Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Comment: Migration of unmigrated content due to installation of a new plugin

home

scrollbar

Mattenbies - Scripus lacustris

Algemeen

Section
Column
width80%

Algemene kenmerken

 

Naam

Wiki Markup
[home] {scrollbar} h1. Mattenbies - _Scripus lacustris_ h1. Algemeen {section}{column:width=80%} || Algemene kenmerken || || | Naam

soort(en)groep

|

Mattenbies

-

_Scripus lacustris_ | | Regio | Nederland, Europa | | Watersysteem | meren, plassen, benedenlopen van rivieren, oude strangen en wateren in het deltagebied | | Natuurparameter | macrofyten | | Plantengemeenschap || | Factsheet opgemaakt door | M.P. Weeber |{column}{column:width=20%} | !Mattenbies www.hermansprenger.nl.jpg|thumbnail! | | [

Scripus lacustris

Regio

Nederland, Europa

Watersysteem

plassen, meren, benedenloop van rivieren, sloten en kanalen

Natuurparameter

macrofyten

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

Column
width20%
]

Foto:

H.

Sprenger | {column}{section} h1. Habitat beschrijving h3. Algemeen voorkomen De mattenbies komt verspreid over de wereld in meerdere klimaatgebieden voor. Alleen in de Arctische gebieden komt de plant niet voor. Mattenbies bestaat uit drie ondersoorten, namelijk stoelenbies (S. lacustris lacustris), ruwe bies (S. lacustris tabernaemontani) en Franse bies (S. lacustris flevensis). Naast deze ondersoorten is er ook de bastaardbies (Scirpus x carinatus), die een kruising is tussen stoelenbies (of ruwe bies) en de driekantige bies (S. triqueter). Het zwaarte punt van de ondersoort stoelenbies ligt in de oceanische klimaatzone en het zwaartepunt van de ondersoort ruwe bies in de subcontinentale (warme) klimaatzone. In Nederland is mattenbies een algemeen voorkomende plant die te vinden is in wateren waar de stroomsnelheid niet te groot is. Voorbeelden van watertypen waar de mattenbies voorkomt zijn plassen, meren, benedenloop van rivieren, sloten en kanalen. De standplaats wordt aan de waterkant bepaald door de golfdynamiek en aan de landkant bij opslibbing door de verdringing door riet ( Phragmites australis), kleine lisdodde (Typha angustifolia) , liesgras (Glyceria maxima) en grote egelskop (Sparganium erectum). In het zoetwatergetijdegebied vormt stoelbies een gemeenschap met ondermeer pijlkruid (Sagittaria sagittifolia), kattestaart (Lythrum salicaria), zwanebloem (Butomus umbellatus), grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica) en dotterbloem (Caltha palustris). Bij biezengrozen is dit met pioniervegetatie zoals driekantige bies en zeebies (Scirpus maritus). De ondersoorten ruwe bies en Franse bies zijn kenmerkender voor brakwatergebieden, zoals waar stagnant water onderinvloed is van zoute kwel en in het brakwatergetijdegebied. Deze twee ondersoorten komen naast elkaar voor vaak samen met zeebies, grote waterweegbree, watereppe (Sium latifolium) en waterzuring (Rumex hydrolapathum). In de zwak brakke wateren komt ook stoelbies voor. Mattenbies is een plant met een gladde, rolronde stengel die tot 350 cm hoog kan worden. Aan de voet is de stengel 20-25 cm dik. De bladeren van de mattenbies zijn gootvormig of vlak, meestal niet langer dan 20 cm en 1-7 mm breed. De bloeiwijze wordt omringd door een kort schutblad en bestaat uit enkele tot vele aartjes die op steeltjes staan en samen tuilvormig zijn. De bestuiving geschied door wind, waarna er zaad ontwikkeld wordt. De belangrijkste verbreiding vindt echter plaats via de rhizoomuitlopers van de wortelstok. Het wortelstelsel bezit luchtkanalen waardoor de plant in een zuurstofarm milieu kan standhouden. De bloeiwijze en bladeren van de plant steken boven het wateroppervlak uit. In de wintermaanden in de plant bovengronds afgestorven en vindt alleen in de wortelstokken de aanleg plaats van de spruiten die in het voorjaar uitgroeien. In mei wordt een nieuw wortelstelsel ontwikkeld, in de periode april-juni ontwikkelen de halmen zich , vanaf juni treedt de eerste bloei op, in half augustus verschijnen de eerste rijpe vruchten, vanaf eind augustus tot november vindt de zaadverspreiding plaats, in oktober sterven de "voorjaars"halmen af en in november de "zomer" halmen. De wortelstokken van de mattenbies vormen dikke matten die nog to lang nadat het milieu minder geschikt is geworden kunnen standhouden. De zaden van de mattenbies ontkiemen voornamelijk in ondiep water. Het toenemen van het waterpeil na het vormen van de eerste stengels heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de vegetatie. Bij steile oevers kan de mattenbies zich vanaf ondiep water uitbreiden naar het diepere water. In 1-2 meter diep water kunnen de zaden van de mattenbies zeer moeilijk ontkiemen. Herbij is de