Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Comment: Migration of unmigrated content due to installation of a new plugin
scrollbar

Aalscholver - Phalacrocorax carbo

Algemeen

Section
Column
width80%

Algemene kenmerken

 

Naam

Wiki Markup
{scrollbar} h1. Aalscholver - _Phalacrocorax carbo_ h1. Algemeen {section}{column:width=80%} || Algemene kenmerken || || | Naam

soort(en)groep

|

Aalscholver

-

_

Phalacrocorax

carbo_ | | Regio | Nederland | | Watersysteem | meren, rivieren | | Natuurparameter | vogels | | HR nr | | | Factsheet opgemaakt door | K.E. van de Wolfshaar |{column}{column:width=20%} | !Aalscholver (www.naturfoto.cz).jpg|thumbnail! | | [

carbo

Regio

Nederland

Watersysteem

zee, meren, rivieren

Natuurparameter

vogels

HR nr

A017

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

Column
width20%

Image Added

www.naturfoto.cz

]

foto:

J.

Bohdal |{column}{section} h1. Habitat beschrijving h3. Algemeen voorkomen De aalscholver (Phalacrocorax carbo) en de kuifaalscholver (Phalacrocorax aristotelis) zijn de enige vertegenwoordigers van de aalscholverfamilie in Noordwest Europa [#1]. De aalscholver is een overheersend zwarte vogel. Een duidelijke witte vlek op de kop in de broedtijd onderscheidt de continentale ondersoort (P. carbo sinensis) van de Atlantische ondersoort (P. carbo carbo), die deze plek mist [#1]. De Atlantische ondersoort broedt in de kustgebieden van Ijsland, Faroer-eilanden, Noorwegen, Britse eilanden, Ierland en Noordwest-Frankrijk. De Atlantische soort is een typische rotsbroeder. De belangrijkst Europese broedgebieden van de continentale soort zijn gelegen in Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden, Polen, Litouwen, Estland en Wit-Rusland [#1]. Hier onder zullen we alleen de voorkeur van de continentale aalscholver beschrijven. Aalscholvers leven in dichte kolonies (100-1000 broedparen). Een kolonie vestigt zich in bomen, bij voorkeur als deze voorkomen in moerasbossen, ooibossen, vloedbossen, en rietmoerassen [#1]. Vaak nestelen meerdere paren in een boom. Het is dan ook niet verbasend dat aalscholvers slechts één meter of minder rond het nest verdedigen [#1]. Dit kan betekenen dat er 15 tot 30 nesten in een boom voorkomen. Onder optimale omstandigheden kan dit oplopen tot >50 broedparen op een ha moerasbos [#1]. Naarmate de locatie ontoegankelijker is kunnen er kleine populaties ontstaan in kleine groepen bomen tot één enkele boom [#1]. Er zijn ook gevallen bekend dat de aalscholver zijn nest op boomloze eilandjes en zandbanken aanlegt [#1]. Waar de aalscholver zijn nest maakt treed al snel sterfte op van de ondergelegen vegetatie en de boom waarin genesteld wordt. Dit komt door de uitwerpselen van de aalscholver en de takken die hij voor de bouw van zijn nest van de bomen rooft [#1]. De aalscholver kolonie zit bij voorkeur in hoge bomen (>10 meter) en nestellen in rietland is weinig in trek. Nestellen op de kale bodem geschiedt alleen in grote kolonies [#1]. h3. Voedselhabitat en strategie De aalscholver foerageert op vis in rivieren, meren en plassen. De aalscholver jaagt zijn prooi onder water en beschikt daarvoor over krachtige poten met zwemvliezen tussen de tenen. In Nederland vliegt en jaagt de aalscholver veelal in groepsverband [#1]. Het vissen in groepsverband heeft als voordeel dat de aalscholvers een vissenschool uit kunnen putten, waarna deze gemakkelijker gevangen worden [#1]. Deze groepsverbanden vissen met name in open water. Met name in troebel water blijkt het jagen in groepsverbanden een ideale techniek te zijn. Solitair vissende aalscholvers kiezen met name voor zandwinplassen