Versions Compared

Key

  • This line was added.
  • This line was removed.
  • Formatting was changed.
Wiki Markup
{scrollbar}

h1. Kwak - _Nycticorax nycticorax_

h1. Algemeen
{section}{column:width=80%}
|| Algemene kenmerken || ||
| Naam soort(en)groep | Kwak - _Nycticorax nycticorax_ |
| Regio |  |
| Watersysteem |  |
| Natuurparameter | vogels |
| HR nr |  |
| Factsheet opgemaakt door | M.P. Weeber |{column}{column:width=20%}
| !Kwak (www.cedarcreek.umn.edu).jpg|thumbnail! |
| [www.cedarcreek.umn.edu] |{column}{section}

h1. Habitat beschrijving


h3. Algemeen voorkomen


h3. Voedselhabitat en strategie


h3. Reproductie en migratie


h3. Leeftijd en mortaliteit

h1. Dosis-effect relaties

h4. Stoomdiagram

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "HGI Nest Aalscholver |HGI Voedsel Aalscholver "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI Broedhabitat Aalscholver"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Type moeras | Rust "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI Nest Aalscholver"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
{flowchart}
\\

\\{flowchart}graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Afstand tot moeras | Waterdiepte | Helderheid | Fosfaatgehalte | PBC in vis | Rust "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI Voedsel Aalscholver"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
{flowchart}
\\

h4. Dosis-effect relaties

Zie ook [Algemeen - Vis-etende vogels|Algemeen - Vis-etende vogels] en [Algemeen - Broed en rust habitat (Water)vogels|Algemeen - Broed en rust habitat (Water)vogels] voor algemene rekenregels voor vogels. 

Door Sierdsema 1995 is ...................Aartsen et al [#2]. 

{section}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Type moeras|xlabel=type moeras (klassen)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| type moeras (klassen) || HSI ||
| bos | 1 |
| struweel | 0.4 |
| riet | 0.2 |
| overig | 0 |
| 6 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. De aalscholver heeft een voorkeur voor moerasbossen (elzen- en wilgenbossen)en langs de rivieren in ooi- en vloedbossen met wilgen en populieren. Hierbij gaat de voorkeur uit naar hoge bomen (> 10 m) die regelmatig met hun voeten in het water staan of aan open water grenzen [#1]. Rietlanden met houtopslag worden als marginaal beschouwd [#1]. Na een succesvol jaar worden de nesten hergebruikt. Het bestaat uit een stevig bouwsel van takken, bekleed met bladeren en waterplanten. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat het moeras-watergebieden zijn die groter zijn dan 50 ha en dat er minimaal 1 ha groot "bos"tot ontwikkeling is gekomen [#1].

{column}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Afstand tot moeras|xlabel=afstand openwater-moeras (km)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| afstand openwater-moeras (km) || HSI ||
| < 15 | 1 |
| 15 - 20 | 0.8 |
| 20 - 25 | 0.5 |
| 25 - 30 | 0.2 |
| > 30 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het gaat hierbij om openwateren zonder drijvende of emergente vegetatie. De aalscholver kan tot op grote afstand van zijn broegebied jagen. Er kunnen 2 tot 4 foerageervluchten per dag ondernomen worden, verschillende of de vogel jongen heeft of niet. 50 km afstand is hierbij geen uitzondering. Vanaf 15-20 km worden het aantal voedselvluchten beperkt waardoor het broedsucces terugloopt [#1]. {column}{section}{section}{column:width=50%}
{chart:type=bar|title=Waterdiepte|xlabel=waterdiepte (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| waterdiepte (m) || HSI ||
| < 1 | 0 |
| 1 - 2 | 0.4 |
| 2 - 5 | 1 |
| 5 - 10| 0.6 |
| > 10 | 0.2 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. In ondiepe meren wordt er met name op bodemvis gefoerageert. De aalscholver kan tot op een diepte van 9 meter duiken. Meestal vissen ze echter in water van 3 tot 4 meter diepte [#1]. Er wordt vanuitgegaan dat tijdens het broedseizoen met een visaanbod van 20 kg/ha er ca. 15 ha open water als jachtgebied nodig is voor een ouderpaar met 3 jongen [#1].

{column}{column:width=50%}
{chart:type=XYline|title=Doorzicht|xlabel=doorzicht (cm)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| doorzicht (cm) || HSI ||
| 0 | 0 |
| 40 | 0.4 |
| 60 | 0.8 |
| 100| 1 |
| 120 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Het voortplantingssucces is positief gecorreleerd aan het areaal helder open water binnen 30 km van de kolonie [#1]. Dit komt omdat de aalscholver een zichtjager is. Waarden onder de 40 cm doorzicht worden als ongeschikt beschouwd voor de aalscholver [#1]. Naast algenbloei kan slibopwerveling door windwerking een nadelig effect hebben op het doorzicht [#1]. Te helder water kan een negatief effect hebben, doordat de vissen dan om predatie te voorkomen in de diepere delen zwemmen [#1].
{column}{section}

