...
Section | |||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
...
De watervleermuis (Myotis daubentonii) is een boombewonende soortvleermuissoort, maar wordt ook op kerkzolders, in grotten, bunkers en holleruimten holle ruimten en spleten in (beton)bruggen aangetroffen #1 en #2. De verspreiding is echter met name gekoppeld aan het aanbod van oude, holle bomen #1. Grote dichtheden worden vooral daar aangetroffen waar zowel oud bos of oude bomen als beschut water aanwezig is #1. De verspreiding toont een duidelijk relatie met de oudere bossen op de duinen in het westen van Nederland , en de hogere zandgronden en het krijtlandschap in het oosten en het zuiden van Nederland #1. Ook is de soort te vinden in het laagland bij oude bossen en parken zich en in het noordwesten op zolders als er geen bossen in de buurt zijn #1.
De watervleermuis is een grote vleermuis met een spanwijdte van 20 tot 30 cm en een gewicht van 14 tot 20 gram #1. Net als de meervleermuis heeft de watervleermuis opvallend grote voeten die hij gebruikt om insecten van het wateroppervlak te scheppen. De soort is te onderscheiden van andere Myotis soorten door de bruine neus met in verhouding vrij grote neusknobbels. De buikvacht is grijswit met een donkere ondervacht en deze steekt duidelijk af tegen de middel- tot donkerbruingrijze rugvacht #1.
Voedselhabitat en strategie
Het minimale wateroppervlak waarbij de watervleermuis is waargenomen is 40 m2. Grotere wateren (100 m2) vormen een meer gebruikelijk voedselhabitat. Het oppervlak kan ook opgemaakt worden uit een serie nabij gelegen wateren binnen een straal van enkele tientallen/honderden meters #2.
Het jachtgebied bestaat uit allerlei typen wateren. Vooral beschutte wateren als vijvers in landgoederen en parken, smalle vaarten, en langzaam stromende beken worden gebruikt. Hierbij jaagt de watervleermuis circa 5 tot 30 cm boven het wateroppervlak. Bij de keuze voor de wateren is het belangrijk dat het water eutroof is en er geen drijvende of emerse waterplanten aanwezig zijn, de soort wordt namelijk Watervleermuizen zijn met name te vinden boven mesotrofe wateren, hier is het insecten aanbod namelijk het hoogst. Watervleermuizen zijn opportunistische jagers waardoor het insectenaanbod daarom wel eens de meest bepalende factor van voorkomen kan zijn #2. De soort wordt zelden jagend aangetroffen boven water dat met kroos of waterlelies bedekt is om of door riet of boomopslag wordt onderbroken. Wanneer het waait is het echter wel van belang dat het water beschut is #1. Naast boven water jaagt de watervleermuis
De watervleermuis jaagt ook boven land. Dit doet hij voornamelijk relatief laag boven bospaden, in beschutte open plekken van het bos of hoger tussen de boomkronen #1. De watervleermuis jaagt voornamelijk op dansmuggen (Chironomidae), maar ook op langpootmuggen (Tipulidae), vlinders (Lepidoptera) en kevers (Coleoptra) #2. Bij het jagen kan de homerange variëren van enkele tot 10 kilometers, afhankelijk van de ligging van de kolonie ten opzichte van het jachtgebied #1. Op de weg naar het jachtgebied blijft de watervleermuis ver in het algemeen in de beschutting van bosranden, houtwallen en andere lijnvormige elementen #2. Het jachtgebied dient daarom bij voorkeur te grenzen aan (potentieel) koloniegebied of verbonden te zijn aan het kolonie gebied doormiddel door middel van lijnvormige elementen #1. Rondom een lichtbron (lantarenpaal) wordt een areaal van 10 meter door de watervleermuis gemeden. Op het moment dat dit areaal overlapt met potentieel jachtgebied dan zal de watervleermuis hier niet jagen #2.
Reproductie, migratie en leefgebied
De watervleermuis overwinterd in koele vochtige ondergrondse ruimten met een min of meer constante temperatuur #2. Hiervoor gebruiken ze voornamelijk ondergrondse objecten, zoals grotten, kalksteengroeven, oude steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en (kasteel)kelders #1. Hierbij blijft de watervleermuis in een stabiele winterslaap van september/oktober tot maart/april #1.