en randen van meren om hun voedsel te vangen [#1]. De aalscholver prefereert vis van 20 tot 30 cm lang [#1]. Aalscholvers zijn niet kieskeurig en de meest voorkomende vis vormt al snel de hoofdprooi. In Nederland foerageert de aalscholver voornamelijk op bodemvissen, waaronder paling (Anguilla anguilla) en blankvoorn (Rutilus rutilus). Ook rietvoorn (Rutilus erythrophthalmus), snoekbaars (Stizostedion lucioperca), pos (Gymnocephalus cernuus), kolblei (Blicca bjoerkna), spiering (Osmerus eperlanus) en baars (Perca fluviatilis) behoort tot de prooivissen [#1]. Onder de mariene vissen zijn dit de jonge haring (Clupea harengus), sprot (Sprattus sprattus) en grondels [#1]. Brasems ouder dan 2 jaar zijn niet meer door de aalscholver te verorberen door hun hoge rug [#1]. Een zeldzame aanvulling op het dieet zijn (steur)garnalen, krabben, kikkers en kuikens van andere vogels [#1]. De voedselbehoefte van de aalscholver is in de zomer ongeveer 365 gram vis per dag en in de wintermaanden tussen de 100-700 gram vis per dag. De maximale voedsel inname per dag wordt geschat op 700 gram vis per dag [#1]. h3. Reproductie en migratie Het overgrote deel van de aalscholvers broed in april t/m mei. Aalscholvers produceren 1 legsel per broedseizoen en na het leggen van het ei is de broedduur 23-24 dagen. Na 40 tot 50 dagen vliegen de jongen uit, waarna ze snel onafhankelijk worden. In het tweede levens jaar kunnen de aalscholvers al geslachtsrijp zijn, na vijf jaar nemen alle aalscholvers aan de voortplanting deel. De oudere aalscholvers leggen veelal grotere legsels dan de jonge. In Nederland ruien de eerstejaars vogels en de oudere niet broedende aalscholvers in mei-juni, wat twee a 3 maanden eerder is dan de broedende vogels. In augustus-oktober verlaten het meerendeel van de continentale aalscholvers de broedgebieden en trekt naar zuidelijke streken, een klein deel van de Aalscholvers overwinterd in ons land en krijgt gezelschap van Aalscholvers uit het Oostzeegebied. Het belangrijkste overwinteringsgebied ligt rondom de Middelandse Zee. h3. Leeftijd en mortaliteit In het eerste levens jaar is de mortaliteit onder de vrouwtjes en mannetjes 36%. In het derde levensjaar is dit gereduceerd tot 9-14% voor vrouwtjes en 7-12% voor mannetjes [#1]. De hoge sterftecijfers, ook op latere leeftijd, worden mede veroorzaakt door de vele jachtslachtoffers. Aalscholvers kunnen 19 jaar worden in de vrije natuur [#1]. Om een stabiele populatie te garanderen moet er een aanwas van 0.7 - 0.93 aan vliegvlugge jongen per paar zijn en adulten moeten een gemiddelde overlevingskans van 86% hebben [#1]. De gemiddelde overleving van vliegvlugge jongen tot geslachtsrijpe aalscholvers is 30-40% [#1]. Het gemiddelde voortplantingssucces van een kolonie wordt in belangrijke mate bepaald door de ecologische kwaliteit van de visgronden, de afstand van de kolonie naar de visgrondden en de weersgesteldheid tijdens het broedseizoen [#1]. h1. Dosis-effect relaties h4. Stoomdiagram \\{flowchart}graph[ rankdir=LR] nodesep=0.5 "node0" [ label = "HGI Nest Aalscholver |HGI Voedsel Aalscholver " shape = "record" ]; "node3" [ label = "HGI Broedhabitat Aalscholver" shape = "record" ]; "node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"] [ id = 2 ]; {flowchart} \\ \\{flowchart}graph[ rankdir=LR] nodesep=0.5 "node0" [ label = "Type moeras | Rust " shape = "record" ]; "node3" [ label = "HGI Nest Aalscholver" shape = "record" ]; "node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"] [ id = 2 ]; {flowchart} \\ \\{flowchart}graph[ rankdir=LR] nodesep=0.5 "node0" [ label = "Afstand tot moeras | Waterdiepte | Helderheid | Fosfaatgehalte | PBC in vis | Rust " shape = "record" ]; "node3" [ label = "HGI Voedsel Aalscholver" shape = "record" ]; "node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"] [ id = 2 ]; {flowchart} \\ h4. Dosis-effect relaties Zie ook [Algemeen - Vis-etende vogels|Algemeen - Vis-etende vogels] en [Algemeen - Broed en rust habitat (Water)vogels|Algemeen - Broed en rust habitat (Water)vogels] voor algemene rekenregels voor vogels. Door Sierdsema 1995 is ...................Aartsen et al [#2]. {section}{column:width=50%} {chart:type=bar|title=Type moeras|xlabel=type moeras (klassen)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || type moeras (klassen) || HSI || | bos | 1 | | struweel | 0.4 | | riet | 0.2 | | overig | 0 | | 6 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. De aalscholver heeft een voorkeur voor moerasbossen (elzen- en wilgenbossen)en langs de rivieren in ooi- en vloedbossen met wilgen en populieren. Hierbij gaat de voorkeur uit naar hoge bomen (> 10 m) die regelmatig met hun voeten in het water staan of aan open water grenzen [#1]. Rietlanden met houtopslag worden als marginaal beschouwd [#1]. Na een succesvol jaar worden de nesten hergebruikt. Het bestaat uit een stevig bouwsel van takken, bekleed met bladeren en waterplanten. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat het moeras-watergebieden zijn die groter zijn dan 50 ha en dat er minimaal 1 ha groot "bos"tot ontwikkeling is gekomen [#1]. {column}{column:width=50%} {chart:type=bar|title=Afstand tot moeras|xlabel=afstand openwater-moeras (km)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || afstand openwater-moeras (km) || HSI || | < 15 | 1 | | 15 - 20 | 0.8 | | 20 - 25 | 0.5 | | 25 - 30 | 0.2 | | > 30 | 0 | {chart} Referentie: [#1] NB. Het gaat hierbij om openwateren zonder drijvende of emergente vegetatie. De aalscholver kan tot op grote afstand van zijn broegebied jagen. Er kunnen 2 tot 4 foerageervluchten per dag ondernomen worden, verschillende of de vogel jongen heeft of niet. 50 km afstand is hierbij geen uitzondering. Vanaf 15-20 km worden het aantal voedselvluchten beperkt waardoor het broedsucces terugloopt [#1]. {column}{section}{section}{column:width=50%} {chart:type=bar|title=Waterdiepte|xlabel=waterdiepte (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || waterdiepte (m) || HSI || | < 1 | 0 | | 1 - 2 | 0.4 | | 2 - 5 | 1 | | 5 - 10| 0.6 | | > 10 | 0.2 | {chart} Referentie: [#1] NB. In ondiepe meren wordt er met name op bodemvis gefoerageert. De aalscholver kan tot op een diepte van 9 meter duiken. Meestal vissen ze echter in water van 3 tot 4 meter diepte [#1]. Er wordt vanuitgegaan dat tijdens het broedseizoen met een visaanbod van 20 kg/ha er ca. 15 ha open water als jachtgebied nodig is voor een ouderpaar met 3 jongen [#1]. {column}{column:width=50%} {chart:type=XYline|title=Doorzicht|xlabel=doorzicht (cm)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || doorzicht (cm) || HSI || | 0 | 0 | | 40 | 0.4 | | 60 | 0.8 | | 100| 1 | | 120 | 1 | {chart} Referentie: [#1] NB. Het voortplantingssucces is positief gecorreleerd aan het areaal helder open water binnen 30 km van de kolonie [#1]. Dit komt omdat de aalscholver een zichtjager is. Waarden onder de 40 cm doorzicht worden als ongeschikt beschouwd voor de aalscholver [#1]. Naast algenbloei kan slibopwerveling door windwerking een nadelig effect hebben op het doorzicht [#1]. Te helder water kan een negatief effect hebben, doordat de vissen dan om predatie te voorkomen in de diepere delen zwemmen [#1]. {column}{section} {section}{column:width=50%}{chart:type=bar|title=Totaal fosfaatgehalte|xlabel= totaal