groei in de eerste jaren traag, maar wanneer de stengels het wateroppervlak weten te bereiken verloopt de groei normaal. De ondersoorten bezitten enkele morfologische verschillen. De stengel van de stoelenbies is veelal donkergroen van kleur en 75 - 350 cm lang en 12 goed ontwikkelde bladeren. De stengel van de ruwe bies is blauwgroen en 50 - 275 cm groot en heeft slechts een zeer kort stengelblad die soms ontbreekt. De Franse bies heeft een blauwgroene stengel, is 75 - 150 cm groot en heeft 1-2 goed ontwikkelde stengelbladeren. De Franse bies wordt beschouwd als een intermediair soort van de stoelenbies en de ruwe bies. Mattenbies vormt samen met andere oevervegetatie een geschikt gebied voor paaiende vissen en broedvogels. Zoogdieren gebruiken de oevervegetatie om zich ongezien te kunnen verplaatsen. Voor de grauwe gans (Anser anser) is de mattenbies een belangrijke voedselbron. In de herfst worden de groene plantendelen gegeten en in de winter wordt er op de wortelstokken gefoerageerd. Vraat door gansen kan de uitbreiding van de mattenbies richting het water sterk afremmen. Ook de knobbelzwaan (Cygnus olor), meerkoeten (Fulica atra) en eenden foerageren op de mattenbies. De wilde eend (Anas plathyrhynchos), krakeend (Anas strepera) en tafeleend (Aythya ferina) consumeren de zaden van de matenbies en dragen zo in een belangrijke mate bij aan de zaadverspreiding. De meerkoet en fuut (Podiceps cristatus) gebruiken de halmen van de mattenbies als bouwmateriaal voor hun nest. h3. Milieurandvoorwaarden Door het afsluiten van het Haringvliet is het getijdeninvloed sterk vermindert en door de toenemende beroepsvaart en hun scheepsgolven is de erosie van de oevers toegenomen. Dit heeft er toe geleid dat er veel biezenvelden zijn verdwenen. Een manier om de scheepsgolven tegen te gaan is de aanleg van vooroevers die de biezenvelden tegen verder achteruitgang moeten beschermen en herstel mogelijk maken. h3. Beheer en ontwikkelingskansen Er zijn geen resultaten opgenomen over het effect van beheer. h1. Dosis-effect relaties h4. Stroomdiagram De SI waarde staat voor de standplaatsgeschiktheid voor de mattenbies: || HGI|| Geschiktheid || | 1.0 | optimaal | | 0.7 - 0.9 | goed | | 0.4 - 0.6 | matig | | 0.1 - 0.3 | slecht | | 0.0 | ongeschikt | \\{flowchart}graph[ rankdir=LR] nodesep=0.5 "node0" [ label = " Submodel Lacustris | Submodel Calthetosum | Submodel Maritimi " shape = "record" ]; "node3" [ label = "SI Mattenbies" shape = "record" ]; "node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum van het gebruike standplaatsmodel"] [ id = 2 ]; {flowchart} \\ Het standplaatsmodel van de mattenbies is verdeeld in enkele watertypes || standplaats factoren || Lacustris || || || Maritimi || || Calthetosum || | | Meer | Rivier | Strang | Meer | Getijdewater | Getijdewater | | waterdiepte | x | x | x | x | x | x | | peilfluct. | | x | | | | | | peildyn. | | | x | | | | | stroomsnelh. | | x | | | | | | wind-expos. | x | | x | x | | | | slibgehalte | x | x | x | x | x | x | | zuurgraad | x | x | x | x | x | x | | chloride | x | x | x | x | x | x | | fosfaat | x | | | x | x | | | nitraat | | | | x | x | | | beheer | x | x | x | x | x | x | Hierbij onderscheiden we de watertypen op de volgende omschrijvingen: || watertype || omschrijving || | Lacustris Meer | voor stagnante zoete wateren, zoals meren, plassen, kanalen en vaarten | | Lacustris rivier | voor stromende zoete wateren | | Lacustris strang | voor (semi) stagnante zoete wateren in de uiterwqaarden van rivieren, zoals oude rivierlopen | | Maritimi meer | van stagnante brakke wateren | | Maritimi getijde | voor getijde brakke wateren | | Calthetosum getijde | voor getijde zoete wateren | Hierbij nzijn stagnante wateren gedefineerd als wateren met een gemiddelde stroomsnelheid <0.1 m/s. Getijdewateren zijn gedefineerd als wateren met een gemiddeld getijdeverschil van > 50 cm. De module Lacustris strang is de peildynamiek opgebouwd uit de peilfluctuatie en de mate van isolatie ten opzichte van de rivier. h4. Dosis-effect relaties h5. Waterdiepte {section} {column:width=50%} {chart:type=bar|title= Waterdiepte (Lacustris stagnant water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || waterdiepte (cm) || HGI || | < 30 | 0 | | 30 - 50 | 0.5 | | 50 - 100 | 1 | | 100 - 150 | 0.5 | | 150 - 200 | 0.2 | {chart} Referentie: [#1] NB. Ten opzichte van het gemiddeld zomerpeil {column}{column:width=50%} {chart:type=bar|title= Waterdiepte (Lacustris stromend water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || waterdiepte (cm) || HGI || | <30 | 0 | | 30 - 50 | 0.5 | | 50 - 80 | 1 | | 80 - 100 | 0.5 | | > 100 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. Ten opzichte van het gemiddeld