geëxponeerde geëxposeerde waterlijn. Iets hoger gelegen komt Heen samen met Rietgras voor.
Begeleidende soorten zijn moerasplanten, zoals Spindotterbloem, Kattenstaart, Waterpeper en
Moeraskruiskruid. Op meer beschutte plaatsen, zoals kommen, komt Mattenbies voor met Pijlkruid en
Kattenstaart. De biezengorzen vormen het leefgebied en de voedselbron voor diverse watervogels, zoals
de Grauwe gans, Rotgans, Meerkoet en Fuut en zoogdieren, zoals de Muskusrat. Daarnaast vormen
biezen een schuilplaats voor plantenminnende vissen, zoals de Snoek, Ruisvoorn en Zeelt. Om als
schuilplaats voor vis te dienen, moeten de biezen in een luwe, niet te geëxponeerde geëxposeerde locatie groeien.

 Kenmerkende doelsoorten

Grote karekiet, Kwak, Kwartelkoning, Pijlstaart, Porseleinhoen,
Rietzanger, Watersnip, Noordse woelmuis, Grote modderkruiper, Kroeskarper

 AMOEBE-soortenWaterral, Noordse woelmuis, Kwartelkoning

Anchor
zbrak_biezen
zbrak_biezen

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zonering

Dit ecotoop is een

  

Het ecotoop omvat gesloten biezenvegetatie in het getijdengebied in ondiep zwak brak water of langs de
waterlijn . Er mag geen langdurige droogval optreden (hydrologieklasse 1g). De dynamiek is matig tot
gering. Er vindt ofwel geen beheer of een extensief maai- of beweidingsbeheer plaatszonder langdurige droogval. Vroeger kwam dit
ecotoop veel voor in het brakwatergetijdengebied van het Hollandsch Diep-Haringvliet. Door de afsluiting
van de Haringvliet is zowel het voorkomen als het aantal soorten biezen sterk afgenomen. Door het
toekomstig geplande beheer van het Haringvliet zou kan dit ecotoop weer toe kunnen nemenmeer voor komen.

 Ecologie

Op de lager gelegen plaatsen groeit Ruwe bies met begeleidende moerasplanten als Gevleugeld
sterrekroos, Greppelrus, Grote waterweegbree, Fioringras, Kattenstaart, Wolfspoot, Watermunt, Bijvoet
en Koninginnekruid. Op hoger gelegen plaatsen groeit Heen met begeleidende soorten als Echte
waterkers, Fioringras, Harig wilgeroosje en Akkerdistel. De biezengorzen vormen het leefgebied en de
voedselbron voor diverse watervogels, zoals de Grauwe gans, Rotgans, Meerkoet en Fuut en
zoogdieren, zoals de Muskusrat. Daarnaast vormen biezen een schuilplaats voor plantenminnende
vissen, zoals de Snoek, Ruisvoorn en Zeelt. Om als schuilplaats voor vis te dienen, moeten de biezen in
een luwe, niet te geëxponeerde geëxposeerde locatie groeien.

 Kenmerkende doelsoorten

Grote karekiet, Kwak, Pijlstaart, Rietzanger, Noordse woelmuis,
Kroeskarper, Grote modderkruiper

 AMOEBE-soortenWaterral, Noordse woelmuis, Grote karekiet

Anchor
brak_biezen
brak_biezen

 

WatBeschrijving
Landschappelijke zonering

Dit ecotoop bestaat uit een gesloten biezenvegetatie, gelegen

  

Ecotoop omvat gesloten biezenvegetatie in het getijdengebied in ondiep brak water of langs de waterlijn.
Er mag geen langdurige droogval optreden (hydrologieklasse 1g). De dynamiek is matig tot gering. Er
vindt ofwel geen beheer of een extensief maai- of beweidingsbeheer plaats. , zonder langdurige droogval. Vroeger kwam dit ecotoop
36
veel voor in het brakwatergetijdengebied van het Hollandsch Diep-Haringvliet. Door de afsluiting van de
Haringvliet is zowel het voorkomen als het aantal soorten biezen sterk afgenomen. Door het toekomstig
geplande beheer van het Haringvliet zou kan dit ecotoop weertoe kunnen nemen. Verder komt dit ecotoop
in areaal toenemen. Dit ecotoop komt verder voor in de estuaria van de Westerschelde en het Dollard.