Paren vindt voor zover tijdens de winterslaap en in de najaarszwermen plaats #1. Vanaf april vormen de vrouwtjes kraamgroepen, waarbij in de tweede helft van juni de jongen worden geboren die in de tweede helft van juli uitvliegen #2. Kraamkolonies variëren van enkele tientallen tot meer dan honderd individuen en bestaat uit een verwante groep vrouwelijke watervleermuizen #1.
Dosis-effect relaties
Section | ||
---|---|---|
|
Section | ||
---|---|---|
|
Section | ||
---|---|---|
|
Dosis-effect relaties
Effectief jachtgebied
De volgende formule wordt gebruit om het effectieve jachtgebied te berekenen.
...
Stroomdiagram
Section |
---|
Section |
---|
Section |
---|
Dosis-effect relaties
Section | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Section | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Overige
Section | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
NB. De soort vliegt bij voorkeur langs lijnvormige landschapselementen als bomenruijen, houtwallen, heggen en hoge dijken (lijnvormige wateren vallen hier niet onder) waarmee ze hun jachtgebied bereiken. Indien deze elementen niet tot aan het jachtgebied lopen dienen deze wel in de nabijheid van het jachtgebied aanwezig te zijn
|
Section | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Section | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Column | width | 50%||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20-40 0.4
Referentie: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Section |
Nog op te nemen bij aanwezigheid geschikte informatie: afstand tot verstoring (recreatie en verkeer).
Onzekerheid en validatie
...
Onzekerheid en validatie
Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.
Voorbeeld project
Als test zijn de rekenregels voor de otter aan het HABITAT model voor het Markermeer toegevoegd. Er is het gerekend met een scenario uit TBES, waarin ondieptes zijn gecreëerd in de vorm van een 'oermoeras' en ondieptes bij de lepelaarsplassen. Ook is er in dit scenario een seizoensgebonden peil ingesteld.
De Habitat Geschikheids Index voor voedsel, op basis van waterdiepte en de aanwezigheid van waterplanten levert het volgende plaatje:
Te zien is dat het model een goede geschiktheid voor voedsel aangeeft in de oeverzones, waarbij de door de gecreëerde ondieptes in dit scenario het geschikte gebied wordt vergroot.
De HGI voor het leefgebied:
| Output voor HGI Leefgebied |
Te zien is dat het oermoeras volgens het model geschikt is als leefgebied voor de otter. Wel moet hierbij aangetekend worden dat als 'geschikt' nu de ecotopen 'riet', 'kale grond' en 'grasland' meegenomen zijn. Het is niet goed te voorspellen of deze ecotopen voldoende dekking bieden voor de otter. Dit zal erg afhangen van het management van deze gebieden, voor de otter is het van belang dat er meerjarig riet aanwezig is, daarvoor moet er niet te vaak gemaaid worden. Ook is het van belang in welke mate deze gebieden verstoord zullen worden, dit zal een negatief effect hebben op de habitat geschiktheid voor de otter. Verder is van belang dat het voedselzoek gebied rond het leefgebied groot genoeg is.
| | |
Geschiktheid voedselzoekgebied Vrouwtjes | Mannetjes |
Links is te zien dat het model aangeeft het het gebied, in een zone van 20 meter rond het land dat in de zomer gemiddeld droog staat, groot genoeg is om voedsel te zoeken voor vrouwtjes, echter niet voor mannetjes.
Daarbij moet worden aangetekend dat de zone valt in een gebied dat een geschiktheid heeft van 0.5 voor Voedsel, dit wordt veroorzaakt doordat het hier te ondiep is voor waterplanten en hierdoor ook voor de otter minder geschikt is, volgens het model.
Hier zijn eventueel nog aanpassingen nodig.
Tot slot de output van de HGI voor nest. Deze is berekend op basis van peilfluctuatie.
Output HGI Nestplaatsen |
Volgens deze rekenregel zijn grote delen van het oermoeras, uitgaande van peilfluctuatie, geschikt als nestplaats.
De rekenregels zijn opgesteld aan de hand van lieratuuronderzoek #2
Toepasbaarheid
De rekenregels zijn opgesteld om het potentiële jachtgebied van de watervleermuis te bepalen (geldig in de periode maart-september). Het model is niet geldig in open (polder)landschappen (kleigebieden) #2.
Voorbeeld project
GeenOp basis van deze HGI's is het mogelijk dat een ottervrouwtje zich zou kunnen vestigen in het oermoeras, het is echter zeer de vraag of dit genoeg is voor een stabiele otterpopulatie, daarvoor zouden er in ieder geval goede verbindingen met andere ottergebieden moeten zijn.
Referenties
1
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|
...