laagwaterpeil {column}{section} {section} {column:width=50%} {chart:type=bar|title= Waterdiepte (Maritimi stagnant water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || waterdiepte (cm) || HGI || | <10 | 0 | | 10 - 35 | 0.5 | | 30 - 50 | 1 | | 50 - 80 | 0.6 | | 80 - 100 | 0.2 | | > 100 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. Ten opzichte van het gemiddeld zomerpeil {column}{column:width=50%} {chart:type=bar|title= Waterdiepte (Maritimi stromend water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || waterdiepte (cm) || HGI || | <10 | 0 | | 10 - 30 | 0.5 | | 30 - 50 | 1 | | 50 - 80 | 0.6 | | 80 - 100 | 0.2 | | > 100 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. Ten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil. {column}{section} {section} {column:width=50%} {chart:type=bar|title= Waterdiepte (Maritimi stagnant water) |xlabel= waterdiepte (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || waterdiepte (cm) || HGI || | < 40 | 0 | | 40 - 60 | 0.6 | | 60 - 100 | 1 | | 100 - 130 | 0.6 | | 130 - 180 | 0.3 | | > 130 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. Ten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil {column}{column:width=50%}{column}{section} h5. Peildynamiek {section} {column:width=50%} {chart:type=bar|title= Peilfluctuatie ( Rivier & Strang ) |xlabel= max. amplitude rivierpeil (m)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || max. amplitude rivierpeil (m) || HGI || | 0 | 1 | | 2.5 | 1 | | 5 | 0 | {chart} Referentie: [#1] {column}{column:width=50%} {chart:type=bar|title= Isolatie (Strang) |xlabel= verbinding met de rivier (dagen)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || verbinding met de rivier (dagen) || HGI || | | 0 | | 10 - 30 | 0.5 | | 30 - 50 | 1 | | 50 - 80 | 0.6 | | 80 - 100 | 0.2 | | > 100 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. Ten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil. {column}{section} {section} {chart:type=XYline|title=Slibgehalte|xlabel=slibgehalte (%)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical} || slibgehalte (%) ||HGI || | 0 | 1 | | 15 | 1 | | 25 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. Waar het water stagneert sedimenteerd slib. Hierdoor kort de driekantige bies niet voor in stagnant water. Hier nemen de mattenbies of ruwe bies de vegetatie over. Korte perioden van (snel) stromend water worden waarschijnlijk goed door de soort verdragen. De driekantige bies vestigd zich op uiteenlopend substraat van klei tot zand. Daarnaast komt de driekantige bies zowel op geëxponeerde lokaties als liwe lokaties voor. {column}{section}{section} {column:width=50%} {chart:type=XYline|title=Zoutgehalte|xlabel=chloridegehalte (mg/L)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical} || chloridegehalte (mg/L) || HGI|| | 0 | 1 | | 300 | 1 | | 500 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. De driekantige bies komt uitsluitend voor binnen het zoetwatergetijdegebied. {column} {column:width=50%} {chart:type=XYline|title=Getij|xlabel=getijdeverschil (cm)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical} ||getijdeverschil (cm)||HGI|| | 0 | 0 | | 100 | 0 | | 160 | 1 | | 200 | 1 | {chart} Referentie: [#3] NB. Een getijdeverschil kleiner dan 100 cm biedt slechte tot geen mogelijkheden voor ontwikkeling van Driekantige bies. {column} {section} {section} {column:width=50%} {chart:type=XYline|title=Droogvalduur|xlabel=droogvalduur (%)|yLabel=HGI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false|xlabelOrientation=vertical}|| droogvalduur (%)|| HGI|| |0|0| |1|0.05| |2|0.15| |3|0.25| |4|0.38| |5|1| |67|1| |75|0| |100|0| {chart} Referentie: [#3] Voor deze relatie is in de studie [#3] de het percentage van de tijd dat het gebied droog ligt gedurende 14 dagen gebruikt. {section} h1. Onzekerheid en validatie Dit model is opgeteld aan de hand van de beschikbare literatuur. Dit model is nog niet gevalideerd aan de hand van meetgegevens [#1]. h1. Toepasbaarheid De toepassing van het standplaatsmodel van de driekantige bies is om de mogelijkheid voor ontwikkeling voor vegetaties met driekantige bies op droogvallende platen en oevers in het zoetwatergetijdegebied te analyseren. Hierbij is het zoetwatergetijdegebied gedefineerd als het gebied waar het verscchil tussen het gemiddeld hoogwater en gemiddeld laagwater 50-200 cm is en waar het gemiddelde chloridegehalte <500 mg/l is [#1]. h1. Voorbeeld project - h1. Referenties 1 {anchor:1} Duel, H., Specken,B., 1994. Standplaatsmodel Driekantige Bies: een model voor het analyseren van de standplaatskwaliteit van zoetwatergetijdegebieden voor de driekantige bies (Scirpus triqueter). INRO-TNO, Afdeling Planning, Delft. maart 1994