 Ecologie De vegetatie op de laagste delen (laag en midden littoraal) kan bestaan uit biezen, Ruwe bies en/of
Heen. Verder komen er zilte soorten voor, zoals Zulte, Schorrenzoutgras en Zilte schijnspurrie. De
biezengorzen vormen het leefgebied en de voedselbron voor diverse watervogels, zoals de Grauwe
gans, Rotgans, Meerkoet en Fuut en zoogdieren, zoals de Muskusrat. Daarnaast vormen biezen een
schuilplaats voor plantenminnende vissen, zoals de Snoek, Ruisvoorn en Zeelt. Om als schuilplaats voor
vis te dienen, moeten de biezen in een luwe, niet te geëxponeerde geëxposeerde locatie groeien.
 Kenmerkende doelsoorten Echt lepelblad, Blauwe kiekendief, Brandgans, Kluut, Lepelaar, Tureluur

Anchor
zoet_cultuur
zoet_cultuur

 

 
 WatBeschrijving
 Landschappelijke zoneringHet ecotoop omvat zoet water met intensief beheer van Dit ecotoop komt voor in zoete wateren waar het Riet of Mattenbies intensief beheerd wordt ten behoeve van de
exploitatie. De mechanische dynamiek is matig tot gering.
EcologieDit ecotoop is   Dergelijke vegetaties zijn soortenarm en hebben heeft een lage natuurwaarde door de dominantie van Riet of
Mattenbies. Het aantal broedvogels blijft beperkt tot een aantal weinig eisende soorten, zoals Wilde eend,
Meerkoet, Fuut en Kleine karekiet.

Anchor
brak_cultuur
brak_cultuur

 

Wat Beschrijving
Landschappelijke zonering

Dit ecotoop komt voor in brak water waar het Riet of de Ruwe bies intensief beheerd wordt

 

Brak water met intensief beheer van Riet of biezen (Ruwe bies) ten behoeve van de exploitatie. De
mechanische dynamiek is matig tot gering.  

EcologieDit ecotoop is   Dergelijke vegetaties zijn soortenarm en hebben heeft een lage natuurwaarde door de dominantie van Riet of
Ruwe bies. Het aantal broedvogels blijft beperkt tot een aantal weinig eisende soorten, zoals Wilde eend,
Meerkoet, Fuut en Kleine karekiet.

Anchor
soortenarm_moeras
soortenarm_moeras

 

Wat Beschrijving
 Landschappelijke zonering

Het Dit ecotoop omvat een bestaat uit een door helofyten gedomineerde, gesloten vegetatie , die wordt gedomineerd door helofytenwelke frequent overspoeld wordt. Dit ecotoop komt voor
in de drassige oeverzone en frequent overspoelde zone. Het peilbeheer kan natuurlijk of tegennatuurlijk
zijn. De dynamiek is matig en het zoutgehalte is licht brak tot zoet. Er vindt bij dit ecotoop nauwelijks tot
geen vegetatiebeheer plaats. Soortenarm helofytenmoeras is een veel voorkomend ecotoop, dat te
vinden is veel voor en is te vinden op de oevers van de Rijksmeren (het IJsselmeer, Randmeren, Volkerak-Zoommeer) en in het
rivierengebied. 