{section}{column:width=50%}{chart:type=bar|title=Totaal fosfaatgehalte|xlabel= totaal fosfaatgehalte (mg/L P)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| totaal fosfaatgehalte (mg/L P) || HSI ||
| < 0.02 | 0 |
| 0.02 - 0.05 | 0.2 |
| 0.05 - 0.10 | 0.4 |
| 0.10 - 0.15 | 0.6 |
| 0.15 - 0.20 | 0.8 |
| 0.20 - 0.50 | 1 |
| > 0.50 | 0.4 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. De aalscholver foerageert met name in voedselrijke tot zeer voedselrijke wateren. In voedsel arme wateren is de prooidichtheid te laag. Te hoge voedselrijkdom kan echter nadelige effecten hebben op het doorzicht door algengroei [#1]. De relatie van Hanson en Legget (1982) [#3] geeft inzicht in het berekenen van de visbiomassa [#1].

{column}{column:width=50%}{chart:type=bar|title=PBC-gehalte in vis|xlabel=PBC-gehalte in vis (microgram/kilogram)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| PBC-gehalte in vis (microgram/kilogram) || HSI ||
| < 25 | 1 |
| 25 - 50 | 0.8 |
| 50 - 250 | 0.5 |
| 250 - 1000 | 0.2 |
| > 1000 | 0 |
| >1000 | 0 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Hierbij wordt het gemiddelde PCB-gehalte in eieren bedoelt [#1]. In de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig heeft de belasting van de natuur met PCB's, DDE en andere organische verontreinigingen sterfte onder de aalscholvers veroorzaakt. Dit kwam door het eten van besmette vis. Hierdoor nam ook het broedsucces af. Er blijkt een liniare relatie tussen het broedsucces en het PCB-gehalte in de eieren [#1]. Dit vertaalt zich naar een optimaal gehalte van <50 micorgram per kilogram, een subotimaal gehalte van 50-200 microgram per kilogram, matige omstandigheden bij 1000-2000 microgram per kilogram en slechte omstandigheden bij 1500-2000 microgram per kilogram PCB in vis. Deze gehalten zijn echter indicatief ,omdat deze slechts gebasseerd zijn op paling. Paling neemt door zijn vetgehalte enlipofiele karakter sneller de PCB's op [#1]. Daarnaast kunnen er ook nog andere verontreinigingen spelen [#1]. 
{column}{section}
 
{section}{column:width=50%}{chart:type=XYline|title= Rust (Nest)|xlabel= verstoringsafstand in moerasgebieden (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| verstoringsafstand in moerasgebieden (m) || HSI ||
| 0 | 0 |
| 300 | 0 |
| 400 | 1 |
| 600 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Deze waardes zijn bepaald op gebied van veldwaarnemingen gebasseerd op verstoring door recreatie.

{column}
{column:width=50%}{chart:type=XYline|title= Rust (Voedsel)|xlabel= verstoringsafstand op open water (m)|yLabel=HSI |dataDisplay=true|dataOrientation=vertical|legend=false}
|| verstoringsafstand op open water (m) || HSI ||
| 0 | 0 |
| 100 | 0 |
| 250 | 1 |
| 600 | 1 |
{chart}
Referentie: [#1]
NB. Deze waardes zijn bepaald op gebied van veldwaarnemingen gebasseerd op verstoring door recreatie. Deze afstanden zijn ook bij andere foeragerende watervogels in het veld geconstanteerd. 
{column}{section}

h1. Onzekerheid en validatie

(!) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

Deze rekenregels zijn opgesteld aan de hand van een literatuuronderzoek [#1].

h1. Toepassingsgebied

Deze rekenregels zijn opgesteld voor de aalscholver en zijn van toepassing in de zomermaanden op moerasgebieden en uiterwaarden als nesthabitat en wateren als voedselhabitat [#1]. De minimale grote van een moerasgebied en uiterwaarden is daarbij geindiceerd op 50 ha. Het gaat hierbij om ooibossen met tichelgatcomplexen, langs oude strangen, wielen, zandwinplassen en gringaten, langs nevengeulen en op de rivieroever. De minimale grote van het bosgebied is 1 ha. Bij wateren gaat het zowel stagnante als stromende open wateren met een minimaal oppervlak van 15 ha [#1].  

h1. Voorbeeld project

Niet aanwezig

h1. Referenties

1 {anchor:1} Duel, H.,Specken,B.,Denneman,W., 1994 . Habitatmodel Aalscholver: een model voor het analyseren van de kwaliteit van water- en moerasgebieden als broed- en foerageerhabitat van de aalscholver (Phalacrocorax carbo). Werkdocument P95-019, TNO-BSA, Werkgroep planning, Delft, december 1994
2 {anchor:2} Sierdsema
3 {anchor:3} Hanson,J.M., Legget, W.C., 1982. Emperical prediction of fish biomass and yield. Can. J. Fish. Aquatic. Sc 39: 257-263

...