Sprenger

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

Mattenbies komt verspreid over de wereld in meerdere klimaatgebieden voor, met uitzondering van de Arctische gebieden. Mattenbies bestaat uit drie ondersoorten, namelijk stoelenbies (S. lacustris lacustris), ruwe bies (S. lacustris tabernaemontani) en Franse bies (S. lacustris flevensis). Naast deze ondersoorten is er ook de bastaardbies (Scirpus x carinatus), die een kruising is tussen stoelenbies (of ruwe bies) en de driekantige bies (S. triqueter). Het zwaarte punt van de ondersoort stoelenbies ligt in de oceanische klimaatzone en het zwaartepunt van de ondersoort ruwe bies in de subcontinentale (warme) klimaatzone #1.

Mattenbies is een plant met een gladde, rolronde stengel die tot 350 cm hoog kan worden. Aan de voet is de stengel 20-25 cm dik. De bladeren van de mattenbies zijn gootvormig of vlak, meestal niet langer dan 20 cm en 1-7 mm breed. De bloeiwijze wordt omringd door een kort schutblad en bestaat uit enkele tot vele aartjes die op steeltjes staan en samen tuilvormig zijn #1. De bestuiving geschied door wind, waarna er zaad ontwikkeld wordt. De belangrijkste verbreiding vindt echter plaats via de rhizoomuitlopers van de wortelstok. Het wortelstelsel bezit luchtkanalen waardoor de plant in een zuurstofarm milieu kan standhouden #1. De bloeiwijze en bladeren van de plant steken boven het wateroppervlak uit. In de wintermaanden in de plant bovengronds afgestorven en vindt alleen in de wortelstokken de aanleg plaats van de spruiten die in het voorjaar uitgroeien. In mei wordt een nieuw wortelstelsel ontwikkeld, in de periode april-juni ontwikkelen de halmen zich, vanaf juni treedt de eerste bloei op, in half augustus verschijnen de eerste rijpe vruchten, vanaf eind augustus tot november vindt de zaadverspreiding plaats, in oktober sterven de “voorjaars”halmen af en in november de “zomer” halmen #1.