fosfaatgehalte (mg/L P)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || totaal fosfaatgehalte (mg/L P) || HSI || | < 0.02 | 0 | | 0.02 - 0.05 | 0.2 | | 0.05 - 0.10 | 0.4 | | 0.10 - 0.15 | 0.6 | | 0.15 - 0.20 | 0.8 | | 0.20 - 0.50 | 1 | | > 0.50 | 0.4 | {chart} Referentie: [#1] NB. De aalscholver foerageert met name in voedselrijke tot zeer voedselrijke wateren. In voedsel arme wateren is de prooidichtheid te laag. Te hoge voedselrijkdom kan echter nadelige effecten hebben op het doorzicht door algengroei [#1]. De relatie van Hanson en Legget (1982) [#3] geeft inzicht in het berekenen van de visbiomassa [#1]. {column}{column:width=50%}{chart:type=bar|title=PBC-gehalte in vis|xlabel=PBC-gehalte in vis (microgram/kilogram)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || PBC-gehalte in vis (microgram/kilogram) || HSI || | < 25 | 1 | | 25 - 50 | 0.8 | | 50 - 250 | 0.5 | | 250 - 1000 | 0.2 | | > 1000 | 0 | | >1000 | 0 | {chart} Referentie: [#1] {column}{section} NB. Hierbij wordt het gemiddelde PCB-gehalte in eieren bedoelt [#1]. In de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig heeft de belasting van de natuur met PCB's, DDE en andere organische verontreinigingen sterfte onder de aalscholvers veroorzaakt. Dit kwam door het eten van besmette vis. Hierdoor nam ook het broedsucces af. Er blijkt een liniare relatie tussen het broedsucces en het PCB-gehalte in de eieren [#1]. Dit vertaalt zich naar een optimaal gehalte van <50 micorgram per kilogram, een subotimaal gehalte van 50-200 microgram per kilogram, matige omstandigheden bij 1000-2000 microgram per kilogram en slechte omstandigheden bij 1500-2000 microgram per kilogram PCB in vis. Deze gehalten zijn echter indicatief ,omdat deze slechts gebasseerd zijn op paling. Paling neemt door zijn vetgehalte enlipofiele karakter sneller de PCB's op [#1]. Daarnaast kunnen er ook nog andere verontreinigingen spelen [#1]. {section}{column:width=50%}{chart:type=XYline|title= Rust (Nest)|xlabel= verstoringsafstand in moerasgebieden (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || verstoringsafstand in moerasgebieden (m) || HSI || | 0 | 0 | | 300 | 0 | | 400 | 1 | | 600 | 1 | {chart} Referentie: [#1] NB. Deze waardes zijn bepaald op gebied van veldwaarnemingen gebasseerd op verstoring door recreatie. {column} {column:width=50%}{chart:type=XYline|title= Rust (Voedsel)|xlabel= verstoringsafstand op open water (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false} || verstoringsafstand op open water (m) || HSI || | 0 | 0 | | 100 | 0 | | 250 | 1 | | 600 | 1 | {chart} Referentie: [#1] NB. Deze waardes zijn bepaald op gebied van veldwaarnemingen gebasseerd op verstoring door recreatie. Deze afstanden zijn ook bij andere foeragerende watervogels in het veld geconstanteerd. {column}{section} h1. Onzekerheid en validatie (!) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd. Deze rekenregels zijn opgesteld aan de hand van een literatuuronderzoek [#1]. h1. Toepassingsgebied Deze rekenregels zijn opgesteld voor de aalscholver en zijn van toepassing in de zomermaanden op moerasgebieden en uiterwaarden als nesthabitat en wateren als voedselhabitat [#1]. De minimale grote van een moerasgebied en uiterwaarden is daarbij geindiceerd op 50 ha. Het gaat hierbij om ooibossen met tichelgatcomplexen, langs oude strangen, wielen, zandwinplassen en gringaten, langs nevengeulen en op de rivieroever. De minimale grote van het bosgebied is 1 ha. Bij wateren gaat het zowel stagnante als stromende open wateren met een minimaal oppervlak van 15 ha [#1]. h1. Voorbeeld project Niet aanwezig h1. Referenties 1 {anchor:1} Duel,

