Page History

• Met D-Geo Flow kan de veiligheidsopgave van de Lekdijk op het traject Culemborg – Beatrixsluis scherper worden bepaald. Aan De Innovatieversneller is gevraagd hoe de resultaten moeten worden geïnterpreteerd, welke veiligheidsfactoren moeten worden gehanteerd voor bepaling van kritiek verval en pipelengte bij gebruik van D-Geo Flow.
• Voor het toepassen van nieuwe (niet volledig uitontwikkelde) kennis, zoals D-Geo Flow berekeningen, is  de context van de specifieke situatie, van belang. De nieuwe kennis dient in perspectief te worden gezet met het totaal van (kennis)onzekerheden en de afspraken die rondom kennisonzekerheden die impliciet in de bestaande praktijk gelden. In samenwerking tussen Deltares, Kennis voor Keringen en USACE wordt een Decision Support Framework (DSF) ontwikkeld dat toepassing van nieuwe kennis in projecten ondersteunt. Een eerste versie van het DSF is als pilot gebruikt voor het beantwoorden van de vraag.
• Voor beantwoording van de vraag zijn twee expert sessies georganiseerd.

Voor het ontwerp van heaveschermen spelen verschillende kennisvragen. Dit leidt tot verschillende aanpakken die in projecten worden gehanteerd. In een workshop met het project GOWA en het project WOS is de probleemdefinitie omtrent het ontwerp van heaveschermen nader uitgewerkt. De resultaten van deze werksessie zullen ook landen in de Publicatie heaveschermen.

• Voorlanden kunnen een significante weerstand tegen piping leveren maar die invloed wordt vaak niet meegenomen vanwege het risico van pipegroei onder het voorland. Daarom is het belangrijk om de optredende pipelengte in te kunnen schatten. D-Geo Flow kan daarvoor gebruikt worden maar dit is arbeidsintensief.
• Deze vraag voor het project Meanderende Maas betreft de toepassing van resultaten van het toen nog lopende Kennis voor Keringen Voorlanden Onderzoek 2021 voor het inschatten van de optredende pipelengte. Dit rapport is nu wel beschikbaar via (link).
  In het project zijn D-Geo Flow berekeningen slechts voor enkele plekken gemaakt. Daarom was de wens een inschatting te maken of deze locaties representatief waren voor de pipelengte langs het traject. In het KvK onderzoek zijn generieke curves ontwikkeld die gebruikt kunnen worden voor een eerste indicatie van de verwachte pipelengte. Door deze curves te implementeren in de piping tool kon een eerste inschatting gemaakt van verwachtte pipelengtes. Het KvK onderzoek gaat ook in op het beperkte toepassingsgebied van deze curves en de factoren die de resultaten beïnvloeden maar niet in het model zitten. Deze factoren zijn ook met het team besproken.
• Status: het antwoord op de vraag is gereviewed door het DIV|P strategieteam. Actuelere informatie over meenemen van voorland is te vinden in het KvK rapport.

• In het HDSR Innovatieproject ‘Parametrisch Ontwerpen’ wordt een tool ontwikkeld waarmee een aantal stappen bij de toepassing van een 3D ondergrondmodel in een pipinganalyse, al of niet in combinatie met Dpiping, geautomatiseerd kunnen worden uitgevoerd. Het innovatieproject is gekoppeld aan het versterkingsproject Culemborg-Beatrixsluizen (CUB).
• Automatiseren kan het werkproces behoorlijk vereenvoudigen. Te veel automatiseren is niet altijd zinvol en het verleden heeft aangetoond dat het centraal zetten van de tool of rekenmodel ongewenste effecten heeft. Door het project is daarom aan het de Innovatieversneller (DIV) en het Adviesteam Dijkontwerp aan het begin van het project advies gevraagd.
• Het advies betreft twee onderdelen:
• Het gebruik van een 3D model voor een 2D schematisatie voor pipinganalyses.
• De omgang met onzekerheden bij het automatiseren van pipinganalyses.
• Deze adviezen zijn tot stand gekomen in een tweetal werksessies met het Adviesteam Dijkontwerp.

• Voor de voorverkenning van dijkversterkingsproject Sprok – Sterreschans – Heteren wil Waterschap Rivierenland een lokaal verfijnd grondwaterstromingsmodel (MORIA) opzetten. Bij opzetten van en werken met het MORIA model wil het project rekening houden met de actuele kennis rondom modellering van de geohydrologie, zoals ontwikkeld in de Geohydrologische Aanpak Piping, en de kennisontwikkeling binnen KvK, HWBP, die relevant zijn voor het project. Hiervoor heeft de Innovatieversneller (DIV) een workshop georganiseerd met als doel het concept plan van aanpak aan te scherpen door aandachtspunten en aanbevelingen op te halen voor het werken met geohydrologische modellen, en om de relatie te leggen met overige ontwikkelingen op gebied van piping.
• Aspecten die relevant waren voor deze case, en naar verwachting ook relevant voor veel andere situaties zijn:
• Bij het opzetten van een lokaal verfijnd model wordt aanbevolen van grof naar fijn te werken om de informatie te verkrijgen die nodig is voor het beslisprobleem.
• Voor traject SSH wordt aanbevolen na te gaan of stoorlagen al in het model zitten, of deze relevant zijn voor de geohydrologie, en zo ja om met geologisch inzicht en ondergrondgegevens de verspreiding hiervan te onderzoeken. Idealiter is de onzekerheid in de ondergrondschematisatie klein, zodat met 1 ondergrondopbouw gewerkt kan worden.
• Aanbevolen wordt om in eerste instantie te zorgen voor een goed basis model met best guess waarden voor bodemopbouw en doorlatendheden. Dit model kan worden gekalibreerd met metingen en gebruikt worden om observaties te verklaren.
• Voor het simuleren van een hoogwater is aandacht nodig voor zaken die anders zijn bij hoogwater dan bij dagelijkse omstandigheden. Onzekerheden kunnen in eerste instantie in een overall factor op de modeluitkomsten meegenomen worden. Afhankelijk van de impact op het beslisprobleem kan overwogen worden met een stochastisch model te werken.
• De vraag hoe consistent om te gaan met de onzekerheden wanneer spreidingslengte bepaald wordt in het regionale model voor de piping analyse is besproken. Hier is geen standaard werkwijze voor maar drie mogelijke praktische werkwijzen worden geschetst.
• Dit memo is gereviewed door het DIV kernteam. De in ontwikkeling zijnde Publicatie Geohydrologische Aanpak Piping zal handvatten bieden om de beheerder te ondersteunen in de afweging welke methode geschikt is om de waterspanningen te bepalen, en voor het werken met lokaal verfijnde modellen.