De ondersoorten bezitten enkele morfologische verschillen. De stengel van de stoelenbies is veelal donkergroen van kleur en 75 – 350 cm lang en 12 goed ontwikkelde bladeren. De stengel van de ruwe bies is blauwgroen en 50 – 275 cm groot en heeft slechts een zeer kort stengelblad die soms ontbreekt. De Franse bies heeft een blauwgroene stengel, is 75 – 150 cm groot en heeft 1-2 goed ontwikkelde stengelbladeren #1. De Franse bies wordt beschouwd als een intermediair soort van de stoelenbies en de ruwe bies.

Mattenbies vormt samen met andere oevervegetatie een geschikt gebied voor paaiende vissen en broedvogels. Zoogdieren gebruiken de oevervegetatie om zich ongezien te kunnen verplaatsen.
Voor de grauwe gans (Anser anser) is de mattenbies een belangrijke voedselbron. In de herfst worden de groene plantendelen gegeten en in de winter wordt er op de wortelstokken gefoerageerd. Vraat door ganzen kan de uitbreiding van de mattenbies richting het water sterk afremmen #1. Ook de knobbelzwaan (Cygnus olor), meerkoeten (Fulica atra) en eenden foerageren op de mattenbies. De wilde eend (Anas plathyrhynchos), krakeend (Anas strepera) en tafeleend (Aythya ferina) consumeren de zaden van de matenbies en dragen zo in een belangrijke mate bij aan de zaadverspreiding #1. De meerkoet en fuut (Podiceps cristatus) gebruiken de halmen van de mattenbies als bouwmateriaal voor hun nest.

Milieurandvoorwaarden

In Nederland is mattenbies een algemeen voorkomende plant die te vinden is in wateren waar de stroomsnelheid niet te groot is, zoals plassen, meren, benedenloop van rivieren, sloten en kanalen #1. De standplaats wordt aan de waterkant bepaald door de golfdynamiek en aan de landkant bij opslibbing door de verdringing door riet (Phragmites australis), kleine lisdodde (Typha angustifolia), liesgras (Glyceria maxima) en grote egelskop (Sparganium erectum) #1.

In het zoetwatergetijdegebied vormt stoelbies een gemeenschap met ondermeer pijlkruid (Sagittaria sagittifolia), kattestaart (Lythrum salicaria), zwanebloem (Butomus umbellatus), grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica) en dotterbloem (Caltha palustris). Bij biezengrozen is dit met pioniervegetatie zoals driekantige bies en zeebies (Scirpus maritus) #1. De ondersoorten ruwe bies en Franse bies zijn kenmerkender voor brakwatergebieden, zoals waar stagnant water onderinvloed is van zoute kwel en in het brakwatergetijdegebied. Deze twee ondersoorten komen naast elkaar voor, vaak samen met zeebies, grote waterweegbree, watereppe (Sium latifolium) en waterzuring (Rumex hydrolapathum). In de zwak brakke wateren komt ook stoelbies voor #1.

De zaden van de mattenbies ontkiemen voornamelijk in ondiep water. Het toenemen van het waterpeil na het vormen van de eerste stengels heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de vegetatie. Bij steile oevers kan de mattenbies zich vanaf ondiep water uitbreiden naar het diepere water. In 1-2 meter diep water kunnen de zaden van de mattenbies zeer moeilijk ontkiemen. Hierbij is de groei in de eerste jaren traag, maar wanneer de stengels het wateroppervlak weten te bereiken verloopt de groei normaal #1.

Beroepsvaart en hun scheepsgolven kunnen leiden tot erosie van oevers. Dit heeft negatieve gevolgen voor biezenvelden #1.

Beheer en ontwikkelingskansen

Bij het jaarlijks maaien van de soort verdwijnt deze. Als er om het jaar wordt gemaaid kan de soort zich handhaven #1.