Bohdal

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

De aalscholver (Phalacrocorax carbo) en de kuifaalscholver (Phalacrocorax aristotelis) zijn de enige vertegenwoordigers van de aalscholverfamilie in Noordwest Europa. De aalscholver is een overheersend zwarte vogel. Een duidelijke witte vlek op de kop in de broedtijd onderscheidt de continentale ondersoort (P. carbo sinensis) van de Atlantische ondersoort (P. carbo carbo), die deze plek mist. De Atlantische ondersoort broedt in de kustgebieden van IJsland, Faroer-eilanden, Noorwegen, Britse eilanden, Ierland en Noordwest-Frankrijk. De Atlantische soort is een typische rotsbroeder. De belangrijkste Europese broedgebieden van de continentale soort zijn gelegen in Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden, Polen, Litouwen, Estland en Wit-Rusland #1. Hier onder wordt alleen de voorkeur van de continentale aalscholver beschrijven.

Aalscholvers leven in dichte kolonies (100-1000 broedparen). Een kolonie vestigt zich in bomen, bij voorkeur als deze voorkomen in moerasbossen, ooibossen, vloedbossen, en rietmoerassen. Vaak nestelen meerdere paren in een boom. Het is dan ook niet verbazend dat aalscholvers slechts één meter of minder rond het nest verdedigen. Dit kan betekenen dat er 15 tot 30 nesten in een boom voorkomen. Onder optimale omstandigheden kan dit oplopen tot >50 broedparen op een ha moerasbos. Naarmate de locatie ontoegankelijker is kunnen er kleine populaties ontstaan in kleine groepen bomen tot één enkele boom. Er zijn ook gevallen bekend dat de aalscholver zijn nest op boomloze eilandjes en zandbanken aanlegt #1.

Waar de aalscholver zijn nest maakt, treed al snel sterfte op van de ondergelegen vegetatie en de boom waarin genesteld wordt. Dit komt door de uitwerpselen van de aalscholver en de takken die hij voor de bouw van zijn nest van de bomen rooft. De aalscholver kolonie zit bij voorkeur in hoge bomen (>10 meter) en nestelen in rietland is weinig in trek. Nestelen op de kale bodem geschiedt alleen in grote kolonies #1.

Voedselhabitat en strategie

De aalscholver foerageert op vis in rivieren, meren en plassen. De aalscholver jaagt zijn prooi onder water en beschikt daarvoor over krachtige poten met zwemvliezen tussen de tenen. In Nederland vliegt en jaagt de aalscholver veelal in groepsverband. Het vissen in groepsverband heeft als voordeel dat de aalscholvers een vissenschool uit kunnen putten, waarna deze gemakkelijker gevangen worden. Deze groepsverbanden vissen met name in open water. Met name in troebel water blijkt het jagen in groepsverbanden een ideale techniek te zijn. Solitair vissende aalscholvers kiezen met name voor zandwinplassen en randen van meren om hun voedsel te vangen #1.

De aalscholver prefereert vis van 20 tot 30 cm lang. Aalscholvers zijn niet kieskeurig en de meest voorkomende vis vormt al snel de hoofdprooi. In Nederland foerageert de aalscholver voornamelijk op bodemvissen, waaronder paling (Anguilla anguilla) en blankvoorn (Rutilus rutilus). Ook rietvoorn (Rutilus erythrophthalmus), snoekbaars (Stizostedion lucioperca), pos (Gymnocephalus cernuus), kolblei (Blicca bjoerkna), spiering (Osmerus eperlanus) en baars (Perca fluviatilis) behoren tot de prooivissen. Onder de marine vissen zijn dit de jonge haring (Clupea harengus), sprot (Sprattus sprattus) en grondels. Brasems ouder dan 2 jaar zijn niet meer door de aalscholver te verorberen door hun hoge rug. Een zeldzame aanvulling op het dieet zijn (steur)garnalen, krabben, kikkers en kuikens van andere vogels. De voedselbehoefte van de aalscholver is in de zomer ongeveer 365 gram vis per dag en in de wintermaanden tussen de 100-700 gram vis per dag. De maximale voedsel inname per dag wordt geschat op 700 gram vis per dag #1.