EcologieVerschillende helofytensoorten  Er kunnen verschillende helofytensoorten domineren, zoals Riet, Liesgras, Rietgras, grote zeggesoorten
en Lisdodden, kunnen domineren. Waar de getijdendynamiek is weggevallen, heeft Kleine lisdodde heeft Mattenbies verdrongen op plaatsen waar de getijdendynamiek is
weggevallen. Het peilbeheer beïnvloedt sterk de vitaliteit van de helofyten. Een natuurlijk peil is het beste
voor de vitaliteit van riet en de soortenrijkdom. Het riet zal moeite hebben om zich op de lange termijn te
handhaven door het onnatuurlijke peil doordat degeneratieprocessen (strooiselophoping) en
regeneratieprocessen (kieming) verstoord worden. Daarnaast is er bij een tegennatuurlijk peil een hogere
kans op vriesschade en begrazing door watervogels. Door strooiselophoping kan bij een tegennatuurlijk
peil op den duur verlanding optreden. Het soortenarme helofytenmoeras vormt het leefgebied voor
moeras- en watervogels, zoals ganzen. De helofyten vormen een belangrijke voedselbron voor herbivore
watervogels, zoals de Brandgans, Smient, Grauwe gans en Meerkoet. De laatstgenoemde twee soorten
zijn zelfs in staat door begrazing de helofytenontwikkeling te sturen. Rietmoeras is het broedbiotoop voor
vogelsoorten, die alleen of bij voorkeur in vegetaties met riet broeden, zoals Grote karekiet en Kleine
karekiet, Roerdomp, Rietgors, Lepelaar, Waterral, Bruine kiekendief en de Kleine en Grote
37
Zilverreiger. Oeverzones met riet vormen een geschikt nest-, foerageer- en leefgebied voor de Noordse
Woelmuis.
 Kenmerkende doelsoorten

Galigaan (laagveen), Spindotterbloem, Baardman, Blauwborst, Dodaars,
Kwak, Porseleinhoen, Purperreiger, Rietzanger, Snor, Woudaap

 AMOEBE-soortenKuifeend, Rietgors, Slobeend, Snor, Blauwborst

Anchor
zoet_soortrijk_riet
zoet_soortrijk_riet

 

Wat Beschrijving
 Landschappelijke zonering

Het Dit ecotoop bevat bestaat uit een vegetatie van helofyten en moerassoorten . Het ecotoop ligt in de drassige
oeverzone en frequent overspoelde zoneen wordt frequent overspoeld. Het peilbeheer is natuurlijk. De dynamiek is gering. Er vindt
ofwel geen beheer of een extensief maai- of beweidingsbeheer plaats, maar met een geringe dynamiek. Net als het ecotoop soortenrijk riet
in ondiep water komt dit ecotoop in Nederland relatief weinig voor , aangezien doordat het afhankelijk is van een natuurlijk
peilbeheer. Een natuurlijk peilbeheer wordt alleen in de Oostvaardersplassen toegepast en gedeeltelijk in
het Volkerak-Zoommeer (gereguleerd peil). 

Ecologie

Doordat

  

Dit ecotoop is relatief soortenrijk, omdat er meer moerasplanten tussen het riet groeien , waardoor het
ecotoop ook een opener karakter heeft en een hogere soortendiversiteit dan dan bij de ecotopen biezengors en
rietmoeras. Moerassoorten hebben Biezengors en Rietmoeras, is dit ecotoop is relatief soortenrijk. Doordat moerassoorten relatief korte stengels en/of een beperkt vermogen tot vegetatieve
uitbreiding . Hierdoor hebben, zijn daardoor ze weinig concurrentiekrachtig en zullen domineren daarom nooit een de vegetatie domineren.
Moerassoorten Daaarnaast kunnen moerassoorten door hun slappere stengels en oppervlakkig wortelstelsel wortelstelsels slecht tegen een hoge
mechanische dynamiek . Daarom komt waardoor dit ecotoop alleen voor enkel op luwe plaatsen direct aan het water of
achter een rietkraag of vooroeververdediging, die een dempende werking hebben. Moerassoorten zijn
vooroever-verdediging. Wel zijn moerassoorten beter aangepast aan organische bodem dan riet, waardoor dit ecotoop kan ontstaan bij strooiselophoping
van riet uit een rietmoeras, waarbij het strooisel niet door mechanische dynamiek wordt verwijderd.
Daarnaast komt dit ecotoop alleen voor bij een natuurlijk peilbeheer, omdat moerassoorten zich op de
langere termijn alleen handhaven op plaatsen waar de oeverzone gedurende het groeiseizoen regelmatig
droogvalt en overstroomd. Voorbeelden van zoetwater moerasplanten , die bij zoetwater voorkomen, zijn
Watermunt, Moerasvergeetmenietje, Wolfspoot en Kattenstaart. In het zoete getijdengebied komen de
moerasplanten Spindotterbloem, Beemdgras, Speenkruid, Fluitekruid, Bereklauw,
Moerasvergeetmenietje, Bittere veldkers en Grote waterwegbree voor. Oeverzones met riet vormen de
habitat voor de Grote vuurvlinder en een geschikt nest-, foerageer- en leefgebied voor de Noordse
Woelmuis. Kenmerkende broedvogels van rietmoerassen zijn onder meer de Grote en Kleine karekiet,
Snor, Rietzanger, Rietgors, Baardmannetje, Waterral, Roerdomp, Grauwe gans, Bruine kiekendief,
Lepelaar en de Kleine en Grote Zilverreiger. De relatief hoge vegetatie vormt een geschikte habitat om
te broeden. Daarnaast is er voor de vogels voldoende en gevarieerd voedsel aanwezig, zoals insekten
insecten en zaden van riet op de oevers en amfibiëen amfibieën en vissen in het ondiepe water of jonge vogels en
zoogdieren voor een roofvogel als de Bruine kiekendief.