Dosis-effect relaties

Stroomdiagram

In het Habitatmodel voor de mattenbies is er een verdeling aangebracht in de vegetatietypen waarin de mattenbies voorkomt:

Submodel

vegetatietype

kenmerkende soorten

Lacustris

Scirpetum lacustris

stoelenbies

Maritimi

Scirpetum maritimi

ruwe bies, Franse bies, zeebies, grote waterweegbree, watereppe, waterzuring (in zwak brak water ook stoelenbies)

Calthetosum

Scirpo-Phragmitetum calthetosum

stoelenbies, pijlkruid , kattestaart, zwanebloem, grote waterweegbree, dotterbloem

Het volgende stroomdiagram toont hoe de standplaatsindex voor mattenbies kan worden bepaald aan de hand van de diverse modellen.



Het standplaatsmodel van de mattenbies is verdeeld in enkele watertypes

standplaats factoren

Lacustris

 

 

Maritimi

 

Calthetosum

 

Meer

Rivier

Strang

Meer

Getijdewater

Getijdewater

waterdiepte

x

x

x

x

x

x

peilfluct.

 

x

 

 

 

 

peildyn.

 

 

x

 

 

 

stroomsnelh.

 

x

 

 

 

 

wind-expos.

x

 

x

x

 

 

slibgehalte

x

x

x

x

x

x

zuurgraad

x

x

x

x

x

x

chloride

x

x

x

x

x

x

fosfaat

x

 

 

x

x

 

nitraat

 

 

 

x

x

 

beheer

x

x

x

x

x

x

Hierbij onderscheiden we de watertypen op de volgende omschrijvingen:

watertype

omschrijving

Lacustris Meer

voor stagnante zoete wateren, zoals meren, plassen, kanalen en vaarten

Lacustris rivier

voor stromende zoete wateren

Lacustris strang

voor (semi) stagnante zoete wateren in de uiterwqaarden van rivieren, zoals oude rivierlopen

Maritimi meer

van stagnante brakke wateren

Maritimi getijde

voor getijde brakke wateren

Calthetosum getijde

voor getijde zoete wateren

Hierbij nzijn stagnante wateren gedefineerd als wateren met een gemiddelde stroomsnelheid <0.1 m/s. Getijdewateren zijn gedefineerd als wateren met een gemiddeld getijdeverschil van > 50 cm.

De module Lacustris strang is de peildynamiek opgebouwd uit de peilfluctuatie en de mate van isolatie ten opzichte van de rivier.

Dosis-effect relaties

Waterdiepte
Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelwaterdiepte (cm)
dataOrientationvertical
titleWaterdiepte (Lacustris stagnant water)
typexyline
yLabelHGI

waterdiepte (cm)

HGI

0

0

20

0

30

0.5

50

1

100

1

150

0.5

200

0.2

225

0

250

0

Referentie: #1
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld zomerpeil.

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelwaterdiepte (cm)
dataOrientationvertical
titleWaterdiepte (Lacustris stromend water)
typexyline
yLabelHGI

waterdiepte (cm)

HGI

0

0

20

0

30

0.5

50

1

80

1

100

0.5

120

0

125

0

Referentie: #1
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld laagwaterpeil.

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelwaterdiepte (cm)
dataOrientationvertical
titleWaterdiepte (Maritimi stagnant water)
typexyline
yLabelHGI

waterdiepte (cm)

HGI

0

0

8

0

10

0.5

35

1

50

1

80

0.6

100

0.2

120

0

125

0

Referentie: #1
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld zomerpeil.

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelwaterdiepte (cm)
dataOrientationvertical
titleWaterdiepte (Maritimi stromend water)
typexyline
yLabelHGI

waterdiepte (cm)

HGI

0

0

8

0

10

0.5

25

0.5

35

1

50

1

80

0.6

100

0.2

120

0

125

0

Referentie: #1
NB. Gemeten ten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil.

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelwaterdiepte (cm)
dataOrientationvertical
titleWaterdiepte (Calthetosum stagnant water)
typexyline
yLabelHGI

waterdiepte (cm)

HGI

0

0

30

0

40

0.6

60

1

100

1

130

0.6

180

0.3

200

0

210

0

Referentie: #1
NB. Ten opzichte van het gemiddeld hoogwaterpeil.

