Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Wiki Markup
{scrollbar}

h1. Aalscholver - _Phalacrocorax carbo_

h1. Algemeen
{section}{column:width=80%}
|| Algemene kenmerken || ||
| Naam soort(en)groep | Aalscholver - _Phalacrocorax carbo_ |
| Regio | Nederland |
| Watersysteem | meren, rivieren |
| Natuurparameter | vogels |
| HR nr | A005 |
| Factsheet opgemaakt door | K.E. van de Wolfshaar |{column}{column:width=20%}
| !Aalscholver (www.naturfoto.cz).jpg|thumbnail! |
| [www.naturfoto.cz] foto: J. Bohdal |{column}{section}

h1. Habitat beschrijving


h3. Algemeen voorkomen

De aalscholver (Phalacrocorax carbo) en de kuifaalscholver (Phalacrocorax aristotelis) zijn de enige vertegenwoordigers van de aalscholverfamilie in Noordwest Europa [#1]. De aalscholver is een overheersend zwarte vogel. Een duidelijke witte vlek op de kop in de broedtijd onderscheidt de continentale ondersoort (P. carbo sinensis) van de Atlantische ondersoort (P. carbo carbo), die deze plek mist [#1]. De Atlantische ondersoort broedt in de kustgebieden van Ijsland, Faroer-eilanden, Noorwegen, Britse eilanden, Ierland en Noordwest-Frankrijk.  De Atlantische soort is een typische rotsbroeder. De belangrijkst Europese broedgebieden van de continentale soort zijn gelegen in Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden, Polen, Litouwen, Estland en Wit-Rusland [#1]. Hier onder zullen we alleen de voorkeur van de continentale aalscholver beschrijven.

Aalscholvers leven in dichte kolonies (100-1000 broedparen). Een kolonie vestigt zich in bomen, bij voorkeur als deze voorkomen in moerasbossen, ooibossen, vloedbossen, en rietmoerassen [#1]. Vaak nestelen meerdere paren in een boom. Het is dan ook niet verbasend dat aalscholvers slechts één meter of minder rond het nest verdedigen [#1]. Dit kan betekenen dat er 15 tot 30 nesten in een boom voorkomen. Onder optimale omstandigheden kan dit oplopen tot >50 broedparen op een ha moerasbos [#1]. Naarmate de locatie ontoegankelijker is kunnen er kleine populaties ontstaan in kleine groepen bomen tot één enkele boom [#1]. Er zijn ook gevallen bekend dat de aalscholver zijn nest op boomloze eilandjes en zandbanken aanlegt [#1].

Waar de aalscholver zijn nest maakt treed al snel sterfte op van de ondergelegen vegetatie en de boom waarin genesteld wordt. Dit komt door de uitwerpselen van de aalscholver en de takken die hij voor de bouw van zijn nest van de bomen rooft [#1]. De aalscholver kolonie zit bij voorkeur in hoge bomen (>10 meter) en nestellen in rietland is weinig in trek. Nestellen op de kale bodem geschiedt alleen in grote kolonies [#1].

h3. Voedselhabitat en strategie

De aalscholver foerageert op vis in rivieren, meren en plassen. De aalscholver jaagt zijn prooi onder water en beschikt daarvoor over krachtige poten met zwemvliezen tussen de tenen. In Nederland vliegt en jaagt de aalscholver veelal in groepsverband [#1]. Het vissen in groepsverband heeft als voordeel dat de aalscholvers een vissenschool uit kunnen putten, waarna deze gemakkelijker gevangen worden [#1]. Deze groepsverbanden vissen met name in open water. Met name in troebel water blijkt het jagen in groepsverbanden een ideale techniek te zijn. Solitair vissende aalscholvers kiezen met name voor zandwinplassen en randen van meren om hun voedsel te vangen [#1].