De aalscholver kan tot op grote afstand van zijn broedgebied jagen. Er kunnen 2 tot 4 foerageervluchten per dag ondernomen worden, afhankelijk van of de vogel jongen heeft of niet. 50 km afstand is hierbij geen uitzondering. Vanaf 15-20 km worden het aantal voedselvluchten beperkt waardoor het broedsucces terugloopt #1.

Het voortplantingssucces is positief gecorreleerd aan het areaal helder open water binnen 30 km van de kolonie. Dit komt omdat de aalscholver een zichtjager is. Waarden onder de 40 cm doorzicht worden als ongeschikt beschouwd voor de aalscholver. Naast algenbloei kan slibopwerveling door windwerking een nadelig effect hebben op het doorzicht. Te helder water kan een negatief effect hebben, doordat de vissen dan om predatie te voorkomen in de diepere delen zwemmen #1.

Reproductie en migratie

Het overgrote deel van de aalscholvers broed in april t/m mei. Aalscholvers produceren 1 legsel per broedseizoen en na het leggen van het ei is de broedduur 23-24 dagen. Na 40 tot 50 dagen vliegen de jongen uit, waarna ze snel onafhankelijk worden. In het tweede levens jaar kunnen de aalscholvers al geslachtsrijp zijn, na vijf jaar nemen alle aalscholvers aan de voortplanting deel. De oudere aalscholvers leggen veelal grotere legsels dan de jonge.

In Nederland ruien de eerstejaars vogels en de oudere niet broedende aalscholvers in mei-juni, wat twee a 3 maanden eerder is dan de broedende vogels. In augustus-oktober verlaten het merendeel van de continentale aalscholvers de broedgebieden en trekt naar zuidelijke streken, een klein deel van de Aalscholvers overwinterd in ons land en krijgt gezelschap van Aalscholvers uit het Oostzeegebied. Het belangrijkste overwinteringsgebied ligt rondom de Middellandse Zee.

Leeftijd en mortaliteit

In het eerste levens jaar is de mortaliteit onder de vrouwtjes en mannetjes 36%. In het derde levensjaar is dit gereduceerd tot 9-14% voor vrouwtjes en 7-12% voor mannetjes. De hoge sterftecijfers, ook op latere leeftijd, worden mede veroorzaakt door de vele jachtslachtoffers. De gemiddelde overleving van vliegvlugge jongen tot geslachtsrijpe aalscholvers is 30-40%. Het gemiddelde voortplantingssucces van een kolonie wordt in belangrijke mate bepaald door de ecologische kwaliteit van de visgronden, de afstand van de kolonie naar de visgronden en de weersgesteldheid tijdens het broedseizoen. Aalscholvers kunnen 19 jaar worden in de vrije natuur #1.

Dosis-effect relaties

In dit model wordt gebruikt gemaakt van Visbiomassa.

Stroomdiagram







Dosis-effect relaties

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabeltype moeras (klassen)
dataOrientationvertical
titleType moeras
typebar
yLabelHSI

type moeras (klassen)

HSI

bos

1

struweel

0.4

riet

0.2

overig

0

6

0

Referentie: #1

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelafstand openwater-moeras (km)
dataOrientationvertical
titleAfstand tot moeras
typeXYline
yLabelHSI

afstand openwater-moeras (km)

HSI

1

1

12.5

1

15

0.8

17.5

0.8

20

0.5

22.5

0.5

25

0.2

30

0.2

32.5

0

40

0

Referentie: #1

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelwaterdiepte (m)
dataOrientationvertical
titleWaterdiepte
typeXYline
yLabelHSI

waterdiepte (m)