Column
width50%

Peildynamiek
Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelmax. amplitude rivierpeil (m)
dataOrientationvertical
titlePeilfluctuatie ( Rivier & Strang )
typexyline
yLabelHGI

max. amplitude rivierpeil (m)

HGI

0

1

2.5

1

5

0

Referentie: #1
NB. Dit is het verschil tussen het gemiddeld hoogwaterpeil (gemiddeld 1 dag per jaar overschreden) en gemiddeld laagwaterpeil (gemiddeld 5 dagen per jaar onderschreden).

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelgemiddelde overschreidingsduur rivierpeil van drempelhoogte (dagen/jaar)
dataOrientationvertical
titleIsolatie (Strang)
typexyline
yLabelHGI

verbinding met de rivier (dagen)

HGI

0

1

20

1

40

0.8

50 - 80

0.6

80 - 100

0.2

> 100

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het gemiddeld aantal dagen per jaar dat het watersysteem in open verbinding staat met de rivier.

Chloride gehalte
Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelchloridegehalte (mg/l)
dataOrientationvertical
titleChloridegehalte ( Lacustris & Calthetosum )
typexyline
yLabelHGI

chloridegehalte (mg/l)

HGI

0

1

100

1

150

0.8

200

0.6

250

0.4

300

0.2

350

0

360

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het gemiddelde chloridegehalte.

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelchloridegehalte (mg/l)
dataOrientationvertical
titleChloridegehalte ( Maritimi )
typexyline
yLabelHGI

chloridegehalte (mg/l)

HGI

0

0

250

0

300

0.5

1000

1

3000

1

10000

0.5

11000

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het gemiddelde chloridegehalte.

Zuurgraad
Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelzuurgraad (pH)
dataOrientationvertical
titleZuurgraad (Lacustris & Calthetosum)
typexyline
yLabelHGI

zuurgraad (pH)

HGI

0

0

3.5

0

4

1

8

1

8.5

0

Referentie: #1

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelzuurgraad (pH)
dataOrientationvertical
titleZuurgraad (Maritimi)
typexyline
yLabelHGI

zuurgraad (pH)

HGI

0

0

7

0

8

1

10

1

11

0

Referentie: #1

Overige
Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelstroomsnelheid (m/s)
dataOrientationvertical
titleStroomsnelheid
typexyline
yLabelHGI

stroomsnelheid (m/s)

HGI

0

1

0.3

1

0.5

0

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid van de rivier bij een gemiddelde afvoer.

Column
width50%

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelortho-fosfaatgehalte (mg P/L)
dataOrientationvertical
titleFosfaat (Lacustris)
typexyline
yLabelHGI

ortho-fosfaatgehalte (mg P/L)

HGI

0

0.5

0.02

0.5

0.03

1

0.05

1

NB: Het gaat hier om het gemiddelde gehalte aan ortho-fosfaat.
Referentie: #1

Column
width50%
Chart
ylabelHGI
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelnitraatgehalte (mg N/L)
dataOrientationvertical
titleNitraat (Matritimi)
typexyline

nitraatgehalte (mg N/L)

HGI

0

1

2

1

2

0.5

3

0.5

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het gemiddelde gehalte nitraat.

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelgehalte organischestof (% ADW)
dataOrientationvertical
titleSlibgehalte
typebar
yLabelHGI

gehalte organischestof (% ADW)

HGI

< 10

0.2

10 - 15

0.3

15 - 20

0.4

20 - 25

0.7

>25

1

Referentie: #1
NB. Het gaat hier om het slibgehalte in de oeverzone.

Column
width50%
Chart
ylabelHGI
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelmaaibeheer (klassen)
dataOrientationvertical
titleBeheer
typebar

maaibeheer (klassen)

HGI

jaarlijks

0

1 x 2 jaar

0.8

1 x >2 jaar

1

geen maaibeheer

1

Referentie: #1

Onzekerheid en validatie

Dit model is opgeteld aan de hand van de beschikbare literatuur. Dit model is nog niet gevalideerd aan de hand van meetgegevens #1.

Toepasbaarheid

Dit model richt zich alleen op de vegetatietypes waarin mattenbies overheerst. Er dient rekening mee gehouden te worden dat windexpositie nog niet is uitgewerkt in dit model.

Voorbeeld project

-

Referenties

1

Anchor
1
1
Duel, H., Specken,B., 1995. Standplaatsmodel Mattenbies: een model voor het analyseren van de kwaliteit van oevers voor de ontwikkeling van vegetaties met mattenbies (Scirpus lacustris). INRO-BSA, Werkgroep Planning, Delft. februari 1995