De aalscholver prefereert vis van 20 tot 30 cm lang [#1]. Aalscholvers zijn niet kieskeurig en de meest voorkomende vis vormt al snel de hoofdprooi. In Nederland foerageert de aalscholver voornamelijk op bodemvissen, waaronder paling (Anguilla anguilla) en blankvoorn (Rutilus rutilus). Ook rietvoorn (Rutilus erythrophthalmus), snoekbaars (Stizostedion lucioperca), pos (Gymnocephalus cernuus), kolblei (Blicca bjoerkna), spiering (Osmerus eperlanus) en baars (Perca fluviatilis) behoort tot de prooivissen [#1]. Onder de mariene vissen zijn dit de jonge haring (Clupea harengus), sprot (Sprattus sprattus) en grondels [#1]. Brasems ouder dan 2 jaar zijn niet meer door de aalscholver te verorberen door hun hoge rug [#1]. Een zeldzame aanvulling op het dieet zijn (steur)garnalen, krabben, kikkers en kuikens van andere vogels [#1]. De voedselbehoefte van de aalscholver is in de zomer ongeveer 365 gram vis per dag en in de wintermaanden tussen de 100-700 gram vis per dag. De maximale voedsel inname per dag wordt geschat op 700 gram vis per dag [#1]. 

h3. Reproductie en migratie

Het overgrote deel van de aalscholvers broed in april t/m mei. Aalscholvers produceren 1 legsel per broedseizoen en na het leggen van het ei is de broedduur 23-24 dagen. Na 40 tot 50 dagen vliegen de jongen uit, waarna ze snel onafhankelijk worden. In het tweede levens jaar kunnen de aalscholvers al geslachtsrijp zijn, na vijf jaar nemen alle aalscholvers aan de voortplanting deel. De oudere aalscholvers leggen veelal grotere legsels dan de jonge.


In Nederland ruien de eerstejaars vogels en de oudere niet broedende aalscholvers in mei-juni, wat twee a 3 maanden eerder is dan de broedende vogels. In augustus-oktober verlaten het meerendeel van de continentale aalscholvers de broedgebieden en trekt naar zuidelijke streken, een klein deel van de Aalscholvers overwinterd in ons land en krijgt gezelschap van Aalscholvers uit het Oostzeegebied. Het belangrijkste overwinteringsgebied ligt rondom de Middelandse Zee. 


h3. Leeftijd en mortaliteit

In het eerste levens jaar is de mortaliteit onder de vrouwtjes en mannetjes 36%. In het derde levensjaar is dit gereduceerd tot 9-14% voor vrouwtjes en 7-12% voor mannetjes [#1]. De hoge sterftecijfers, ook op latere leeftijd, worden mede veroorzaakt door de vele jachtslachtoffers. Aalscholvers kunnen 19 jaar worden in de vrije natuur [#1]. 

Om een stabiele populatie te garanderen moet er een aanwas van 0.7 - 0.93 aan vliegvlugge jongen per paar zijn en adulten moeten een gemiddelde overlevingskans van 86% hebben [#1]. De gemiddelde overleving van vliegvlugge jongen tot geslachtsrijpe aalscholvers is 30-40% [#1]. Het gemiddelde voortplantingssucces van een kolonie wordt in belangrijke mate bepaald door de ecologische kwaliteit van de visgronden, de afstand van de kolonie naar de visgrondden en de weersgesteldheid tijdens het broedseizoen [#1].

h1. Dosis-effect relaties

h4. Stoomdiagram

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "HGI Nest Aalscholver |HGI Voedsel Aalscholver "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI Broedhabitat Aalscholver"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Type moeras | Rust "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI Nest Aalscholver"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Afstand tot moeras | Waterdiepte | Helderheid | Fosfaatgehalte | PBC in vis | Rust "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI Voedsel Aalscholver"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
{flowchart}
\\

h4. Dosis-effect relaties

Zie ook [Algemeen - Vis-etende vogels|Algemeen - Vis-etende vogels] en [Algemeen - Broed en rust habitat (Water)vogels|Algemeen - Broed en rust habitat (Water)vogels] voor algemene rekenregels voor vogels. 

Door Sierdsema 1995 is ...................Aartsen et al [#6]. 