HSI

0

0

0.75

0

1

0.4

2

1

5

1

6

0.6

9

0.6

10

0.2

15

0.2

Referentie: #1

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabeldoorzicht (cm)
dataOrientationvertical
titleDoorzicht
typeXYline
yLabelHSI

doorzicht (cm)

HSI

0

0

40

0.4

60

0.8

100

1

120

1

Referentie: #1

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabeltotaal fosfaatgehalte (mg/L P)
dataOrientationvertical
titleTotaal fosfaatgehalte
typeXYline
yLabelHSI

totaal fosfaatgehalte (mg/L P)

HSI

0

0

0.02

0.2

0.05

0.3

0.10

0.5

0.15

0.7

0.20

1

0.50

1

0.55

0.4

Referentie: #1
NB. De aalscholver foerageert met name in voedselrijke tot zeer voedselrijke wateren. In voedsel arme wateren is de prooidichtheid te laag #1.

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelPBC-gehalte in vis (microgram/kilogram)
dataOrientationvertical
titlePBC-gehalte in vis
typeXYline
yLabelHSI

PBC-gehalte in vis (microgram/kilogram)

HSI

0

1

22.5

1

25

0.8

50

0.5

225

0.5

900

0.2

1000

0

Referentie: #1

Section
Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelverstoringsafstand in moerasgebieden (m)
dataOrientationvertical
titleRust (Nest)
typeXYline
yLabelHSI

verstoringsafstand in moerasgebieden (m)

HSI

0

0

300

0

400

1

600

1

Referentie: #1

Column
width50%
Chart
dataDisplaytrue
legendfalse
xlabelverstoringsafstand op open water (m)
dataOrientationvertical
titleRust (Voedsel)
typeXYline
yLabelHSI

verstoringsafstand op open water (m)

HSI

0

0

100

0

250

1

600

1

Referentie: #1
NB. Deze waardes zijn bepaald op gebied van veldwaarnemingen gebasseerd op verstoring door recreatie. Deze afstanden zijn ook bij andere foeragerende watervogels in het veld geconstanteerd.

Ornithologisch Basisregister #4

ecotoop-gebied

nest

voedsel

open water

 

++

rietvegetaties

 

 

ruigten

 

 

zandige, open ruigten en pioniersvegetaties

 

 

heide stuifzand, veen, open duin

 

 

grasland

 

 

akkers

 

 

struwelen

 

 

bos

++

 

bebouwd gebied

 

 

open gebied

 

 

Het nest wordt gemaakt op de struwelen en ruigten.

Het voedsel wordt onder water gezocht.

De bepalende factoren van voorkomen is de aanwezigheid van open water, vis en bomen.

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

Deze rekenregels zijn opgesteld aan de hand van een literatuuronderzoek #1.

Toepassingsgebied

Deze rekenregels zijn opgesteld voor de aalscholver en zijn van toepassing in de zomermaanden op moerasgebieden en uiterwaarden als nesthabitat en wateren als voedselhabitat #1.

Voorbeeld project

Niet aanwezig

Referenties

1

Anchor
1
1
Duel, H.,Specken,B.,Denneman,W.,

...

1994

...

.

...

Habitatmodel

...

Aalscholver:

...

een

...

model

...

voor

...

het

...

analyseren

...

van

...

de

...

kwaliteit

...

van

...

water-

...

en

...

moerasgebieden

...

als

...

broed-

...

en

...

foerageerhabitat

...

van

...

de

...

aalscholver

...

(Phalacrocorax

...

carbo).

...

Werkdocument

...

P95-019,

...

TNO-BSA,

...

Werkgroep

...

planning,

...

Delft,

...

december

...

1994

...


2

...

Anchor
2
2
Sierdsema
3
Anchor
3
3
Hanson,J.M.,

...

Legget,

...

W.C.,

...

1982.

...

Emperical

...

prediction

...

of

...

fish

...

biomass

...

and

...

yield.

...

Can.

...

J.

...

Fish.

...

Aquatic.

...

Sc

...

39:

...

257-263
4

Anchor
4
4
Sierdsema, H. Broedvogels en beheer. Staatsbosbeheer.SOVON. 1995