 Kenmerkende doelsoorten

Moerasbasterdwederik, Moeraswolfsmelk, Voszegge, Witte munt, Blauwborst,
Dodaars, Kwak, Porseleinhoen, Purperreiger, Woudaap

 AMOEBE-soortenKuifeend, Slobeend, Blauwborst

Anchor
zbrak_soortrijk_riet
zbrak_soortrijk_riet

 

 
 WatBeschrijving
 Landschappelijke zoneringHet Dit ecotoop bevat een vegetatie, die wordt bepaald door het voorkomen van helofyten en moerassoorten. Het ecotoop komt
voor in de frequent overspoelde zone van zwak brakke getijdenwateren. Het peilbeheer bestaat uit een
natuurlijke getijdenbeweging . De dynamiek is gering. Er vindt ofwel geen beheer of een extensief maaiof
beweidingsbeheer plaatsmet een geringe dynamiek. Door de Deltawerken bestaat er in het getijdengebied slechts een gedempte
getijdenbeweging . Hierdoor zijn waardoor veel oevers permanent droog komen te liggen, waardoor liggen. Hierdoor is dit ecotoop zich
op de langere termijn niet kan handhavenlevensvatbaar.
  EcologieDit ecotoop is vergeleken met de ecotopen Biezengors en Helofytenmoeras, relatief soortenrijk , omdat doordat er meer moerasplanten tussen het riet groeien, waardoor . Hierdoor heeft het
ecotoop ook een opener karakter heeft een hogere soortendiversiteit dan de ecotopen biezengors en
soortenarm helofytenmoeras. De moerassoorten zijn zoutindicerende plantensoorten, zoals Heemst,
Echt lepelblad en Zulte. Oeverzones met riet vormen een geschikt nest-, foerageer- en leefgebied voor
de Noordse woelmuis. Kenmerkende broedvogels van rietgorzen zijn onder meer de Grote en Kleine
karekiet, Rietzanger, Rietgors, Baardmannetje, Waterral, Roerdomp, Grauwe gans, Bruine
kiekendief, Lepelaar en de Grote en Kleine Zilverreiger. De relatief hoge vegetatie vormt een
geschikte habitat om te broeden. Daarnaast Ook is er voor de vogels voldoende en gevarieerd voedsel
aanwezig, zoals insekten insecten en zaden van riet op de oevers en vissen in het ondiepe water of jonge vogels
en zoogdieren voor een roofvogel als de Bruine kiekendief.
 Kenmerkende doelsoortenBlauwborst, Snor, Woudaap
 AMOEBE-soortenKuifeend, Slobeend, Snor, Zomerklokje, Blauwborst