{section}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Type moeras|xlabel=type moeras (klassen)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| type moeras (klassen) || HSI ||
| bos | 1 |
| struweel | 0.4 |
| riet | 0.2 |
| overig | 0 |
| 6 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. De aalscholver heeft een voorkeur voor moerasbossen (elzen- en wilgenbossen)en langs de rivieren in ooi- en vloedbossen met wilgen en populieren. Hierbij gaat de voorkeur uit naar hoge bomen (> 10 m) die regelmatig met hun voeten in het water staan of aan open water grenzen [#1]. Rietlanden met houtopslag worden als marginaal beschouwd [#1].
{column}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Afstand tot moeras|xlabel=afstand openwater-moeras (km)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| afstand openwater-moeras (km) || HSI ||
| < 15 | 1 |
| 15 - 20 | 0.8 |
| 20 - 25 | 0.5 |
| 25 - 30 | 0.2 |
| > 30 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}{section}{column:width=50%}
{chart:type=linebar|title=Waterdiepte|xlabel=waterdiepte (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| waterdiepte (m) || HSI ||
| < 1 | 0 |
| 1 - 2 | 0.4 |
| 2 - 5 | 1 |
| 5 - 10| 0.6 |
| > 10 | 0.2 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{column:width=50%}
{chart:type=XYline|title=Doorzicht|xlabel=doorzicht (cm)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| doorzicht (cm) || HSI ||
| 0 | 0 |
| 40 | 0.4 |
| 60 | 0.8 |
| 100| 1 |
| 120 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
{column}{section}

{section}{column:width=50%}{chart:type=linebar|title=Totaal fosfaatgehalte|xlabel= totaal fosfaatgehalte (mg/L P)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| totaal fosfaatgehalte (mg/L P) || HSI ||
| < 0.02 | 0 |
| 0.02 - 0.05 | 0.2 |
| 0.05 - 0.10 | 0.4 |
| 0.10 - 0.15 | 0.6 |
| 0.15 - 0.20 | 0.8 |
| 0.20 - 0.50 | 1 |
| > 0.50 | 0.4 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{column:width=50%}{chart:type=linebar|title=PBC-gehalte in vis|xlabel=PBC-gehalte in vis (microgram/kilogram)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| PBC-gehalte in vis (microgram/kilogram) || HSI ||
| < 25 | 1 |
| 25 - 50 | 0.8 |
| 50 - 250 | 0.5 |
| 250 - 1000 | 0.2 |
| > 1000 | 0 |
| >1000 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}
{section}{column:width=50%}{chart:type=barXYline|title= Rust (Nest)|xlabel= verstoringsafstand in moerasgebieden (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| verstoringsafstand in moerasgebieden (m) || HSI ||
| 0 | 0 |
| 300 | 0 |
| 400 | 1 |
| 600 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{column:width=50%}
{column:width=50%}{chart:type=barXYline|title= Rust (Voedsel)|xlabel= verstoringsafstand op open water (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| verstoringsafstand op open water (m) || HSI ||
| 0 | 0 |
| 100 | 0 |
| 250 | 1 |
| 600 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]

{column}{section}

h1. Onzekerheid en validatie

(!) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

h1. Toepassingsgebied

Meren, plassen en rivieren. De rekenregels voor Doorzicht, Waterdiepte en Voedselbeschikbaarheid zijn opgesteld voor het Veerse Meer [#5].

h1. Voorbeeld project

Niet aanwezig

h1. Referenties

1 {anchor:1}[http://www.soortenbank.nl/]
2 {anchor:2}[http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/]
3 {anchor:3}Duel, H. en Specken, B.. Habitatmodel Fuut: een model voor het bepalen van de kwaliteit van water\- en moerasgebieden als broedhabitat voor de Fuut (_Podiceps cristatus_). TNO-BSA Werkdocument P 94-029. 1994
4 {anchor: 4}Sierdsema, H.Broedvogels en beheer. Staatsbosbeheer.SOVON.1995
5 {anchor:5}Wijsman, J.\|Onderzoek naar de toekomstige waterkwaliteit en ecologie van het Veerse Meer. Studie naar het effect van het doorlaatmiddel en aanvullende maatregelen. Deel 2: Opzet en verificatie van de Habitat Evaluatie Procedure. WL\|Delft Hydraulics. november 2002
[#6]Aarts, H.P.A., Van der Lee, G., Van der Molen, D.T. Toepassing MORRES op het Volkerakmeer: Effecten van onzekerheden in de invoergegevens op de habitatgeschiktheid van de Baars, Waterral, Fuut, Otter, Woelmuis en Slobeend. Werkdocument 2001.136X. september 2001